TEM → examen
- Principe LM maar op sterkere vergroting
- Dus elektronen op weefsel geschoten → projecteren op fosforplaat
Lipidose
- veralgemeende opstapeling van niet-afgebroken (fosfo)lipiden in lysosomen
- Degeneratie
- Ontstaan door rechtstreekse inactivatie van enzymen → betrokken in fosfolipidenmetabolisme
- Door binding van bepaalde chemische stoffen aan fosfolipiden membranen
- =/ steatose → opstapelen vetten als energie of substraat voor eerder vetmetabolisme
Osteoporose
- Verworven kwantiatieve pathologische vermindering synthese beenmatrix
- Bij groeiende (=rachitis) en volwassen dieren
- Zorgt voor minder stevigheid → fracturen
Lithopédion
- Een gemummificeerde foetus
- Steenvrucht → verkalkte mummie
- Behoort niet als gangreen → hele mechanisme afsterft ipv deel van levende organisme
Ischemie → examen
- Alle toestanden van (lokale) verminderde arteriele bloedtoevoer (door bv blokkade) van perifere circulatie
- Te geringe aanvoer zuurstof of andere oxideerbare substanties naar cellen tgv ischemie
- Iets misgaan bij O2 overdracht van bloed naar cellen
- → weefsels hebben bleek of cyanotisch uitzicht
- → verminderde afvoer van CO2 → lokale acidose
- Druknecrose hiernaar terug te leiden
- Bij aangebonden dieren → constante druk kleine bven → hypoxidose → necrose
- Absolute ischemie → wanneer bloedtoevoer naar weefsel of orgaan volledig afgesloten → weefsel anemisch
- Relatieve ischemie → bij net voldoende bloedtoevoer → weefsel of orgaan in rust onderhouden →
uitvalsverschijnselen bij verhoogde activiteit
- Eerst anoxemische fase → beginstadium
- Postichemische fase → later stadium → weefselbeschadigingen (reperfusion injury)
- Belangrijk naar heelkunde van patiënt toe
- Oorzaken
- Compressie ischemie → Sterke uitwendige druk op orgaan
- Vasoconstrictorische ischemie → bij langdurige vernauwing van aanvoer arterien
- Reflectorische of collaterale ischemie → neurogene vorm van arteriele vasoconstrictie
- Anemie tgv bloedvat obstructie → meestal in aansluiting op bloedvatwand beschadiging → thrombus →
verschillende gevolgen
- Gevolgen
- langdurige absolute ischemie → necrose
- Relatieve ischemie → apoptose → atrofie
, - Langdurige relatieve ischemie en lage zuurstofspanning in de weefsels
Prionen
- Infectieus eiwit dat eigen cellulair eiwit omzet naar cellulair prion eiwit → slaat neer
- Bij AS amyloid/seniel amyloid (ook besproken als grote examenvraag)
Adipositas
- Obesitas of vetzucht → pathologische algemene toename van vetdepot
- Dikwijls simultaan levercelvervetting → leversteatose
- Moeilijke grens fysiologie en pathologie
- Etiologie → endogene factoren of langdurige overmatige voederopname
- Te energierijke voeding bij geringe lichaamsacticiteit → leptine geeft minder sterk signaal af of minder gevoelig
beloningscentrum → steeds meer drang naar meer voedselopname
- Hypothyroidie → bv jodiumtekort → oxidatieve activiteit en energiegebruik dalen
- Cushing hond → overproductie glucocorticoiden → herverdelen vetdepots
- Stoornissen in hpa as, na castratie of verminderde hormoonproductie bij verouderen
Kalkjicht (=/jicht!)
- Calcinosis circumscripta
- Extracellulaire kalkneerslag → na toename proteoglycanen in dermale en hypodermale bw → na traumatische
bechadiging
- Lokt vreemd voorwerpreactie uit → granuloomvorming → calcinogranuloma
- Hond en paard → gevoelig
Jicht
- Extracellulaire neerslagen van zouten en urinezuur
- Urinezuur → vanuit afbraak van nucleinezuren waarbij pyrimidinebasen volledig worden afgebroken (itt
purinebasen)
- Purinebasen in lever → xanthine → urinezuur
- Jicht als eindproduct van nucleinezuurmetabolisme → actieve secretie in niertubuli
- Uraten bij vogels en reptielen in suspensie → door secretie mucopolysacchariden in verzamelbuizen
- Urinezuur zelf → uitplassen → moeilijker → goed werkende nier nodig
- Bij zoogdieren (niet primaten) → urinezuur door uricase in peroxysomen vd hepatocyten → allantoine →
uitscheiden
- Pathogenese
- Vogels en reptielen → stijgen urinezuurconcentratie in bloed → uraten niet in suspensie gehouden →
geen nierexcretie
- Dalmatische hond
- Geen omvorming uraat → allantoine, want geen transporteiwit voor uraat in hepatocyten
- Ook in niertubuli geen terugresorptie van urinezuur → geen hyperuricemie
- Wel neerslag uraten in urinewegen met urolithiasis
- Neerslaan in nier, urether en urineblaas → urolitiasis
- Elke dalmatier heeft problemen
- Mens
- Erfelijk
- Triggers → purinerijke voeding
- Secundair jicht → bij veel nucleainezuren vervallen
, - Tumoren van bloedcellen → verval → tumorlysis syndroom zoals leucose
- Niet RBC → geen kernen → geen probleem
- Vormen van jicht
- Acute vorm → visceraal jicht
- Typisch vogels en reptielen → massale witte uraatneerslagen op serosae en onder kapsel van
verschillende organen zoals lever en milt
- Inwendige organen/viscera
- Gekernde RBC en vlammetjes (verkalking) op opp weefsel op preparaat
- Nier moet functioneel zijn, maar ook vocht genoeg → nierfalen en dehydratatie zijn grote
triggers
- Kristalhaard → tophus
- Periarticulair jicht
- Uraatneerslag in BW rond gewrichtskapsels en subcutaan → inductie vreemd voorwerpreactie
met reuzencellen → granulomen → jichttophi
- Neerslagen in kraakbeen van het oor en gewrichten → kb necroseert en uraat bedekt
gewrichtsopp→ gewrichtsontsteking/artrhitis urica → urinezuur geinduceerde
gewrichtsontsteking
- Te zien als oplichtende wit/beige kristalisaties
- Net iets minder belangrijke variant
Leukoderma
- Leukopathie of leukoderma → secundaire vlekvormige depigmentaties vd huid
- Ook vaak verdikte huid
- Oorzaak → plaatselijke drukbeschadiging met stoornis melanocyten
- Kan ook door chemische beschadiging door rubber van speeltjes of rij gerief
Oncogen
- Een gen normaal gezien enkel tot expressie bij celdeling, vaak zelfs enkel expressie tijdens embryogenese
- Oncogen onder pathologische betrokken bij ontstaan van tumoren
- Overexpressie oncogenen → belangrijk mechanisme in cancerogenese
- Proto-oncogenen
- Alle DSen en essentiele rol in groei en differentiatie van cellen
- Evolutionair stabiel → vervullen vitale functies
- Ook cellulaire oncogenen → c-onc
- Soms door virussen gestolen uit dierlijke cellen → v-onc
- Oncogenproteinen
- In kern, cytoplasma, plasmamembraan
- Verschillende functies vervullen in celdeling
- Verband met groeifactoren
- Mechanisme van activatie
- Puntmutatie cellulair oncogen zelf
- Kan na inwerking carcinogene chemicalien en straling
- Ook deleties en frame-shifts kunnen leiden tot activatie
- Promotorinsertie
- Viraal promotorgen (v-onc) geinsereerd proximaal van cellulair oncogen (insertiemutagenese)
→ cellulaire oncogen/insertiemutagenese → activatie door virale promotor
- Gen wordt ingebouwd → blauw
, - Cellulair oncogen aangeschakeld → virussen kunnen basis schakelaars aanzetten
- Transductie
- Initieel c-onc → v-onc geinsereerd in nieuwe gastheercel → activatie v-onc
- Dus oncogenen uitgewisseld mbv virus
- Translocatie
- Voor proto-oncogeen op plaats waar niet strikt gecontroleerd of hoge
transcriptieactiviteit
- Genamplificatie
- Zorgt voor overexpressie proto-oncogen
- Transcriptiefactoren
- Kan gevormd na infectie met bovine leucosevirus
- Anti-oncogenen
- Zijn supressorgenen van proto-oncogenen
- Beinvloeden oncogenactivatie
- P53 belangrijkste → mitosecyclus temperen
- Eiwitproduct van cellulair anti-oncogen
- normaal veroorzaakt normaal contactinhibitie
- Stopt celcyclus G1 fase bij DNA schade → reparatiemechanismen
- Bij sterke schade → grote expressie → apoptoseproces
- Tumorsuppressorgenen → coderen eiwitten → remmende werking groei van cellen
- Stel werking anti-oncogen geinhibeerd → toegenomen abnormale grooei vd cel → bv retinoblastoma
mens
- P53
- p53 → anti-oncogen → eiwit essentiele rol mitosecyclus → normaal p53 checkt op fouten en
mutaties → herstellen
- dus stoppen celcyclus G1 bij schade → reparatiemechanismen (of indien zeer sterke schade →
apoptose)
- tumor kan ontstaan wanneer mutatie bij dit gen → niet 1 mutatie zorgt voor tumor → telkens
meer en meer mutaties
- functieverlies p53 bij helft maligne tumoren bij mens
Noxen
- Endogene en exogene factoren bij carcinogenese → schadelijke factor
- Chemisch, mechanisch, thermisch, actinische, …
Algor mortis
- Afkoelen lichaam na overlijden → 1°C/u
- Herkauwers trager → ruminale bacteriën en gasproductie → postmortaal emfyseem
Livor mortis
- Lijstvlekken
- Zones op huid → capillairen sterk gevuld met bloed → ongeveer half u na dood
- Indrukbaar met vinger
Chylothorax
- Vorm van pleuravocht