Samenvatting behandelmethoden
(Met ROOD stukken tekst gemarkeerd die ik belangrijk vond om wat extra nadruk op
te leggen)
Les 1+2 Kwaliteit van evidentie
Kwaliteit van Evidentie in Psychotherapie: Onderzoeksmethoden
en Effectiviteit
Psychotherapie is een wetenschappelijk onderbouwde behandelmethode die wordt ingezet
voor het behandelen van diverse psychische aandoeningen, waaronder depressie,
angststoornissen, posttraumatische stressstoornis (PTSS) en persoonlijkheidsstoornissen. De
effectiviteit van psychotherapie is inmiddels uitgebreid onderzocht en wordt in veel gevallen
als gelijkwaardig of zelfs superieur beschouwd aan die van medicamenteuze behandelingen.
Wat psychotherapie bijzonder maakt, is dat de effecten vaak duurzaam zijn.
1.1 Wat is Wetenschappelijke Evidentie?
Wetenschappelijke evidentie verwijst naar het systematisch verzamelen en analyseren van
gegevens om vast te stellen of een behandelmethode daadwerkelijk effectief is. In de
psychotherapie betekent dit dat behandelmethoden niet alleen op theorie en ervaring mogen
berusten, maar ook moeten worden onderbouwd door empirisch onderzoek.
Hoe wordt wetenschappelijke evidentie verzameld?
Een behandeling wordt als evidence-based beschouwd wanneer uit herhaald onderzoek blijkt
dat de therapie effectieve resultaten oplevert. Dit betekent dat de behandeling:
1. Is gebaseerd op een theoretisch model dat het mechanisme achter psychische klachten
verklaart.
2. Is getest in verschillende onderzoek omgevingen om de effectiviteit vast te stellen.
3. Een duidelijke en repliceerbare methodologie heeft, zodat andere onderzoekers de
resultaten kunnen bevestigen.
4. Wordt ondersteund door meta-analyses en systematische reviews, waarin de resultaten
van meerdere studies worden gecombineerd.
Voorbeeld: Een psycholoog kan een nieuwe therapie ontwikkelen voor sociale angststoornis.
In een kleinschalige studie lijkt de methode effectief, maar dit is nog geen wetenschappelijk
bewijs. Pas wanneer verschillende studies de effectiviteit aantonen en een meta-analyse laat
zien dat de therapie werkt bij een breed scala aan patiënten, kan de behandeling als evidence-
based worden beschouwd.
1.2 Verschillende onderzoeksdesigns in psychotherapie
Om de effectiviteit van psychotherapieën te beoordelen, worden verschillende
onderzoeksdesigns gebruikt. Deze ontwerpen variëren in hun sterkte van bewijs, afhankelijk
van hoe goed ze interne en externe validiteit waarborgen.
Hieronder worden de meest gebruikte onderzoeksdesigns besproken:
1. Case study design
,Bij een case study design wordt een enkele cliënt of een klein aantal cliënten diepgaand
onderzocht. Dit type onderzoek is vooral nuttig om nieuwe theorieën te ontwikkelen of om
behandelstrategieën in complexe gevallen te documenteren.
Voorbeeld: Freud’s beroemde casus van "Little Hans", een jongen met een fobie voor
paarden, werd gebruikt om de psychodynamische theorie over angststoornissen te
onderbouwen.
Voordelen:
Geeft diepgaand inzicht in individuele behandeltrajecten.
Bruikbaar voor het ontwikkelen van nieuwe behandelmethoden.
Nadelen:
Beperkte generaliseerbaarheid; het is niet zeker dat de resultaten gelden voor andere
patiënten.
Geen controlegroep, waardoor het moeilijk is om te bewijzen dat de therapie
verantwoordelijk is voor de verbetering.
2. Case study design met herhaalde metingen (Single case experimental design)
Dit type studie lijkt op een casestudie, maar bevat meerdere meetmomenten gedurende de
behandeling. Hierdoor kunnen onderzoekers analyseren of de veranderingen in de symptomen
daadwerkelijk te danken zijn aan de therapie.
Voorbeeld: Een onderzoek naar EMDR bij PTSS, waarin een oorlogsveteraan
gedurende drie maanden wordt gevolgd. Symptomen zoals nachtmerries en
herbelevingen worden dagelijks gemeten om te zien of de behandeling effect heeft.
Voordelen:
Hogere interne validiteit dan een gewone casestudie.
Beter inzicht in het effect van de therapie op lange termijn.
Nadelen:
Arbeidsintensief en tijdrovend.
Nog steeds moeilijk te generaliseren naar bredere populaties.
3. One group pre-post treatment design
Bij een one group pre-post treatment design wordt een groep patiënten vóór en na de
behandeling getest, zonder controlegroep.
Voorbeeld: Een onderzoek naar mindfulness-based cognitieve therapie (MBCT) voor
depressie, waarbij patiënten een depressievragenlijst invullen vóór en na een 8-weken
durend programma.
Voordelen:
Geschikt als een controlegroep niet ethisch haalbaar is.
Eenvoudig en snel uit te voeren.
Nadelen:
Geen controlegroep, waardoor placebo-effecten of spontane verbeteringen de
resultaten kunnen beïnvloeden.
4. Pretest-Posttest non-equivalent groups design
Dit onderzoeksdesign vergelijkt twee groepen zonder dat de toewijzing willekeurig is.
Voorbeeld: In een GGZ-instelling worden twee afdelingen met elkaar vergeleken: de
ene afdeling krijgt CGT voor depressie, terwijl de andere afdeling interpersoonlijke
therapie (IPT) krijgt
Voordelen:
, Praktisch uitvoerbaar in klinische settings.
Bruikbaar om verschillende behandelmethoden te vergelijken.
Nadelen:
Risico op selectiebias, omdat de groepen niet willekeurig zijn samengesteld.
5. Randomized Controlled Trial (RCT)
De RCT wordt beschouwd als de gouden standaard voor wetenschappelijke evidentie.
Voorbeeld: Een onderzoek waarin willekeurig wordt bepaald of patiënten CGT of
medicatie krijgen voor paniekstoornis. Beide groepen worden over tijd gevolgd om de
effectiviteit te vergelijken.
Voordelen:
Hoge interne validiteit; randomisatie voorkomt verstorende variabelen.
Controle over externe factoren die de resultaten kunnen beïnvloeden.
Nadelen:
Duur en tijdrovend.
Soms ethische bezwaren, bijvoorbeeld wanneer een effectieve therapie wordt
onthouden aan de controlegroep.
1.3 Effectgrootte en interpretatie van resultaten
Bij het interpreteren van onderzoeksresultaten wordt vaak gekeken naar effectgrootte, een
maatstaf voor hoe sterk een behandeling werkt.
0.00 – 0.20: Geen effect.
0.20 – 0.50: Klein effect.
0.50 – 0.80: Matig effect.
> 0.80: Groot effect.
Voorbeelden:
CGT voor depressie heeft een effectgrootte van 0.60 – 0.80 (matig tot groot effect).
EMDR voor PTSS heeft een effectgrootte van 0.85 – 1.10 (groot effect).
Antidepressiva bij depressie hebben een effectgrootte rond 0.30 – 0.50 (klein tot matig
effect).
Dit betekent dat psychotherapie in veel gevallen effectiever is dan medicatie, vooral op lange
termijn.
1.4 Bias en Problemen in Onderzoek
Bij het beoordelen van wetenschappelijke evidentie is het belangrijk om te letten op mogelijke
bias en methodologische fouten.
4.1 Soorten Bias
TYPE BIAS BETEKENIS
SELECTION BIAS Systematische verschillen tussen groepen bij start.
PERFORMANCE Verschillen in behandeling tussen groepen.
BIAS
DETECTION BIAS Outcome-metingen worden beïnvloed door kennis van de
condities.
ATTRITION BIAS Hoge uitval van deelnemers beïnvloedt de resultaten.
PUBLICATION BIAS Studies met negatieve resultaten worden minder gepubliceerd.
(Met ROOD stukken tekst gemarkeerd die ik belangrijk vond om wat extra nadruk op
te leggen)
Les 1+2 Kwaliteit van evidentie
Kwaliteit van Evidentie in Psychotherapie: Onderzoeksmethoden
en Effectiviteit
Psychotherapie is een wetenschappelijk onderbouwde behandelmethode die wordt ingezet
voor het behandelen van diverse psychische aandoeningen, waaronder depressie,
angststoornissen, posttraumatische stressstoornis (PTSS) en persoonlijkheidsstoornissen. De
effectiviteit van psychotherapie is inmiddels uitgebreid onderzocht en wordt in veel gevallen
als gelijkwaardig of zelfs superieur beschouwd aan die van medicamenteuze behandelingen.
Wat psychotherapie bijzonder maakt, is dat de effecten vaak duurzaam zijn.
1.1 Wat is Wetenschappelijke Evidentie?
Wetenschappelijke evidentie verwijst naar het systematisch verzamelen en analyseren van
gegevens om vast te stellen of een behandelmethode daadwerkelijk effectief is. In de
psychotherapie betekent dit dat behandelmethoden niet alleen op theorie en ervaring mogen
berusten, maar ook moeten worden onderbouwd door empirisch onderzoek.
Hoe wordt wetenschappelijke evidentie verzameld?
Een behandeling wordt als evidence-based beschouwd wanneer uit herhaald onderzoek blijkt
dat de therapie effectieve resultaten oplevert. Dit betekent dat de behandeling:
1. Is gebaseerd op een theoretisch model dat het mechanisme achter psychische klachten
verklaart.
2. Is getest in verschillende onderzoek omgevingen om de effectiviteit vast te stellen.
3. Een duidelijke en repliceerbare methodologie heeft, zodat andere onderzoekers de
resultaten kunnen bevestigen.
4. Wordt ondersteund door meta-analyses en systematische reviews, waarin de resultaten
van meerdere studies worden gecombineerd.
Voorbeeld: Een psycholoog kan een nieuwe therapie ontwikkelen voor sociale angststoornis.
In een kleinschalige studie lijkt de methode effectief, maar dit is nog geen wetenschappelijk
bewijs. Pas wanneer verschillende studies de effectiviteit aantonen en een meta-analyse laat
zien dat de therapie werkt bij een breed scala aan patiënten, kan de behandeling als evidence-
based worden beschouwd.
1.2 Verschillende onderzoeksdesigns in psychotherapie
Om de effectiviteit van psychotherapieën te beoordelen, worden verschillende
onderzoeksdesigns gebruikt. Deze ontwerpen variëren in hun sterkte van bewijs, afhankelijk
van hoe goed ze interne en externe validiteit waarborgen.
Hieronder worden de meest gebruikte onderzoeksdesigns besproken:
1. Case study design
,Bij een case study design wordt een enkele cliënt of een klein aantal cliënten diepgaand
onderzocht. Dit type onderzoek is vooral nuttig om nieuwe theorieën te ontwikkelen of om
behandelstrategieën in complexe gevallen te documenteren.
Voorbeeld: Freud’s beroemde casus van "Little Hans", een jongen met een fobie voor
paarden, werd gebruikt om de psychodynamische theorie over angststoornissen te
onderbouwen.
Voordelen:
Geeft diepgaand inzicht in individuele behandeltrajecten.
Bruikbaar voor het ontwikkelen van nieuwe behandelmethoden.
Nadelen:
Beperkte generaliseerbaarheid; het is niet zeker dat de resultaten gelden voor andere
patiënten.
Geen controlegroep, waardoor het moeilijk is om te bewijzen dat de therapie
verantwoordelijk is voor de verbetering.
2. Case study design met herhaalde metingen (Single case experimental design)
Dit type studie lijkt op een casestudie, maar bevat meerdere meetmomenten gedurende de
behandeling. Hierdoor kunnen onderzoekers analyseren of de veranderingen in de symptomen
daadwerkelijk te danken zijn aan de therapie.
Voorbeeld: Een onderzoek naar EMDR bij PTSS, waarin een oorlogsveteraan
gedurende drie maanden wordt gevolgd. Symptomen zoals nachtmerries en
herbelevingen worden dagelijks gemeten om te zien of de behandeling effect heeft.
Voordelen:
Hogere interne validiteit dan een gewone casestudie.
Beter inzicht in het effect van de therapie op lange termijn.
Nadelen:
Arbeidsintensief en tijdrovend.
Nog steeds moeilijk te generaliseren naar bredere populaties.
3. One group pre-post treatment design
Bij een one group pre-post treatment design wordt een groep patiënten vóór en na de
behandeling getest, zonder controlegroep.
Voorbeeld: Een onderzoek naar mindfulness-based cognitieve therapie (MBCT) voor
depressie, waarbij patiënten een depressievragenlijst invullen vóór en na een 8-weken
durend programma.
Voordelen:
Geschikt als een controlegroep niet ethisch haalbaar is.
Eenvoudig en snel uit te voeren.
Nadelen:
Geen controlegroep, waardoor placebo-effecten of spontane verbeteringen de
resultaten kunnen beïnvloeden.
4. Pretest-Posttest non-equivalent groups design
Dit onderzoeksdesign vergelijkt twee groepen zonder dat de toewijzing willekeurig is.
Voorbeeld: In een GGZ-instelling worden twee afdelingen met elkaar vergeleken: de
ene afdeling krijgt CGT voor depressie, terwijl de andere afdeling interpersoonlijke
therapie (IPT) krijgt
Voordelen:
, Praktisch uitvoerbaar in klinische settings.
Bruikbaar om verschillende behandelmethoden te vergelijken.
Nadelen:
Risico op selectiebias, omdat de groepen niet willekeurig zijn samengesteld.
5. Randomized Controlled Trial (RCT)
De RCT wordt beschouwd als de gouden standaard voor wetenschappelijke evidentie.
Voorbeeld: Een onderzoek waarin willekeurig wordt bepaald of patiënten CGT of
medicatie krijgen voor paniekstoornis. Beide groepen worden over tijd gevolgd om de
effectiviteit te vergelijken.
Voordelen:
Hoge interne validiteit; randomisatie voorkomt verstorende variabelen.
Controle over externe factoren die de resultaten kunnen beïnvloeden.
Nadelen:
Duur en tijdrovend.
Soms ethische bezwaren, bijvoorbeeld wanneer een effectieve therapie wordt
onthouden aan de controlegroep.
1.3 Effectgrootte en interpretatie van resultaten
Bij het interpreteren van onderzoeksresultaten wordt vaak gekeken naar effectgrootte, een
maatstaf voor hoe sterk een behandeling werkt.
0.00 – 0.20: Geen effect.
0.20 – 0.50: Klein effect.
0.50 – 0.80: Matig effect.
> 0.80: Groot effect.
Voorbeelden:
CGT voor depressie heeft een effectgrootte van 0.60 – 0.80 (matig tot groot effect).
EMDR voor PTSS heeft een effectgrootte van 0.85 – 1.10 (groot effect).
Antidepressiva bij depressie hebben een effectgrootte rond 0.30 – 0.50 (klein tot matig
effect).
Dit betekent dat psychotherapie in veel gevallen effectiever is dan medicatie, vooral op lange
termijn.
1.4 Bias en Problemen in Onderzoek
Bij het beoordelen van wetenschappelijke evidentie is het belangrijk om te letten op mogelijke
bias en methodologische fouten.
4.1 Soorten Bias
TYPE BIAS BETEKENIS
SELECTION BIAS Systematische verschillen tussen groepen bij start.
PERFORMANCE Verschillen in behandeling tussen groepen.
BIAS
DETECTION BIAS Outcome-metingen worden beïnvloed door kennis van de
condities.
ATTRITION BIAS Hoge uitval van deelnemers beïnvloedt de resultaten.
PUBLICATION BIAS Studies met negatieve resultaten worden minder gepubliceerd.