daaruit benoemen of geschiedenis een wetenschap is. Kijk ook naar de uva stijlgids!
Als geschiedenis wordt gedefinieerd als natuurwetenschap dan is het geen
wetenschap, maar als je aangeeft dat het binnen wetenschap wel geesteswetenschap
is → wat voor type is het. Maar kan ook zeggen dat kritiek erop goed is, maar niet mee
eens bent.
Geschiedenis weldegelijk een wetenschap door bijv. wetmatigheden – dan laten zien
wat deze zijn, maar dat dit ook weer weerlegd kan worden.
Leg nog uit wat ik als wetenschap zie
Hoorcollege 1
Filosofen kijken naar concepten, onderzoeken ze en kijken hoe ze worden opgevat.
Filosofie gaat volgens Immanuel Kant over vier vragen
- wat kan ik weten?
- wat moet ik doen?
- wat mag ik hopen?
- wat is de mens?
Wetenschapsfilosofie gaat vooral over
- fundamentele aannames (ontologie)
- methoden (epistemologie)
- praktijk
- geschiedenis → wat is het nut van de geschiedenis in de maatschappij
- maatschappelijke functie en relevantie
Twee perspectieven die met elkaar verweven zijn en soms botsen
Normatief → proberen normen op te stellen over wat wetenschap is.
Descriptief → hoe werkt wetenschap feitelijk?
- Men wil niet dat beide te ver uit elkaar gaan lopen.
Onderscheid tussen natuur-/geestes-/sociale wetenschappen
- Belangrijk om te onderscheiden want andere onderzoeksmethoden
- ook verschil in gebruik van de begrippen, en dit speelt dus ook
Wetenschappelijkheid van geschiedenis; vragen over rol van wetenschap bij geschiedenis:
- Is geschiedenis een wetenschap?
- Moet geschiedenis wetenschap zijn?
- Moet geschiedenis wetenschappelijker worden
- Maakt het uit of geschiedenis wel of geen wetenschap is?
Antwoorden hangen af van wetenschapsbeeld (wat is wetenschap?), filosofische opvatting
(kennis) en opvattingen over geschiedbeoefening.
Wetenschapsbeeld bepaald door:
- Wetenschappelijke praktijk
- Maatschappelijke verwachtingen
Filosofie reflecteert kritisch op wetenschapsbeelden en kan deze (mede) vormen.
,Standaardbeeld van wetenschap vs filosofie
- empirisch (werkelijkheid buiten ons onderzoekt – geschiedenis dus ook).
- methodisch (kan van heel veel vakgebieden worden gezegd, maar wat is nou echt
een legitieme wetenschappelijke methode?)
- wetmatigheden (botst beetje met vakgebied geschiedenis)
- wiskunde
Standaardbeeld ontstaan in wetenschappelijke revolutie.
1. contrast tussen nieuwe en aristotelische wetenschap
Wetenschap was dus vooral bedacht en gebouwd op de denkbeelden van aristoteles.
Scholen hadden ook veel lessen over kennis en werken van Aristoteles. Hij maakte
onderscheid tussen theoretische, praktische en poetische kennis.
- Theoretisch = zuivere kennis van onverantwoordelijke dingen van de wereld.
Objecten op aarde, maar ook over wiskunde en God.
- Praktisch = kennis die nodig is om te handelen in de maatschappelijke context. Gaat
dus over politiek; hoe in elkaar en hoe handel bedrijven. Gaat echter ook over hoe
men MOET handelen en wordt niet altijd als wetenschappelijk gezien.
- Poëtisch = gaat over hoe dingen te maken; meubels maken, maar ook over dichters.
Kennis is een deductief systeem. Het bekendste voorbeeld hiervan is syllogisme. BIjv. Alle
mensen zijn sterfelijk, Socrates is een mens; hieruit kan worden afgeleid dat Socrates dus
ook sterfelijk is.
Syllogisme is een soort pyramide volgens Aristoteles. De eerste principes achterhaal je door
erover na te denken. Voorbeelden van principes
- Alle natuurlijke beweging is beweging naar een natuurlijk rustpunt. Dingen op aarde
gaan naar het centrum; dat is de aarde. Bijvoorbeeld een horloge valt op de grond –
naar aarde.
- Alle gedwongen beweging vereist een voortdurende inspanning van de beweging →
waarom gebeuren dingen en zocht hiervoor verklaringen.
Volgens Aristoteles zijn er vier soorten oorzaken (voor de principes?):
- causa materialis (materiele oorzaak; gaat over een object en waar het van gemaakt
is → houten tafel van hout)
- causa formalis (vormoorzaak; een offerschaal heeft bepaalde vorm, wat het een
offerschaal maakt).
- causa finalis (doeloorzaak; wat is het doel van een tafel? → om aan te eten).
- causa efficiens (bewerkingsoorzaak; iets wordt tewerkgesteld door iemand →
meubelmaker van de tafel maakt tafel)
Ons begrip van doelmatige wetenschap is beperkt geraakt
2. Kenmerken nieuwe wetenschap
Hoe brak in wetenschappelijk revolutie de nieuwe wetenschap door?
- Een belangrijke stap is de transformatie van het beeld van het universum.
- Van geocentrisch naar heliocentrisch wereldbeeld
, Ptolemaeus → planeten draaien om elkaar enzo; klopt eigenlijk niet met het beeld van een
cirkelbaan rond de aarde. Ptolemaeus zei dat de andere planeten kleinere cirkels maakten
rond de aarde (als een soort spiraal) die grote cirkels maakte.
Copernicus (1473 - 1543) stelde voor dat de zon het middelpunt van het universum was, niet
de aarde. Had dus een heliocentrisch wereldbeeld, maar dit was problematisch want het
botste met het christelijke wereldbeeld, maar ook met de aristotelische wetenschap.
Gebruikte een mathematisch model, dat hem voorspellingen gaf, maar bespraken niet per
se de werkelijkheid (= instrumentalisme (gaat dus vs realisme)).
Galileo Galilei (1564 - 1642) dacht er anders over. Vond dat je de natuur moest bestuderen
met behulp van val objecten op aarde. Wiskunde is geen hulpmiddel, maar drukt eigenlijk
echt uit hoe de natuur echt is. Is een realistische visie op wetenschappelijke theorie. Natuur
gedraagt zich op een wijze dat niet altijd wiskundig kan worden gemeten.
- Benoemd primaire (plaats, snelheid) en secundaire kwaliteiten (kleur, geur en smaak
kan niet worden verklaard in wiskundige termen, omdat wij het als subjecten hebben
toegevoegd).
Twee stromingen in de Wetenschappelijke revolutie:
- Mechanistisch/mathematisch
- empiristisch/experimenteel → wil zeggen dat waarnemingen de basis moeten zijn
van je kennis. Kan dmv experimenten. Dit was volgens Aristoteles heel
problematisch want hij dacht dat je dan ging ingrijpen in de natuur en dit kon niet.
Descartes → er is steeds meer nieuwe kennis, waardoor je moet twijfelen over alle eerdere
opgedane kennis. UIteindelijk betwijfelde descartes alles wat hij dacht te weten, enige wat hij
wel zeker wist was dat hij twijfelde en dat kon hij niet betwijfelen
Newton verklaarde wetenschap via zwaartekracht; bewegingswetten.
Ene kant contrast met Aristoteles, want totaal andere uitgangen. Waren aantal vragen over:
- Wat is de status van Newtons weten? zijn het empirische generalisaties? Zijn het a
priori definities of aannames?
David Hume was een filosoof uit 18e eeuw en een empirist. Volgens Hume ligt het
fundament van kennis in de praktijk; in de waarneming. Er zijn twee soorten uitspraken
volgens hem: relations of ideas (analytisch) of matters of fact (synthetisch).
- relations of ideas; vooral statements die waar zijn, waar op grond van termen die
worden gebruikt. Meer theorie.
- matters of fact; vooral uitspraken over de wereld, waar op grond van zaken in de
wereld. Echt gebaseerd op waarnemen.
Empiristen vinden dat statements moeten volgen op waarnemingen die worden gedaan.
Maar het levert ook problemen op: inductie en causaliteit
- Inductie gaat over het trekken van conclusies uit een beperkt aantal waarnemingen.
meerdere raven zijn zwart, dus alle raven zijn zwart. Inductieprobleem is er echter
omdat het een generalisatie is van alles en dus niet altijd kan kloppen.
- Causaliteit