Nederlands tentamen BT1.1 Periode 2:
Bouwstenen: Klanken, woorden en zinnen
Taalniveaus:
Fonologisch: klankniveau en uitspraak
Morfologisch: opbouwen van woorden
Syntactisch: de volgorde van woorden in een zin
Semantisch: betekenis van woorden
Pragmatisch: het dagelijks gebruik van de taal, dit staat los van de
Nederlandse taal
Orthografisch: spelling en de technische kant (spellingsregels)
Pre linguale periode: 0 – 1 Jaar, voordat het kind zijn eerste woordjes
spreekt
Linguale periode: Een kind gaat woorden en zinnen gebruiken als
communicatiemiddel
Vroeg linguale periode: 1 – 2,5 Jaar, het brabbelen wordt beter,
Eenwoordfase
Differentiatie periode: 2,5 – 5 Jaar, woorden kunnen veranderen (Loop –
Liep)
Voltooiing periode: 5 Jaar en ouder, verdieping in de taal
Luister strategieën:
Globaal luisteren: Volgen wat de spreker te vertellen heeft, begrijpend
luisteren
Intensief luisteren: Alle details in een verhaal opnemen
Kritisch luisteren: Tijdens het luisteren een mening vormen
gericht luisteren: Luisteren naar bepaalde aspecten waarin je
geïnteresseerd bent
Spreekdoelen:
Informeren: Over brengen van feitelijke informatie
Amuseren: Vermaken van de luisteraar
Instrueren: Uitleggen met details
Overtuigen: Een doel wat je wilt overbrengen
Emotioneren: Gevoelens losmaken of overbrengen
Waarderen: Een oordeel geven
Beschouwen: Verschillende kanten van een probleem belichten
Modellen over het leerproces:
Bottom – Up model: Waarnemen van letter tot letter en van woord tot
woord
Top – Down model: De lezer maakt gebruik van voorkennis, voorspellend
lezen
Bouwstenen: Klanken, woorden en zinnen
Taalniveaus:
Fonologisch: klankniveau en uitspraak
Morfologisch: opbouwen van woorden
Syntactisch: de volgorde van woorden in een zin
Semantisch: betekenis van woorden
Pragmatisch: het dagelijks gebruik van de taal, dit staat los van de
Nederlandse taal
Orthografisch: spelling en de technische kant (spellingsregels)
Pre linguale periode: 0 – 1 Jaar, voordat het kind zijn eerste woordjes
spreekt
Linguale periode: Een kind gaat woorden en zinnen gebruiken als
communicatiemiddel
Vroeg linguale periode: 1 – 2,5 Jaar, het brabbelen wordt beter,
Eenwoordfase
Differentiatie periode: 2,5 – 5 Jaar, woorden kunnen veranderen (Loop –
Liep)
Voltooiing periode: 5 Jaar en ouder, verdieping in de taal
Luister strategieën:
Globaal luisteren: Volgen wat de spreker te vertellen heeft, begrijpend
luisteren
Intensief luisteren: Alle details in een verhaal opnemen
Kritisch luisteren: Tijdens het luisteren een mening vormen
gericht luisteren: Luisteren naar bepaalde aspecten waarin je
geïnteresseerd bent
Spreekdoelen:
Informeren: Over brengen van feitelijke informatie
Amuseren: Vermaken van de luisteraar
Instrueren: Uitleggen met details
Overtuigen: Een doel wat je wilt overbrengen
Emotioneren: Gevoelens losmaken of overbrengen
Waarderen: Een oordeel geven
Beschouwen: Verschillende kanten van een probleem belichten
Modellen over het leerproces:
Bottom – Up model: Waarnemen van letter tot letter en van woord tot
woord
Top – Down model: De lezer maakt gebruik van voorkennis, voorspellend
lezen