Inhoudsopgave
Sociale ongelijkheid................................................................................................ 3
H7: Stratification.................................................................................................... 6
Het belang van sociale stratificatie..................................................................6
Evolutionaire theorie van stratificatie: een synthese.......................................7
Individuele Sociale Status: Het microniveau....................................................8
Identiteit................................................................................................................. 9
H9: Gender stratification...................................................................................... 12
Gendersocialisatie: micro- en mesoniveau-analyses......................................13
Geslachtstratificatie: Meso- en macro-niveau processen...............................14
Artikel: push-ups versus opruimen....................................................................15
Cohesie................................................................................................................. 18
Modernisering....................................................................................................... 22
H2: Examining the Social World............................................................................26
Theorieën op micro- en mesoniveau..............................................................26
Theorieën op meso- en macroniveau.............................................................28
H4: Socialization................................................................................................... 30
Aanleg versus opvoeding - of werken beide samen?......................................30
Belang van socialisatie................................................................................... 30
Ontwikkeling van het zelf: analyse op microniveau........................................31
Socialisatie gedurende de hele levenscyclus.................................................33
H6: Deviance and Social Control..........................................................................36
Wat is deviantie?............................................................................................ 36
Misdaad: afwijkend gedrag dat de wet overtreedt.........................................37
Theoretische perspectieven die helpen deviant gedrag te verklaren.............37
H8: Race and Ethnic Group Stratification.............................................................41
Wat kenmerkt raciale en etnische groepen?..................................................41
Etnische groepen........................................................................................... 42
Vooroordeel: analyse op microniveau.............................................................42
Discriminatie: Meso-niveau analyse...............................................................44
Contact met dominante en minderheidsgroepen: analyse op macroniveau. .44
Reacties van minderheden op vooroordelen, discriminatie en racisme.........45
H12: Religion: The Social Meaning of Sacred Meaning.........................................48
Deel uitmaken van een geloofsgemeenschap: analyse op microniveau........49
Religie en het moderne leven: meso-niveau-analyse.....................................50
Rassenvooroordeel, gendervooroordeel en religie.........................................52
, Artikel: the Elementary Forms of Sports Fandom...............................................52
Artikel: Giddens................................................................................................. 53
H14: Health care, an anatomy of health and illness.............................................55
Theoretische perspectieven op gezondheid en ziekte....................................55
Status en rollen van de zieke persoon: micro-niveauanalyse.........................56
Moderne gezondheidszorgsystemen: meso-niveau-analyse..........................57
Gezondheidszorgproblemen op nationaal en mondiaal niveau......................57
Artikel: “Following Your Gut” or “Questioning the Scientific Evidence”
Understanding Vaccine Skepticism among More-Educated Dutch Parents........57
,Sociale ongelijkheid
Ongelijkheid volgens Ballantine:
een sociale toestand waarin privileges, kansen en aanzienlijke beloningen worden
gegeven aan mensen in sommige posities in de samenleving, maar ontzegd aan
anderen.
Ongelijkheid = een ongelijke behandeling en ongelijke toegang tot bepaalde
hulpbronnen.
- Toegang tot vaak schaarse materiele en immateriële hulpbronnen.
- Immateriële vaak niet schaars: zoals stemmen of onderwijs.
Ongelijkheid op verschillende niveaus
- Op microniveau: ongelijkheid tussen individuen
- Op mesoniveau: ongelijkheid tussen groepen en/of instituties
- Op macroniveau: ongelijkheid tussen landen en continenten
Sociale stratificatie = de hiërarchische rangschikking van individuen en
groepen op basis van hun toegang en bezit van hulpbronnen.
- Nauw verbonden met sociale verschillen.
Stratificatie is een specifieke vorm van ongelijkheid;
- Geïnstitutionaliseerd (onderdeel van DNA van de samenleving, moeilijk om
te veranderen)
- Vereenvoudigd
Basis waarvan kan samenleving gestratificeerd zijn: sociaaleconomische
klassepositie, opleidingsniveau, gender, ras/etniciteit, leeftijd, religie, seksuele
oriëntatie, nationaliteit, fysieke en mentale gezondheid/beperkingen.
Verschillende vormen van stratificatie
1. Toegeschreven stratificatie: het kastensysteem (india) --> hieraan kun je
niks veranderen. Toegeschreven (sociale conntext waarin je geboren bent).
2. Verworven stratificatie: ‘The american dream’ --> je hebt zelf invloed op de
ongelijkheid. Kritiek: het is niet zo makkelijk om te stijgen op de ‘sociale
ladder’, want ligt aan het aspect van stratificatie.
Stratificatie --> sociale ladder
Sociale mobiliteit (stijgen of dalen op de sociale ladder)
- Elke verandering in de sociale positie van een individu of groep
o Horizontaal: verandering van de sociale positie, maar geen wijziging
in de sociale ladder.
o Verticaal: verandering van de sociale positie en daardoor stijging of
daling op de sociale ladder.
Verticale mobiliteit vaak beperkt. Doordat… (centrale vraag binnen sociologie).
,Waarom bestaat sociale stratificatie?
- Het antwoord hierop is sterk afhankelijk van het perspectief waarmee je
naar de samenleving kijkt.
o Symbolisch interactionisme: Socialisatieprocessen houden het
stratificatiesysteem in stand.
De sociale verschillen worden gereproduceerd door socialisatie.
o Rationele keuzetheorie : stratificatie is het gevolg van kosten en
baten afwegingen van individuen (bijv. omgang met uitgestelde
beloningen).
o Functionalisme: stratificatie is een onvermijdelijk en functioneel
onderdeel van de samenleving.
o Conflicttheorie: stratificatie is het gevolg van strijd over macht en
schaarse goederen (onvermijdelijk, want samenleving is een
strijdtoneel).
Het marxistische perspectief
2 groepen – groep met de
productiemiddelen in handen
(haves/bourgeoisie) en de groep
zonder (havesnot/proletariaat). Haves
konden de normen en waarden van de
samenleving bepalen, waardoor men
idee had dat stratificatiesysteem
binnen de samenleving rechtvaardig is.
Hoe wordt sociale stratificatie in stand
gehouden?
- Onderwerping, dwang en
geweld.
- Ideologie (normen en waarden
binnen samenleving) en
socialisatie
o Bijv. meritocratische en
liberale ideologie
(legitimeren ongelijkheid)
Hoe wordt stratificatie in stand gehouden?
Onderwerping, dwang en geweld
Ideologie en socialisatie
Socialisatie = het door je omgeving aanleren van gedrag, normen en waarden
en andere manieren vaan die als wenselijk worden gezien of behorend tot een
bepaalde (groeps)identiteit.
Twee soorten socialistatieagenten (--> zijn instituties):
, 1. Formele: mensen in je omgeving die bewust gedrag aanleren en een
erkende rol hierin hebben, zoals je ouders, school en religie.
2. Informele: spelen ook een belangrijke rol in de overdracht van normen en
waarden, bijv. leeftijdsgenoten en media.
Distinctie (Bourdieu)
- Hoe ontstaat sociale stratificatie en hoe wordt het in stand gehouden?
Zijn antwoord: Kapitaal speelt een centrale rol!
Bourdieu verbreed dit begrip kapitaal ten opzichte van Marx. Van economisch
naar verschillende soorten kapitaal:
1. Economisch --> financiële middelen en alle andere materiele bezittingen
die een geldelijke waarde hebben of daarin kunnen worden omgezet.
2. Sociaal --> het hebben van een netwerk met goede sociale contacten
(mensen die je kunnen helpen hogerop te komen).
3. Cultureel --> kennis en andere culturele competenties die gewaardeerd
worden in hogere sociale milieus en binnen instituties die binnen het
stratificatiesysteem een ‘gatekeeper’ rol hebben (zoals het onderwijs).
Symbolisch geweld --> culturele kapitaal inzet om andere sociale groepen op
afstand te houden.
- Niet-fysiek geweld
- Komt tot uiting in het machtsverschil bij sociale groepen
- Opleggen van normen en waarden door de dominante sociale groep
- Denk aan taal, lichaamstaal, zelfpresentatie etc.
- Vaak onbewust
- Houdt de status-quo (verschillen) in stand
Voorbeeld symbolisch geweld: kleding; door bepaalde merken te dragen,
taalgebruik; andere woorden gebruiken dan in andere sociale klassen.
Smaak is ook voorbeeld van symbolisch geweld. Mensen in een hogere sociale
klasse houden meer van abstracte kunst (abstractere smaak). Hogere klasse
krijgt dan voor elkaar om deze kunsten in een museum te krijgen.
Onbewuste reproductie van ongelijkheid door de habitus
- Habitus = onbewust, sociaal ingesleten gewoonten, vaardigheden en
voorkeuren.
o Gevolg van langdurige socialisatie
o Heeft betrekking op smaak en denkbeelden, maar ook op
lichamelijke houdingen/waardigheden/eigenschappen.
Statusinconsistentie
- Inconsistentie tussen bezit economisch en cultureel kapitaal
- Van klasse samenleving naar statussamenleving.
Verzet tegen sociale ongelijkheid, centraal in dit verzet:
- Identiteit!
Sociale ongelijkheid................................................................................................ 3
H7: Stratification.................................................................................................... 6
Het belang van sociale stratificatie..................................................................6
Evolutionaire theorie van stratificatie: een synthese.......................................7
Individuele Sociale Status: Het microniveau....................................................8
Identiteit................................................................................................................. 9
H9: Gender stratification...................................................................................... 12
Gendersocialisatie: micro- en mesoniveau-analyses......................................13
Geslachtstratificatie: Meso- en macro-niveau processen...............................14
Artikel: push-ups versus opruimen....................................................................15
Cohesie................................................................................................................. 18
Modernisering....................................................................................................... 22
H2: Examining the Social World............................................................................26
Theorieën op micro- en mesoniveau..............................................................26
Theorieën op meso- en macroniveau.............................................................28
H4: Socialization................................................................................................... 30
Aanleg versus opvoeding - of werken beide samen?......................................30
Belang van socialisatie................................................................................... 30
Ontwikkeling van het zelf: analyse op microniveau........................................31
Socialisatie gedurende de hele levenscyclus.................................................33
H6: Deviance and Social Control..........................................................................36
Wat is deviantie?............................................................................................ 36
Misdaad: afwijkend gedrag dat de wet overtreedt.........................................37
Theoretische perspectieven die helpen deviant gedrag te verklaren.............37
H8: Race and Ethnic Group Stratification.............................................................41
Wat kenmerkt raciale en etnische groepen?..................................................41
Etnische groepen........................................................................................... 42
Vooroordeel: analyse op microniveau.............................................................42
Discriminatie: Meso-niveau analyse...............................................................44
Contact met dominante en minderheidsgroepen: analyse op macroniveau. .44
Reacties van minderheden op vooroordelen, discriminatie en racisme.........45
H12: Religion: The Social Meaning of Sacred Meaning.........................................48
Deel uitmaken van een geloofsgemeenschap: analyse op microniveau........49
Religie en het moderne leven: meso-niveau-analyse.....................................50
Rassenvooroordeel, gendervooroordeel en religie.........................................52
, Artikel: the Elementary Forms of Sports Fandom...............................................52
Artikel: Giddens................................................................................................. 53
H14: Health care, an anatomy of health and illness.............................................55
Theoretische perspectieven op gezondheid en ziekte....................................55
Status en rollen van de zieke persoon: micro-niveauanalyse.........................56
Moderne gezondheidszorgsystemen: meso-niveau-analyse..........................57
Gezondheidszorgproblemen op nationaal en mondiaal niveau......................57
Artikel: “Following Your Gut” or “Questioning the Scientific Evidence”
Understanding Vaccine Skepticism among More-Educated Dutch Parents........57
,Sociale ongelijkheid
Ongelijkheid volgens Ballantine:
een sociale toestand waarin privileges, kansen en aanzienlijke beloningen worden
gegeven aan mensen in sommige posities in de samenleving, maar ontzegd aan
anderen.
Ongelijkheid = een ongelijke behandeling en ongelijke toegang tot bepaalde
hulpbronnen.
- Toegang tot vaak schaarse materiele en immateriële hulpbronnen.
- Immateriële vaak niet schaars: zoals stemmen of onderwijs.
Ongelijkheid op verschillende niveaus
- Op microniveau: ongelijkheid tussen individuen
- Op mesoniveau: ongelijkheid tussen groepen en/of instituties
- Op macroniveau: ongelijkheid tussen landen en continenten
Sociale stratificatie = de hiërarchische rangschikking van individuen en
groepen op basis van hun toegang en bezit van hulpbronnen.
- Nauw verbonden met sociale verschillen.
Stratificatie is een specifieke vorm van ongelijkheid;
- Geïnstitutionaliseerd (onderdeel van DNA van de samenleving, moeilijk om
te veranderen)
- Vereenvoudigd
Basis waarvan kan samenleving gestratificeerd zijn: sociaaleconomische
klassepositie, opleidingsniveau, gender, ras/etniciteit, leeftijd, religie, seksuele
oriëntatie, nationaliteit, fysieke en mentale gezondheid/beperkingen.
Verschillende vormen van stratificatie
1. Toegeschreven stratificatie: het kastensysteem (india) --> hieraan kun je
niks veranderen. Toegeschreven (sociale conntext waarin je geboren bent).
2. Verworven stratificatie: ‘The american dream’ --> je hebt zelf invloed op de
ongelijkheid. Kritiek: het is niet zo makkelijk om te stijgen op de ‘sociale
ladder’, want ligt aan het aspect van stratificatie.
Stratificatie --> sociale ladder
Sociale mobiliteit (stijgen of dalen op de sociale ladder)
- Elke verandering in de sociale positie van een individu of groep
o Horizontaal: verandering van de sociale positie, maar geen wijziging
in de sociale ladder.
o Verticaal: verandering van de sociale positie en daardoor stijging of
daling op de sociale ladder.
Verticale mobiliteit vaak beperkt. Doordat… (centrale vraag binnen sociologie).
,Waarom bestaat sociale stratificatie?
- Het antwoord hierop is sterk afhankelijk van het perspectief waarmee je
naar de samenleving kijkt.
o Symbolisch interactionisme: Socialisatieprocessen houden het
stratificatiesysteem in stand.
De sociale verschillen worden gereproduceerd door socialisatie.
o Rationele keuzetheorie : stratificatie is het gevolg van kosten en
baten afwegingen van individuen (bijv. omgang met uitgestelde
beloningen).
o Functionalisme: stratificatie is een onvermijdelijk en functioneel
onderdeel van de samenleving.
o Conflicttheorie: stratificatie is het gevolg van strijd over macht en
schaarse goederen (onvermijdelijk, want samenleving is een
strijdtoneel).
Het marxistische perspectief
2 groepen – groep met de
productiemiddelen in handen
(haves/bourgeoisie) en de groep
zonder (havesnot/proletariaat). Haves
konden de normen en waarden van de
samenleving bepalen, waardoor men
idee had dat stratificatiesysteem
binnen de samenleving rechtvaardig is.
Hoe wordt sociale stratificatie in stand
gehouden?
- Onderwerping, dwang en
geweld.
- Ideologie (normen en waarden
binnen samenleving) en
socialisatie
o Bijv. meritocratische en
liberale ideologie
(legitimeren ongelijkheid)
Hoe wordt stratificatie in stand gehouden?
Onderwerping, dwang en geweld
Ideologie en socialisatie
Socialisatie = het door je omgeving aanleren van gedrag, normen en waarden
en andere manieren vaan die als wenselijk worden gezien of behorend tot een
bepaalde (groeps)identiteit.
Twee soorten socialistatieagenten (--> zijn instituties):
, 1. Formele: mensen in je omgeving die bewust gedrag aanleren en een
erkende rol hierin hebben, zoals je ouders, school en religie.
2. Informele: spelen ook een belangrijke rol in de overdracht van normen en
waarden, bijv. leeftijdsgenoten en media.
Distinctie (Bourdieu)
- Hoe ontstaat sociale stratificatie en hoe wordt het in stand gehouden?
Zijn antwoord: Kapitaal speelt een centrale rol!
Bourdieu verbreed dit begrip kapitaal ten opzichte van Marx. Van economisch
naar verschillende soorten kapitaal:
1. Economisch --> financiële middelen en alle andere materiele bezittingen
die een geldelijke waarde hebben of daarin kunnen worden omgezet.
2. Sociaal --> het hebben van een netwerk met goede sociale contacten
(mensen die je kunnen helpen hogerop te komen).
3. Cultureel --> kennis en andere culturele competenties die gewaardeerd
worden in hogere sociale milieus en binnen instituties die binnen het
stratificatiesysteem een ‘gatekeeper’ rol hebben (zoals het onderwijs).
Symbolisch geweld --> culturele kapitaal inzet om andere sociale groepen op
afstand te houden.
- Niet-fysiek geweld
- Komt tot uiting in het machtsverschil bij sociale groepen
- Opleggen van normen en waarden door de dominante sociale groep
- Denk aan taal, lichaamstaal, zelfpresentatie etc.
- Vaak onbewust
- Houdt de status-quo (verschillen) in stand
Voorbeeld symbolisch geweld: kleding; door bepaalde merken te dragen,
taalgebruik; andere woorden gebruiken dan in andere sociale klassen.
Smaak is ook voorbeeld van symbolisch geweld. Mensen in een hogere sociale
klasse houden meer van abstracte kunst (abstractere smaak). Hogere klasse
krijgt dan voor elkaar om deze kunsten in een museum te krijgen.
Onbewuste reproductie van ongelijkheid door de habitus
- Habitus = onbewust, sociaal ingesleten gewoonten, vaardigheden en
voorkeuren.
o Gevolg van langdurige socialisatie
o Heeft betrekking op smaak en denkbeelden, maar ook op
lichamelijke houdingen/waardigheden/eigenschappen.
Statusinconsistentie
- Inconsistentie tussen bezit economisch en cultureel kapitaal
- Van klasse samenleving naar statussamenleving.
Verzet tegen sociale ongelijkheid, centraal in dit verzet:
- Identiteit!