Kunst begint vaak met een stip, die zich ontwikkelt tot lijnen en
vormen.
Kunstenaars zoals Kazimir Malevich en Jackson Pollock werkten met
abstracte vormen en lijnen.
Malevich creëerde geometrische kunst (suprematisme), terwijl
Pollock ‘action painting’ gebruikte met dynamische verfspatten.
2. Van lijn naar vorm
Verschillende soorten lijnen (horizontaal, verticaal, gebogen, etc.)
kunnen een vorm creëren.
Felix de Boeck gebruikte strakke lijnen en geometrische vormen in
zijn kunst.
Egon Schiele en Luc Peire benadrukten verschillende soorten lijnen
om figuren en ruimte te suggereren.
3. Vorm
Er zijn geometrische vormen (zoals rechthoeken en cirkels) en
organische vormen (zoals golvende, natuurlijke patronen).
Malevich gebruikte geometrische vormen, terwijl Barbara Hepworth
organische, biomorfe sculpturen maakte.
In de architectuur: Brunelleschi gebruikte geometrie (renaissance),
terwijl Gaudí organische vormen toepaste (art nouveau).
4. Perspectief
Lijnperspectief gebruikt vluchtlijnen die samenkomen in een
vluchtpunt om diepte te creëren (zoals in de werken van Rafael en
Hans Vredeman de Vries).
Verkorting van lichaamsdelen werd in de renaissance gebruikt
om realisme te bereiken, zoals te zien in de werken van Pontormo en
Mantegna.
5. Overlapping
Overlapping is een eenvoudige manier om diepte te suggereren.
In de oud-Griekse en middeleeuwse kunst werd overlapping
gebruikt, maar perspectiefregels waren niet altijd correct toegepast.
6. Van voorgrond naar achtergrond