Fysiopathologie en Ziekteleer 2024-2025
Inhoud
1. ATHEROSCLEROSE......................................................................................................................................................1
2. ISCHEMISCH HARTLIJDEN............................................................................................................................................5
3. VAATZIEKTEN.............................................................................................................................................................10
4. VALVULOPATHIE........................................................................................................................................................13
5. CARDIOMYOPATHIE - HARTFALEN............................................................................................................................22
6. NIERZIEKTEN..............................................................................................................................................................29
7. ENDOCRINOLOGIE.....................................................................................................................................................40
8. GASTROENTEROLOGIE...............................................................................................................................................55
9. LEVERZIEKTEN...........................................................................................................................................................60
10. LONGZIEKTEN..........................................................................................................................................................70
11. EXAMENVRAGEN 2024-2025...................................................................................................................................75
1. ATHEROSCLEROSE
1. Beschrijf het verloop van atherosclerose.
Fase 1: 10 – 20 jaar
Ontwikkeld reeds op jonge leeftijd
Tussen de endotheellaag en de lamina elastica interna ontstaan meerdere laagjes
gladde spiercellen waardoor relatieve verdikking ontstaat deze is excentrisch
gelegen; verdikking treft slechts 1 kant van de vaatwand
Lumen wordt nauwelijks beïnvloed geen orgaandysfunctie
Oorzaak: beschadiging van het endotheel van de arterie, vaak door risicofactoren zoals
een hoge bloeddruk, roken (nicotine), diabetes, verhoogd cholesterol, etc.
Fase 2: 20 – 40 jaar
lipoproteïnen (voornamelijk LDL-cholesterol), hopen zich op in de wand van de arterie
waardoor een klassieke atheroomplaque begint te vormen ook excentrisch gelegen
de ophoping van lipoproteïnen noemen we ‘athos’ dit is afkomstig van het woord ‘slijk’
omdat de atheros een bruine gele kleur en consistentie zoals slijk heeft
de atheroomplaque is naar het lumen nog goed afgegrensd door de intima die nog vrij
dik is en uit meerdere cellagen bestaat
Lumen nog steeds nauwelijks beïnvloed geen orgaandysfunctie
Fase 3: >40 jaar
Nog steeds een klassieke atheroomplaque maar grotere, prominentere centrale atheros
(ook nog steeds eens stevige mantel)
Lumen nog steeds nauwelijks beïnvloed doordat globale doormeter toeneemt
(compensatie mechanisme): positieve remodeling (gebeurd niet bij iedereen, kan ook
negatieve remodeling zijn!)
Cluster inflammatoire cellen ontstaat aan schouderblad van atheroom reden tot
plotsinge manifestatie nog steeds ongekend geven lokaal lytische enzymen af
waardoor de stevige fibreuze mantel langzaam verdund
nog steeds geen orgaandysfunctie
*fase 1 t.e.m. fase 3 noemen we silentieus; patiënt ervaart geen enkele klacht, de
orgaanwerking is niet verstoord, de atheroomplaque is een achtergrond gebeuren
, Fase 4: 50 – 80 jaar
fibreuze mantel wordt steeds dunner waardoor scheuring gevaar men spreukt van
een vulnerabele plaque als hij op het punt staat om klinische symptomen te
manifesteren ontstaan fisuur kan scheuren door bv. koude wind waardoor arterie
samen knijpt en mantel scheurt
atheros komt in contact met arterieel bloed stolsels ontstaan instant waardoor
vernauwing lumen (kan kleine klonter zijn of volledige afsluiting) volledige afsluiten
noemt men een infarct
trombus wordt geinfiltreerd door lichaam voor afbraak waardoor littekenweefsel
ontstaat de pude trombus wordt hierbij geincorporeerd in de vaatwand zorgt voor
complexe opbouw van atheroomplaque
orgaanperfusie is gereduceerd door vernauwen lumen waardoor klinische manifestaties
kunnen ontstaan
*fase 4 kan silentieus of angina zijn; bij angina is er sprake van symptomen zoals …
2. Hoe gaat een atheroomplaque over van een stabiele fase naar een vulnerabele fase, en wat zijn hiervan de
mogelijke klinische gevolgen?
Zie vorige vraag
3. Beschrijf de endotheliale controle van de vaattonus. Welke rol speelt het endotheel in de pathogenese van
atherosclerose?
Functie endotheel: vasomodiliteit; vasodilator die zorgt voor de afgave van
stikstofoxide
Werking: muscarine receptor + acethylcholine en L-arginine resulteert vrijage
stikstofmonoxide zorgt vasodilatatie wanneer endotheel ziek wordt door bv. hoge
bloeddruk, nicotine, hoge cholesterol, etc. wordt endotheel disfunctioneel waardoor de
muscarine receptoren verdwijnen en acethylcholine rechtstreeks inwerkt op diep
onderliggende gladde spiercellen waardoor vasoconstrictie
Rol atherosclerose: Als het endotheel ziek is scheidt het endotheel cytokines uit die
inflammatoire cellen aantrekt. Daarnaast brengt het endotheel nieuwe receptoren tot
expressie waaraan de ontstekingscellen kunnnen binden. Vervolgens verankeren de
ontstekingscellen op de receptoren, de cel wordt volledig tegen de endotheelwand
uitgerokken om vervolgens een porie in de wand te passeren naar de subendothiale
ruimte. Verder wordt het endotheel permeabeler voor lipoproteïnen zoals LDL-
cholesterol die in de subendothiale ruimte geraken. Dit is de start voor het vormen van
een plaqueatheroom (verder uitgelegd in vraag 4).
,4. Welke fysiopathologische rol spelen monocyten, macrophage , T-lymfocyten en dendritische cellen en
stamcellen in het proces van atherosclerose?
Als het endotheel ziek is scheidt het endotheel cytokines uit die inflammatoire
cellen aantrekt. Daarnaast brengt het endotheel nieuwe receptoren tot
expressie waaraan de ontstekingscellen kunnnen binden. Vervolgens verankeren
de ontstekingscellen op de receptoren, de cel wordt volledig tegen de
endotheelwand uitgerokken om vervolgens een porie in de wand te passeren
naar de subendothiale ruimte. Verder wordt het endotheel permeabeler voor
lipoproteïnen zoals LDL-cholesterol die in de subendothiale ruimte geraken. T-
cellen zullen vervolgens cytokines afscheiden die ervoor zorgt dat de
monocyten differentiëren in macrofagen. De macrofaag zal vervolgens
lipoproteïnen (vooral LDL-partikels) beginnen fagocyteren. De macrofaag zal
blijven fagocyteren tot hij volledig vol zit, dit noemen we een schuimcel. De
schuimcellen migreren en accumuleren in de ruimte tussen de lamica elastica
interna en de intima naar het lumen toe en vormen vervolgens de basis van de
atheros. De schuimcel blijft voortgaan tot hij uiteindelijk breekt en de ‘smurrie’
vrijkomt in de ruimte tussen de cellen = substraat atheros dit proces blijft
doorgaan zolang het endotheel ziek/beschadigd is door de blijvende passage
van inflammatoire cellen en lipoproteïnen.
Verder scheiden de T-cellen ook cytokines af die ervoor zorgen dat gladde
spiercellen en fibroblasten vanuit de media naarheen de subendotheliale ruimte
migreren hierdoor vormt een stevige intima tussen de atheros en het
endotheel.
Dendritische cellen presenteren antigen aan T-cellen waardoor antiinflamatoir
antwoord LDL cholesterol kan fungeren als antigen waardoor dendritische cel
T-cel activeert nicotine kan fungeren als antigen waardoor dendritische cel T-
cel activeert (hierdoor roken risicofactor)
Stamcellen dragen bij aan plaquevorming door differentiatie in gladde
spiercellen en macrofagen. Stamcellen kunnen differentiëren in gladde
spiercellen de spiercellen vormen de fibreuze kap van de plaque die zorgt
voor een stabiliteit. Verder zijn onrijpe/ongedifferentieerde cellen zoals
endotheel progenitor cellen een reservepool die circuleert en het endotheel
herstelt wat het groeiproces van de atheroomplaque kan stoppen (zijn geen
stamcellen maar wel nauw verwant-progenitorcellen lagere mate van potentie
dan stamcellen)
, 5. Welke fysiopathologische rol spelen bloedplaatjes en de hemostasecascade in het proces van atherosclerose?
Kader hierbij ook de belangrijkste antithrombotische behandelingen zoals gebruikt bij atherosclerose.
Wanneer atheroomplaque scheurt en de atheros in contact komt met het bloed dat
door het lumen stroomt zullen bloedplaatjes instant verankeren met componenten uit
de diepere vaatwand. Bloedplaatjes verankeren op glycoproteinen 2B3A receptoren op
het endotheel van de atehroomplaque doordat de bloedplaatjes verankeren met de
receptoren veranderd de vorm van de receptoren: ze plooien open hierdoor worden
de receptoren ook vergankelijk voor fibrinogeen wat ervoor zorgt dat de bloedplaatjes
sneller verankeren bloedplaatjes die verankerd worden zullen ook granules
vrijstellen in de lokale circulatie die andere bloedplaatjes aantrekken waardoor een
monoloog bloedplaatjes snel evolueert tot een stevige bloedplaatjes trombus
Behandelingen:
- Aspirine: bloedplaatjes aggregatie inhibitor zorgt ervoor dat een minder grote
bloedplaatjes trombus vormt wat een volledige afsluiting van de arterie vermijd
vaak gegeven aan risicopatienten voor vermijden trombus vorming
- Clopidogrel: krachtigste inhibitor voor plaatjesaggregatie inhibitor die inwerkt op
de receptoren niet snel gegeven want geeft verhoogd
bloedingsrisico/complicaties op andere plaatsen
6. Beschrijf de belangrijkste risicofactoren voor atherosclerose bij de mens, en kader hun fysiopathologisch
aangrijpingspunt.
Beïnvloedbare risico’s:
- Dyslipidemie: vooral verhoogde LDL-cholesterol wordt gepresenteerd door
dendritische cellen als antigen wat zorgt voor een inflammatoir antwoord
wordt gefagocyteerd door macrofagen wat hen in schuimcellen transformeert en
vervolgens de atheros vormt
- Roken: nicotine wordt door dendritische cellen als antigen gepresenteerd aan T-
cellen + nicotine beïnvloed de vrijstelling van adrenaline wat zorgt voor
vasoconstrictie/ bij vasoconstrictie vernauwen de bloedvaten waardoor het lumen
verkleind en de fibreuze kap tussen de atheroomplaque en het lumen kan
breken.
- Arteriële hypertensie: een hoge bloeddruk zorgt voor beschadiging van het
epitheel. Dit zorgt ervoor dat lipoproteinen het membraan kunnen passeren en
ontstekingsmoleculen aangetrokken worden en vervolgens ook het endotheel
passeren. + bij een verhoogde bloeddruk worden de arterien dikker en minder
elastisch waardoor de blood flow minder goed is.
- Gebrek aan fysieke activiteit: zorgt voor een verhoogde bloeddruk,
dyslipidemia, obesitas risico, etc. + meer beweging zorgt ervoor dat er een groter
aantal progenitor cellen (reservepool endotheel herstel) circuleren.
- Overgewicht: verhoogde LDL cholesterol
- Persoonlijkheid: verband stressomgang en atherosclerose typa A
persoonlijkheid; leven onder tijdsdruk, kunnen meter met stress om, spreken bv.
over hun problemen “gedeeld leed is half leed” type D persoonlijkheid; neiging
om negatieve ervaringen op te doen, gesloten karakter, kroppen problemen op
beinvloed bv. de bloeddruk waardoor bijdrage aan atherosclerose
Niet-beïnvloedbare risico’s:
- Familiale voorgeschiedenis: erfelijkheid
- Geslacht en leeftijd: hoe ouder hoe groter de kans 40s: meer mannen, 50s:
meer vrouwen (postmenopauzale fase), bejaarden gelijk man vrouw
- Diabetes Mellitus