BOK Mens en gezondheid adhv de leeruitkomsten
van leerjaar 2024/2025.
De leeruitkomsten zijn aangegeven in het groen. De belangrijkste punten zijn gemarkeerd
met de kleur blauw. Verdere toelichtingen of simplificaties zijn gemarkeerd in het rood.
Na de samenvatting van elke les volgen een aantal vragen in de vorm van waar of niet waar.
Deze kun je gebruiken om jezelf kort te toetsen.
,BOK Mens en gezondheid adhv de leeruitkomsten van leerjaar 2024/2025.....................1
Les 1.1. Gezondheid en ziekte. Heel hoofdstuk 1............................................................... 4
Visies op gezondheid............................................................................................. 4
Levensloop en gezondheid.....................................................................................6
Les 1.2 en 2.1 Gezondheidsvaardigheden en gezondheidsgedrag. Hoofdstuk 2 & 4.1.
Hoofdstuk 3.1, 5.1 en 5.2....................................................................................................... 8
Waar of niet waar?........................................................................................................... 12
Les 2.2 Stress en coping. Hoofdstuk 10 t/m 10.3 & 11 t/m 11.4....................................... 13
Stress................................................................................................................... 13
Acute stress bij rampen, examens....................................................................... 14
Chronische stress.................................................................................................14
Stress als fysiologische reactie............................................................................ 14
Stress en ziekte.................................................................................................... 15
Coping.................................................................................................................. 15
Waar of niet waar?........................................................................................................... 17
Les 3.1 Stressinterventies Hoofdstuk 12.1 en 12.2...........................................................19
Gedachten die leiden tot negatieve emoties........................................................ 19
Ontspanningstechnieken en interventies..............................................................19
Waar of niet waar?........................................................................................................... 20
Les 3.2 Positieve psychologie. Literatuur positieve psychologie...................................21
Seligman’s well-being theorie...............................................................................21
Toepassingen van positieve psychologie............................................................. 21
Les 4.1 Werkstress Hoofdstuk Literatuur 1 Theoretische modellen werkstress........... 22
DCS Model (Demand Control Support)................................................................ 22
Job Demands-Recources Model (JDR)................................................................22
Person-Environment Fit Model............................................................................. 23
Effort-Reward Imbalance Model........................................................................... 23
Waar of niet waar?........................................................................................................... 24
Les 4.2 Burn-out en bevlogenheid. Hoofdstuk 10.2.2. Voorbereidende literatuur 1...... 25
Ontstaan............................................................................................................... 25
Les 5.1 Introductie psychopathologie. Boek psychiatrie Hoofdstuk 1.1, 1.2 3.1 en 3.3....
26
Normaal en abnormaal gedrag.............................................................................26
DSM......................................................................................................................27
Soorten hulpverleners.......................................................................................... 27
Wat mag een TP’er wel/niet doen na zijn/haar studie?........................................ 28
Waar of niet waar?........................................................................................................... 28
Les 5.2 Stressgerelateerde stoornissen en somatische-symptoomstoornis. Boek
psychiatrie Hoofdstuk 4.2.3, 4.2.4, 4.3, 4.4 en 6.3............................................................. 29
Aard van levensgebeurtenissen........................................................................... 29
Stressgerelateerde stoornissen............................................................................29
Traumatische stressstoornis.................................................................................30
Somatische-symptoomstoornis en verwante stoornissen.................................... 30
Les 6.1 Angststoornissen en obsessief-compulsieve stoornissen. Boek psychiatrie
Hoofdstuk 5.......................................................................................................................... 32
, Overeenkomsten van angststoornissen............................................................... 32
Paniekstoornis...................................................................................................... 32
Gegeneraliseerde angststoornis...........................................................................33
Fobieën.................................................................................................................34
Behandelmethoden.............................................................................................. 35
Obsessieve compulsieve stoornis (OCD).............................................................36
Behandelingen voor OCD.....................................................................................37
Les 6.2 Stemmingsstoornissen. Boek psychiatrie Hoofdstuk 7......................................38
Les 7.1 Middelengerelateerde- en verslavingsstoornissen. Boek psychiatrie Hoofdstuk
8 en 9.1 t/m 9.5......................................................................................................................41
Middelen gerelateerde stoornissen...................................................................... 41
Eetstoornissen......................................................................................................43
Les 7.2 Persoonlijkheidsstoornissen en dissociatieve stoornissen. Boek psychiatrie
Hoofdstuk 12.1 t/m 12.7 en 6.1 t/m 6.2.5............................................................................ 44
Dissociatieve stoornissen..................................................................................... 46
Les 8.1 Psychotische stoornissen. Boek psychiatrie Hoofdstuk 11.1 t/m 11.3 en 11.5.48
Les 8.2 Kwaliteit van leven. Boek psychiatrie Hoofdstuk 13 t/m 13.3 en 16...................52
Stadia van ziekten................................................................................................ 52
Waar of niet waar?................................................................................................53
,Les 1.1. Gezondheid en ziekte. Heel hoofdstuk 1.
● De student kan diverse visies op gezondheid benoemen en kan uitleggen
wat gezondheidspsychologie inhoudt.
Visies op gezondheid
Hippocrates schreef ziekte toe aan humores: gele gal (cholerisch of boosaardig
temperament), slijm (kalm of flegmatisch temperament), zwart gal (droefenis), bloed
(optimistische of sanguine persoonlijkheid.) Tussen de haakjes is het effect bij een overmaat aan voornoemde
humores. Pogingen tot genezing door balans te brengen d.m.v. aderlaten, vasten, dieet of
geneesmiddelen.
Etiologie: De oorzaak van een ziekte.
Dualisme: Het idee dat lichaam en geest afzonderlijke eenheden zijn. Lichaam is materieel
en geest is niet-materieel. (Zelfde idee als Descartes.)
Mechanistische benadering: Benadering die het gedrag reduceert tot het niveau van het
orgaan of de lichamelijke functie. Lichamelijke processen worden verklaard met
mechanische en biologische principes, zonder invloed van de geest. De geest en het
lichaam staan hierbij als gescheiden entiteiten tegenover elkaar. (Geassocieerd met het
biomedisch ziektemodel.)
Biomedisch ziektemodel: Opvatting dat ziekten en symptomen een achterliggende
fysiologische verklaring hebben en dat daarmee ook genezing mechanistisch en rechtlijnig
werkt. Het idee dat ziektes een lichamelijke oorzaak hebben en je ze op een logische,
eenvoudige manier kunt genezen.
Biopsychosociaal ziektemodel: Standpunt dat ziekten en symptomen door een combinatie
van lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden verklaard.
,Positieve gezondheid, 6 dimensies van gezondheid van Machteld Huber
Mortaliteit: Vaak uitgedrukt in de vorm van sterftecijfers (in een gegeven populatie en/of in
een gegeven jaar toegeschreven aan een bepaalde aandoening.) Bijvoorbeeld het aantal
sterfgevallen als gevolg van kanker onder vrouwen in 2002.
Lekentheorieën over gezondheid
Sociale representatie van gezondheid: Datgene wat mensen onder gezondheid verstaan.
(Welzijn, geen ziekte.)
Gezondheidsgedrag: Gedrag, ongeacht de gezondheidstoestand waarin men zich bevindt,
dat is bedoeld om de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden,
bijvoorbeeld gezonde voeding of sporten. Gedrag om gezond te blijven of gezonder te
worden, zoals gezond eten of sporten.
Verschillende opvattingen van gezondheid (volgens leken.) (Blaxter).
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) over gezondheid
‘Volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn.’
,Crossculturele perspectieven over gezondheid
Holistische benadering: Niet alleen naar het lichamelijke of waarneembare, maar het hele
‘zijn’. (India, Afrika.)
Collectivistische benadering: Het individu is onderdeel van een groter geheel en
handelingen worden meer voor collectief dan voor individuele behoeften en wensen
gemotiveerd. (China, Japan.) Een collectivistische benadering kijkt naar gezondheid als iets
dat de hele groep of gemeenschap beïnvloedt, niet alleen het individu.
Individualistische benadering: Legt de verantwoordelijkheid bij het individu. Het zijn de
individuele behoeften en wensen die het gedrag motiveren. (VS, Nederland, westerse
culturen.)
Ziekteattributie: Toekenning van de oorzaak van een ziekte. Bij zogeheten externe
ziekteattributies legt men de oorzaak van de ziekte buiten de persoon, door die toe te
schrijven aan het lot, verkeerde informatie of aan een losliggende traploper. Bij interne
ziekteattributies zoekt men de oorzaak bij zichzelf. Ziekteattributie is het toewijzen van de
oorzaak van ziekte. Bij externe attributie ligt de oorzaak buiten de persoon, zoals pech of
een ongeluk. Bij interne attributie wijt de persoon de oorzaak aan zichzelf.
Levensloop en gezondheid
- Kinderen
Kinderen kijken bijvoorbeeld anders aan tegen de griep dan ouderen.
Kinderen hebben vaak onbegrip of weten niet hoe besmetting werkt.
Onderzoeken (in het algemeen)
Kwalitatieve methoden: Maakt gebruik van beschrijvingen (kwalificaties) van de
ervaringen, aannames en gedragingen van een bepaalde groep mensen.
Kwantitatieve methoden: Gaan uit van berekeningen (kwantificaties) van de frequentie of
de hoeveelheid ervaringen, aannames en gedragingen van een grote, representatieve
groep.
- Pubers
Fysiologisch: Ontwikkelen begrip dat gezondheid in verband staat met genen,
milieuvervuiling en gedrag.
Psychofysiologisch: Ontwikkelen begrip dat lichaam en geest interactie hebben,
bijvoorbeeld stress, en weten dat dit ziekte kan veroorzaken of kan verergeren.
- Volwassenen
De kans dat volwassenen nieuw gedrag vertonen dat een risico op de gezondheid vormt is
kleiner dan bij pubers. Volwassenen laten zich regelmatiger medisch onderzoeken, sporten
meer en eten gezonder.
- Ouderen
Ouderen gaan minder bewegen. (Door angst voor overbelasting.)
Ouderen behouden een positieve opvatting over hun gezondheid (over het algemeen.)
,Ouderen vinden lichamelijk en geestelijk functioneren, een sociaal netwerk, mogelijkheid om
hulp te krijgen/bieden, een schone veilige omgeving en gelegenheid tot recreatie belangrijk.
Epidemiologie: Bestuderen van ziektepatronen in verschillende populaties en relatie met
factoren zoals leefwijze.
Incidentie: Het aantal nieuwe gevallen van een ziekte gedurende een specifiek tijdsinterval.
Zelfconcept: De bewuste gedachten en aanname over jezelf die je het gevoel geven dat je
anders bent dan anderen en dat je als afzonderlijk persoon bestaat.
Wat is gezondheidspsychologie?
Gezondheidspsychologie (Matarazzo): Specifieke onderwijskundige, wetenschappelijke en
professionele bijdragen van het vakgebied psychologie die zich over de bevordering en het
behoud van de gezondheid, de voorlichting over en de behandeling van ziekten en de
daaraan gerelateerde disfunctie buigen.
- Psychosomatische geneeskunde. Geest en lichaam zijn betrokken bij ziekte. Waar
een lichamelijke oorzaak geen inzicht geeft, dient een psychische oorzaak
onderzocht te worden.
- Gedragsgeneeskunde. Onderzoek hoe gedrag, psychologie en biologie samen
iemands gezondheid beïnvloeden en helpt bij het voorkomen en behandelen van
ziekten.
- Medische psychologie: Kijken niet biologisch maar holistisch (whole-person.) Is meer
een beroep dan een specifiek academisch vakgebied.
- Medische sociologie: Gezondheid en ziekten worden bestudeerd in relatie tot sociale
factoren.
- Klinische psychologie: Richt zich op geestelijke gezondheid, diagnose en
behandeling.
, Les 1.2 en 2.1 Gezondheidsvaardigheden en
gezondheidsgedrag. Hoofdstuk 2 & 4.1. Hoofdstuk
3.1, 5.1 en 5.2.
● De student kan verschillende niveaus van gezondheidsvaardigheden
ontdekken aan de hand van een casus.
● De student kan uitleggen wat gezondheidsbevorderend gedrag en
ongezond gedrag is en kan benoemen welke factoren hierop van invloed
zijn.
● De student kan benoemen wat van invloed is op therapietrouw.
Gezondheidsvaardigheden.
Vaardigheden van mensen om informatie over gezondheid te verkrijgen, begrijpen,
beoordelen en te gebruiken bij het nemen van gezondheidsgerelateerde beslissingen.
Oude mensen of laaggeletterde hebben vaak beperkte gezondheidsvaardigheden voor het
juist innemen van medicijnen, digitale vaardigheden, brieven & mails begrijpen en uitleg en
adviezen begrijpen en in de praktijk brengen.
Persoonlijke gezondheidsvaardigheden zijn vaardigheden van mensen om informatie
over gezondheid te verkrijgen, te begrijpen, te beoordelen en te gebruiken bij het nemen van
gezondheidsgerelateerde beslissingen.
Drie typen vaardigheden spelen een rol
Functioneel (zoals lezen en schrijven, rekenen, zoeken op internet)
Interactief of communicatief (zoals begrijpend lezen, abstract denken, hoofd- van
bijzaken scheiden, reflecteren)
Kritisch (zoals toepassen van informatie, ordenen, vooruitdenken, prioriteiten
stellen)
In het dagelijks leven hebben mensen die minder gezondheidsvaardig zijn onder andere
moeite met:
medicijnen op de juiste manier innemen
de weg vinden in het ziekenhuis
zoeken op het internet (digitale vaardigheden)
(uitnodigings)brieven en mails begrijpen
folders, websites, formulieren, bijsluiters begrijpen
gesprekken met zorgverleners voeren
uitleg en adviezen begrijpen en in praktijk brengen
van leerjaar 2024/2025.
De leeruitkomsten zijn aangegeven in het groen. De belangrijkste punten zijn gemarkeerd
met de kleur blauw. Verdere toelichtingen of simplificaties zijn gemarkeerd in het rood.
Na de samenvatting van elke les volgen een aantal vragen in de vorm van waar of niet waar.
Deze kun je gebruiken om jezelf kort te toetsen.
,BOK Mens en gezondheid adhv de leeruitkomsten van leerjaar 2024/2025.....................1
Les 1.1. Gezondheid en ziekte. Heel hoofdstuk 1............................................................... 4
Visies op gezondheid............................................................................................. 4
Levensloop en gezondheid.....................................................................................6
Les 1.2 en 2.1 Gezondheidsvaardigheden en gezondheidsgedrag. Hoofdstuk 2 & 4.1.
Hoofdstuk 3.1, 5.1 en 5.2....................................................................................................... 8
Waar of niet waar?........................................................................................................... 12
Les 2.2 Stress en coping. Hoofdstuk 10 t/m 10.3 & 11 t/m 11.4....................................... 13
Stress................................................................................................................... 13
Acute stress bij rampen, examens....................................................................... 14
Chronische stress.................................................................................................14
Stress als fysiologische reactie............................................................................ 14
Stress en ziekte.................................................................................................... 15
Coping.................................................................................................................. 15
Waar of niet waar?........................................................................................................... 17
Les 3.1 Stressinterventies Hoofdstuk 12.1 en 12.2...........................................................19
Gedachten die leiden tot negatieve emoties........................................................ 19
Ontspanningstechnieken en interventies..............................................................19
Waar of niet waar?........................................................................................................... 20
Les 3.2 Positieve psychologie. Literatuur positieve psychologie...................................21
Seligman’s well-being theorie...............................................................................21
Toepassingen van positieve psychologie............................................................. 21
Les 4.1 Werkstress Hoofdstuk Literatuur 1 Theoretische modellen werkstress........... 22
DCS Model (Demand Control Support)................................................................ 22
Job Demands-Recources Model (JDR)................................................................22
Person-Environment Fit Model............................................................................. 23
Effort-Reward Imbalance Model........................................................................... 23
Waar of niet waar?........................................................................................................... 24
Les 4.2 Burn-out en bevlogenheid. Hoofdstuk 10.2.2. Voorbereidende literatuur 1...... 25
Ontstaan............................................................................................................... 25
Les 5.1 Introductie psychopathologie. Boek psychiatrie Hoofdstuk 1.1, 1.2 3.1 en 3.3....
26
Normaal en abnormaal gedrag.............................................................................26
DSM......................................................................................................................27
Soorten hulpverleners.......................................................................................... 27
Wat mag een TP’er wel/niet doen na zijn/haar studie?........................................ 28
Waar of niet waar?........................................................................................................... 28
Les 5.2 Stressgerelateerde stoornissen en somatische-symptoomstoornis. Boek
psychiatrie Hoofdstuk 4.2.3, 4.2.4, 4.3, 4.4 en 6.3............................................................. 29
Aard van levensgebeurtenissen........................................................................... 29
Stressgerelateerde stoornissen............................................................................29
Traumatische stressstoornis.................................................................................30
Somatische-symptoomstoornis en verwante stoornissen.................................... 30
Les 6.1 Angststoornissen en obsessief-compulsieve stoornissen. Boek psychiatrie
Hoofdstuk 5.......................................................................................................................... 32
, Overeenkomsten van angststoornissen............................................................... 32
Paniekstoornis...................................................................................................... 32
Gegeneraliseerde angststoornis...........................................................................33
Fobieën.................................................................................................................34
Behandelmethoden.............................................................................................. 35
Obsessieve compulsieve stoornis (OCD).............................................................36
Behandelingen voor OCD.....................................................................................37
Les 6.2 Stemmingsstoornissen. Boek psychiatrie Hoofdstuk 7......................................38
Les 7.1 Middelengerelateerde- en verslavingsstoornissen. Boek psychiatrie Hoofdstuk
8 en 9.1 t/m 9.5......................................................................................................................41
Middelen gerelateerde stoornissen...................................................................... 41
Eetstoornissen......................................................................................................43
Les 7.2 Persoonlijkheidsstoornissen en dissociatieve stoornissen. Boek psychiatrie
Hoofdstuk 12.1 t/m 12.7 en 6.1 t/m 6.2.5............................................................................ 44
Dissociatieve stoornissen..................................................................................... 46
Les 8.1 Psychotische stoornissen. Boek psychiatrie Hoofdstuk 11.1 t/m 11.3 en 11.5.48
Les 8.2 Kwaliteit van leven. Boek psychiatrie Hoofdstuk 13 t/m 13.3 en 16...................52
Stadia van ziekten................................................................................................ 52
Waar of niet waar?................................................................................................53
,Les 1.1. Gezondheid en ziekte. Heel hoofdstuk 1.
● De student kan diverse visies op gezondheid benoemen en kan uitleggen
wat gezondheidspsychologie inhoudt.
Visies op gezondheid
Hippocrates schreef ziekte toe aan humores: gele gal (cholerisch of boosaardig
temperament), slijm (kalm of flegmatisch temperament), zwart gal (droefenis), bloed
(optimistische of sanguine persoonlijkheid.) Tussen de haakjes is het effect bij een overmaat aan voornoemde
humores. Pogingen tot genezing door balans te brengen d.m.v. aderlaten, vasten, dieet of
geneesmiddelen.
Etiologie: De oorzaak van een ziekte.
Dualisme: Het idee dat lichaam en geest afzonderlijke eenheden zijn. Lichaam is materieel
en geest is niet-materieel. (Zelfde idee als Descartes.)
Mechanistische benadering: Benadering die het gedrag reduceert tot het niveau van het
orgaan of de lichamelijke functie. Lichamelijke processen worden verklaard met
mechanische en biologische principes, zonder invloed van de geest. De geest en het
lichaam staan hierbij als gescheiden entiteiten tegenover elkaar. (Geassocieerd met het
biomedisch ziektemodel.)
Biomedisch ziektemodel: Opvatting dat ziekten en symptomen een achterliggende
fysiologische verklaring hebben en dat daarmee ook genezing mechanistisch en rechtlijnig
werkt. Het idee dat ziektes een lichamelijke oorzaak hebben en je ze op een logische,
eenvoudige manier kunt genezen.
Biopsychosociaal ziektemodel: Standpunt dat ziekten en symptomen door een combinatie
van lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden verklaard.
,Positieve gezondheid, 6 dimensies van gezondheid van Machteld Huber
Mortaliteit: Vaak uitgedrukt in de vorm van sterftecijfers (in een gegeven populatie en/of in
een gegeven jaar toegeschreven aan een bepaalde aandoening.) Bijvoorbeeld het aantal
sterfgevallen als gevolg van kanker onder vrouwen in 2002.
Lekentheorieën over gezondheid
Sociale representatie van gezondheid: Datgene wat mensen onder gezondheid verstaan.
(Welzijn, geen ziekte.)
Gezondheidsgedrag: Gedrag, ongeacht de gezondheidstoestand waarin men zich bevindt,
dat is bedoeld om de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden,
bijvoorbeeld gezonde voeding of sporten. Gedrag om gezond te blijven of gezonder te
worden, zoals gezond eten of sporten.
Verschillende opvattingen van gezondheid (volgens leken.) (Blaxter).
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) over gezondheid
‘Volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn.’
,Crossculturele perspectieven over gezondheid
Holistische benadering: Niet alleen naar het lichamelijke of waarneembare, maar het hele
‘zijn’. (India, Afrika.)
Collectivistische benadering: Het individu is onderdeel van een groter geheel en
handelingen worden meer voor collectief dan voor individuele behoeften en wensen
gemotiveerd. (China, Japan.) Een collectivistische benadering kijkt naar gezondheid als iets
dat de hele groep of gemeenschap beïnvloedt, niet alleen het individu.
Individualistische benadering: Legt de verantwoordelijkheid bij het individu. Het zijn de
individuele behoeften en wensen die het gedrag motiveren. (VS, Nederland, westerse
culturen.)
Ziekteattributie: Toekenning van de oorzaak van een ziekte. Bij zogeheten externe
ziekteattributies legt men de oorzaak van de ziekte buiten de persoon, door die toe te
schrijven aan het lot, verkeerde informatie of aan een losliggende traploper. Bij interne
ziekteattributies zoekt men de oorzaak bij zichzelf. Ziekteattributie is het toewijzen van de
oorzaak van ziekte. Bij externe attributie ligt de oorzaak buiten de persoon, zoals pech of
een ongeluk. Bij interne attributie wijt de persoon de oorzaak aan zichzelf.
Levensloop en gezondheid
- Kinderen
Kinderen kijken bijvoorbeeld anders aan tegen de griep dan ouderen.
Kinderen hebben vaak onbegrip of weten niet hoe besmetting werkt.
Onderzoeken (in het algemeen)
Kwalitatieve methoden: Maakt gebruik van beschrijvingen (kwalificaties) van de
ervaringen, aannames en gedragingen van een bepaalde groep mensen.
Kwantitatieve methoden: Gaan uit van berekeningen (kwantificaties) van de frequentie of
de hoeveelheid ervaringen, aannames en gedragingen van een grote, representatieve
groep.
- Pubers
Fysiologisch: Ontwikkelen begrip dat gezondheid in verband staat met genen,
milieuvervuiling en gedrag.
Psychofysiologisch: Ontwikkelen begrip dat lichaam en geest interactie hebben,
bijvoorbeeld stress, en weten dat dit ziekte kan veroorzaken of kan verergeren.
- Volwassenen
De kans dat volwassenen nieuw gedrag vertonen dat een risico op de gezondheid vormt is
kleiner dan bij pubers. Volwassenen laten zich regelmatiger medisch onderzoeken, sporten
meer en eten gezonder.
- Ouderen
Ouderen gaan minder bewegen. (Door angst voor overbelasting.)
Ouderen behouden een positieve opvatting over hun gezondheid (over het algemeen.)
,Ouderen vinden lichamelijk en geestelijk functioneren, een sociaal netwerk, mogelijkheid om
hulp te krijgen/bieden, een schone veilige omgeving en gelegenheid tot recreatie belangrijk.
Epidemiologie: Bestuderen van ziektepatronen in verschillende populaties en relatie met
factoren zoals leefwijze.
Incidentie: Het aantal nieuwe gevallen van een ziekte gedurende een specifiek tijdsinterval.
Zelfconcept: De bewuste gedachten en aanname over jezelf die je het gevoel geven dat je
anders bent dan anderen en dat je als afzonderlijk persoon bestaat.
Wat is gezondheidspsychologie?
Gezondheidspsychologie (Matarazzo): Specifieke onderwijskundige, wetenschappelijke en
professionele bijdragen van het vakgebied psychologie die zich over de bevordering en het
behoud van de gezondheid, de voorlichting over en de behandeling van ziekten en de
daaraan gerelateerde disfunctie buigen.
- Psychosomatische geneeskunde. Geest en lichaam zijn betrokken bij ziekte. Waar
een lichamelijke oorzaak geen inzicht geeft, dient een psychische oorzaak
onderzocht te worden.
- Gedragsgeneeskunde. Onderzoek hoe gedrag, psychologie en biologie samen
iemands gezondheid beïnvloeden en helpt bij het voorkomen en behandelen van
ziekten.
- Medische psychologie: Kijken niet biologisch maar holistisch (whole-person.) Is meer
een beroep dan een specifiek academisch vakgebied.
- Medische sociologie: Gezondheid en ziekten worden bestudeerd in relatie tot sociale
factoren.
- Klinische psychologie: Richt zich op geestelijke gezondheid, diagnose en
behandeling.
, Les 1.2 en 2.1 Gezondheidsvaardigheden en
gezondheidsgedrag. Hoofdstuk 2 & 4.1. Hoofdstuk
3.1, 5.1 en 5.2.
● De student kan verschillende niveaus van gezondheidsvaardigheden
ontdekken aan de hand van een casus.
● De student kan uitleggen wat gezondheidsbevorderend gedrag en
ongezond gedrag is en kan benoemen welke factoren hierop van invloed
zijn.
● De student kan benoemen wat van invloed is op therapietrouw.
Gezondheidsvaardigheden.
Vaardigheden van mensen om informatie over gezondheid te verkrijgen, begrijpen,
beoordelen en te gebruiken bij het nemen van gezondheidsgerelateerde beslissingen.
Oude mensen of laaggeletterde hebben vaak beperkte gezondheidsvaardigheden voor het
juist innemen van medicijnen, digitale vaardigheden, brieven & mails begrijpen en uitleg en
adviezen begrijpen en in de praktijk brengen.
Persoonlijke gezondheidsvaardigheden zijn vaardigheden van mensen om informatie
over gezondheid te verkrijgen, te begrijpen, te beoordelen en te gebruiken bij het nemen van
gezondheidsgerelateerde beslissingen.
Drie typen vaardigheden spelen een rol
Functioneel (zoals lezen en schrijven, rekenen, zoeken op internet)
Interactief of communicatief (zoals begrijpend lezen, abstract denken, hoofd- van
bijzaken scheiden, reflecteren)
Kritisch (zoals toepassen van informatie, ordenen, vooruitdenken, prioriteiten
stellen)
In het dagelijks leven hebben mensen die minder gezondheidsvaardig zijn onder andere
moeite met:
medicijnen op de juiste manier innemen
de weg vinden in het ziekenhuis
zoeken op het internet (digitale vaardigheden)
(uitnodigings)brieven en mails begrijpen
folders, websites, formulieren, bijsluiters begrijpen
gesprekken met zorgverleners voeren
uitleg en adviezen begrijpen en in praktijk brengen