samengevat en vragen uitgewerkt (UU 2024-25)
Week 1: Expansie
Mancke: Early modern expansion and the politicization of oceanic
space
De tekst van Elizabeth Mancke onderzoekt hoe de oceanen in de vroegmoderne tijd
(1450-1800) veranderden in een politiek strijdtoneel. Europese mogendheden
streefden naar maritieme dominantie, meer dan naar territoriale controle, met name in
Afrika en Azië. Dit resulteerde in een competitie om controle over handelsroutes en
militaire operaties op zee, wat leidde tot nieuwe internationale wetten en afspraken, en
de opkomst van door de staat gefinancierde marines.
De Europese controle over land in de Amerika's, Afrika en Azië was aanvankelijk
beperkt tot kustgebieden en gebieden die via zee makkelijk bereikbaar waren. In het
binnenland behielden lokale bevolkingen veel controle over productie en handel. Pas in
de negentiende eeuw veranderde dit met de veroveringen van grotere gebieden. Mancke
benadrukt dat de Europese opkomst als wereldmacht sterk verbonden was aan hun
beheersing van de oceanen.
De politisering van de oceanische ruimte veranderde de relaties tussen Europese
mogendheden. Spanje en Portugal probeerden hun aanspraken op de oceanen te
verdedigen met verdragen, maar andere Europese mogendheden betwistten dit. Dit
leidde tot een maritieme concurrentiestrijd in de Atlantische en Indische Oceanen,
waarin staten niet alleen commercieel voordeel zochten, maar ook militaire controle. De
controle over de oceanen werd een essentieel onderdeel van de machtsvorming in
Europa.
Deze strijd om de controle over de oceanen is niet voorbij, en de Europese en neo-
Europese dominantie van de oceanen is nog steeds aanwezig. Het maritieme aspect van
het imperialisme blijft relevant voor militaire en wetenschappelijke doeleinden. De
overgebleven koloniale bezittingen zijn vaak eilandgebieden die strategische functies
hebben.
Vragen over Mancke:
1) Mancke stelt dat het proces van vroegmoderne Europese expansie leidde tot de
‘politisering van de oceanische ruimte’. Wat bedoelt ze precies met ‘politisering’?
Mancke gebruikt de term 'politisering' om aan te geven dat de oceanen in de
vroegmoderne tijd veranderden van slechts transportroutes in een arena van politieke
en militaire strijd. Dit betekende dat Europese staten de controle over de oceanen niet
alleen zagen als een manier om handel te drijven, maar ook als een middel om macht uit
te oefenen (door bijvoorbeeld militaire middelen) en internationale- betrekkingen en
interacties te bepalen.
,2) Waarom beweert ze dat de oceanische ruimte zo cruciaal was voor het vroegmoderne
Europese imperialisme?
De oceanische ruimte was cruciaal voor het vroegmoderne Europese
imperialisme omdat het de beheersing van handelsroutes mogelijk maakte, wat toegang
gaf tot rijkdommen en markten in Azië, Afrika en Amerika. De oceanen dienden ook als
projectie van militaire macht naar verre gebieden. De beheersing van de zeeën stelde
Europeanen in staat om transoceanische rijken te creëren, in tegenstelling tot
ztraditionele land-gebaseerde rijken. In de beginfase van expansie was de focus op de
oceanen een efficiënte manier om toegang tot markten te krijgen zonder dat grote
landveroveringen noodzakelijk waren. Bovendien bood het kansen voor landarme
staten zoals Nederland om door maritieme specialisatie een machtspositie te
verwerven.
3) Hoe verschilde deze verschuiving van eerdere Europese aanwezigheid in mondiale
politieke en economische processen?
Eerdere maritieme culturen, zoals de Austronesiërs en moslims, navigeerden en
handelden over de oceanen, maar zij legden geen politieke claims op de oceanen zelf en
bouwden geen transoceanische rijken met dezelfde mate van politieke controle. De
Europeanen daarentegen, politiseerden de oceanische ruimte, waardoor het een arena
werd voor machtsstrijd en soevereiniteit. Er ontstonden ook trans-Atlantische rijken in
tegenstelling tot de eerdere land-gebaseerde rijken. Hierdoor ontstonden er ook
allianties en conflicten over zeeën en handelsroutes in plaats van slechts over
landsgrenzen. Door deze nieuwe vormen en plaatsen van conflict werden oceanen ook
onderworpen aan (nieuwe) internationale wetgevingen. De verschuiving naar
transoceanische handel, die voortkwam uit de controle over de oceanen, werd een
centrale focus van de economische strategieën van de Europese regeringen. Dit was een
breuk met eerdere economische modellen die meer gericht waren op regionale handel.
4) Wat was het gevolg van deze ‘politisering’ buiten Europa?
Buiten Europa had deze politisering eveneens diepgaande gevolgen. Hoewel
Europeanen controle kregen over belangrijke zeehavens en handelsroutes, hadden ze
beperkte controle over het binnenland van Amerika, Afrika en Azië. De inheemse
bevolking behield grotendeels de controle over het binnenland. Europese machten
probeerden handelsmonopolies te vestigen en politieke invloed te verkrijgen, wat leidde
tot verstoringen van inheemse economieën en politieke systemen. De inheemse
bevolkingen boden weerstand tegen de Europese controle. De politisering van de
oceanen veranderde de internationale handelsnetwerken, met een verschuiving naar
transoceanische handel die Europese machten bevoordeelde. Dit leidde tot nieuwe
vormen van uitbuiting (van de inheemse bevolkingen) en afhankelijkheid. Buiten
Europa ontstonden nieuwe vormen van conflicten door de Europese aanwezigheid.
Burnard en Riello: Slavery and the new history of capitalism
De New History of Capitalism (NHC) is een stroming binnen de geschiedschrijving die de
centrale rol van slavernij in de ontwikkeling van het kapitalisme benadrukt. Volgens de
NHC ontstond na de Columbische uitwisseling een 'oorlogskapitalisme', gekenmerkt
, door koloniale veroveringen, onteigening van inheemse gronden en slavernij. In dit
perspectief is slavernij niet alleen een onderdeel, maar een fundamentele drijvende
kracht achter het kapitalisme, met name in de Verenigde Staten. De NHC verschilt van
traditionele visies op kapitalisme doordat het niet uitgaat van een 'grote transformatie'
van pre-kapitalistische naar kapitalistische samenlevingen, maar eerder het kapitalisme
ziet als een constante factor, een ideologie dat zich door de geschiedenis heen heeft
gemanifesteerd. De NHC focust ook op commodificatie, waarbij verschillende vormen
van arbeid, waaronder slavernij, ondergeschikt worden gemaakt aan
winstmaximalisatie. Bovendien wordt het idee verworpen dat economische wetten
'natuurlijk' zijn, in plaats daarvan worden ze gezien als politieke constructies.
De NHC heeft kritiek gekregen vanuit verschillende hoeken: economische historici
vinden de NHC overdreven en ahistorisch. Ze stellen dat de NHC een te sterke nadruk
legt op de rol van slavernij ten koste van andere factoren. Sociale historici verwijten de
NHC het negeren van eerdere debatten en het verwaarlozen van machtsstructuren en
sociale strijd. Genderhistorici bekritiseren de NHC vanwege de
ondervertegenwoordiging van vrouwen en de focus op mannelijke actoren in
productieprocessen. Ook is er kritiek op de manier waarop de NHC met abolitionisme
omgaat, waarbij dit vaak als een direct gevolg van de ontwikkelingen in het kapitalisme
wordt gezien. De NHC mist de erkenning van de religieuze motivaties van abolitionisten.
Hiernaast hadden Burnard en Riello ook persoonlijk kritiek op de NHC: de NHC
overschat de rol van dwang bij economische groei, de efficiëntie van de Britse staat, en
niet dwang, was cruciaal voor het succes van de plantage-economieën. Hierdoor wordt
de term ‘oorlogskapitalisme’ ook in twijfel genomen. De NHC hanteert een misleidende
chronologie door slavernij vooral te linken aan de katoenproductie in de VS, die pas
later opkwam. Ook lijkt de NHC verschillen tussen diverse plantage-economieën te
verwaarlozen. Suiker was in de beginfase van de industrialisatie het belangrijkste
plantageproduct. De NHC legt te veel nadruk op productie en negeert de cruciale rol van
consumptie. Het artikel benadrukt de 'macht van consumptie', waarbij consumenten
steeds meer plantageproducten kochten.
Burnard en Riello pleitten voor een meer genuanceerd beeld, waarbij de interactie
tussen verschillende factoren en regio's in de ontwikkeling van het kapitalisme erkend
wordt. De rol van consumptie, de politieke context, en een mondiale benadering zijn
essentieel voor een completer begrip. De NHC is dus waardevol, maar moet worden
aangepast om deze complexiteit volledig te vatten. Ze benadrukken dat de NHC de rol
van katoen overschat en de vroege rol van slavernij in de zeventiende en achttiende
eeuw onderschat, evenals de belangrijke rol van suiker als een van de cruciale
plantageproducten, en dit plaatst de NHC te veel in het negentiende-eeuwse Amerika,
terwijl de belangrijkste periode van slavernij voor de Britse economie eerder was.
Vraag over Burnard en Riello:
In hun artikel verwoorden Burnard en Riello hun eigen positie in de debatten over de
ontwikkeling en timing van de Industriële Revolutie en mondiale divergentie. Hoe
relateren zij dit aan de chronologie van slavernij en katoen? Wanneer werden beide
belangrijk? Formuleer hun standpunt in je eigen woorden.