Kennislijn
Mens in context
Week 1
Concepten:
Herhaling jaar 1:
Stress
Copingstijlen (7)
Cognitieve dissonantiereductie
Nieuw in jaar 2:
Leefstijl
Omgevingsdeterminanten
Gedragsdeterminanten van persoonlijke aard (9)
H19 Cognitieve dissonantie
Cognitieve dissonantie: Je hebt iets gedaan maar realiseert je dat wat je deed niet klopt met wat je
eigenlijk vindt. Zo’n tegenstrijdigheid roept dan een vervelend gevoel van spanning op.
Cognitieve dissonantiereductie: Omdat het gevoel van cognitieve dissonantie zo onprettig is, zal je
proberen het ongedaan te maken, weg te werken. Zodra je mening en je gedrag weer op een lijn
zitten, neemt de spanning af.
Deze reductie kan op verschillende manieren plaatsvinden:
1. Je kunt je gedrag veranderen
2. Je opvattingen veranderen
3. Het veranderen van de manier waarop je kijkt naar je gedrag of opvattingen
H31 stress
Stress: Een lichamelijke reactie op een bedreiging, op gevaar.
, 3 bekende reacties op gevaar:
1. Vechten (fight)
2. Vluchtend (flight)
3. Bevriezen (freeze)
4. (Zorgen en verbinden (tend-and-befriend))
Je reactie op stress hangt af van je situatie en persoonlijkheid. Het wordt in eerste instantie gedaan
via het autonome zenuwstelsel. Hierdoor heb je er geen controle over en kun je het ook niet aan- of
afleren. Het werkt door middel van hormonen. Dat zijn er in eerste instantie twee, adrenaline en
noradrenaline, die worden afgescheiden door de bijnieren. Als de stress wat langer duurt, komt er
een tweede reactie op gang via de hersenen. Het hormoon cortisol wordt aangemaakt en dat heeft
on der andere als effect dat we stressvolle gebeurtenissen beter onthouden.
Functionele stress (eustress): Als het je oppept en niet verlamd. Je bent klaarwakker en scherp, als je
stress hebt gaap je nooit.
Stressoren: stressveroorzakers
Burn-out: Langdurige stress heeft zo’n belastend effect op de psyche en het lichaam dat je heel
systeem op een zeker moment als het ware overloopt, er is een fataal punt bereikt.
Een burn-out uit zich op 3 manieren:
1. Lichamelijke kenmerken. Vermoeidheid, slapeloosheid, verandering van eetlust, hoofdpijn
enz.
2. Psychische symptomen. Moeheid in het hoofd – het gevoel het niet meer aan te kunnen,
geheugenproblemen, concentratieproblemen enz.
3. Gedragskenmerken. Fouten gaan maken en tegelijkertijd nog meer je best gaan doen, sociale
contacten verminderen, middelen gebruiken om jezelf op te peppen zoals alcohol.
Stressbronnen:
1. Gebrek aan controle.
2. Gebrek aan kennis en vaardigheden
3. Overvloed aan prikkels
4. Tijdgebrek
5. Relaties
6. Werkstress
7. Keuzestress
o Paradox of choice: wanneer het kiezen een serieus probleem wordt. Wat een
voordeel lijkt – groot aanbod, veel keuze – blijkt juist niet goed uit te pakken.
PTSS: Extreme negatieve ervaringen kunnen zo’n invloed hebben dat de stress blijft in plaats van
weer verdwijnt als het gevaar geweken is. Dan is er sprake van PTSS.
Coping: Verwerken, managen, omgaan met, iets aankunnen, opgewassen zijn tegen, omgaan met
stress.
Het aanpakken van een probleem kan op 2 manieren:
1. Primaire coping: De oorzaak van de stress wegnemen.
2. Secundaire coping: De negatieve effecten va de stress wegnemen.
Om stress weg te nemen kun je verschillende dingen doen:
1. Problemen aanpakken
2. Sociale steun zoeken
3. Vermijden of ontkennen
Mens in context
Week 1
Concepten:
Herhaling jaar 1:
Stress
Copingstijlen (7)
Cognitieve dissonantiereductie
Nieuw in jaar 2:
Leefstijl
Omgevingsdeterminanten
Gedragsdeterminanten van persoonlijke aard (9)
H19 Cognitieve dissonantie
Cognitieve dissonantie: Je hebt iets gedaan maar realiseert je dat wat je deed niet klopt met wat je
eigenlijk vindt. Zo’n tegenstrijdigheid roept dan een vervelend gevoel van spanning op.
Cognitieve dissonantiereductie: Omdat het gevoel van cognitieve dissonantie zo onprettig is, zal je
proberen het ongedaan te maken, weg te werken. Zodra je mening en je gedrag weer op een lijn
zitten, neemt de spanning af.
Deze reductie kan op verschillende manieren plaatsvinden:
1. Je kunt je gedrag veranderen
2. Je opvattingen veranderen
3. Het veranderen van de manier waarop je kijkt naar je gedrag of opvattingen
H31 stress
Stress: Een lichamelijke reactie op een bedreiging, op gevaar.
, 3 bekende reacties op gevaar:
1. Vechten (fight)
2. Vluchtend (flight)
3. Bevriezen (freeze)
4. (Zorgen en verbinden (tend-and-befriend))
Je reactie op stress hangt af van je situatie en persoonlijkheid. Het wordt in eerste instantie gedaan
via het autonome zenuwstelsel. Hierdoor heb je er geen controle over en kun je het ook niet aan- of
afleren. Het werkt door middel van hormonen. Dat zijn er in eerste instantie twee, adrenaline en
noradrenaline, die worden afgescheiden door de bijnieren. Als de stress wat langer duurt, komt er
een tweede reactie op gang via de hersenen. Het hormoon cortisol wordt aangemaakt en dat heeft
on der andere als effect dat we stressvolle gebeurtenissen beter onthouden.
Functionele stress (eustress): Als het je oppept en niet verlamd. Je bent klaarwakker en scherp, als je
stress hebt gaap je nooit.
Stressoren: stressveroorzakers
Burn-out: Langdurige stress heeft zo’n belastend effect op de psyche en het lichaam dat je heel
systeem op een zeker moment als het ware overloopt, er is een fataal punt bereikt.
Een burn-out uit zich op 3 manieren:
1. Lichamelijke kenmerken. Vermoeidheid, slapeloosheid, verandering van eetlust, hoofdpijn
enz.
2. Psychische symptomen. Moeheid in het hoofd – het gevoel het niet meer aan te kunnen,
geheugenproblemen, concentratieproblemen enz.
3. Gedragskenmerken. Fouten gaan maken en tegelijkertijd nog meer je best gaan doen, sociale
contacten verminderen, middelen gebruiken om jezelf op te peppen zoals alcohol.
Stressbronnen:
1. Gebrek aan controle.
2. Gebrek aan kennis en vaardigheden
3. Overvloed aan prikkels
4. Tijdgebrek
5. Relaties
6. Werkstress
7. Keuzestress
o Paradox of choice: wanneer het kiezen een serieus probleem wordt. Wat een
voordeel lijkt – groot aanbod, veel keuze – blijkt juist niet goed uit te pakken.
PTSS: Extreme negatieve ervaringen kunnen zo’n invloed hebben dat de stress blijft in plaats van
weer verdwijnt als het gevaar geweken is. Dan is er sprake van PTSS.
Coping: Verwerken, managen, omgaan met, iets aankunnen, opgewassen zijn tegen, omgaan met
stress.
Het aanpakken van een probleem kan op 2 manieren:
1. Primaire coping: De oorzaak van de stress wegnemen.
2. Secundaire coping: De negatieve effecten va de stress wegnemen.
Om stress weg te nemen kun je verschillende dingen doen:
1. Problemen aanpakken
2. Sociale steun zoeken
3. Vermijden of ontkennen