Praktische didactiek voor Natuur & Techniek
Hoofdstuk 1: Waar gaat het om bij N&T?
Het curriculum van natuur en techniek in het basisonderwijs rust op 3 pijlers: A. kennis van natuur en
techniek. B. het denken en doen met natuur en techniek, dus de natuurlijkwetenschappelijke en
technische denk en werkwijze. C. ideeën over het belang en de aard van natuur en techniek en een
attitude die daarbij aansluit. Samen maken zij onderwijs voor hoofd, hart en handen mogelijk.
Onderzoekend en Ontwerpend Leren (OOL) vormt een wezenlijk onderdeel van het programma, en
niet alleen als een manier om kennis te vergaren. Het is ook een doel op zich: leren onderzoeken en
leren technische producten te gebruiken, te onderhouden en te repareren, te ontwerpen of
verbeteren en te maken. Dit alles zorgt voor vaardigheden en attituden die kinderen in het dagelijks
leven, nu en later, goed van pas komen.
Hoofdstuk 2: Doen en denken
Belichaamd leren (embodied learning) beïnvloedt de cognitieve en sensomotorische ontwikkeling
positief en omgekeerd.
Kinderen kunnen de ervaringen die bij elkaar horen op verschillende manieren aan elkaar koppelen:
- verschil en overeenkomst: op elkaar lijkende dingen vertonen verschillend gedrag of zijn op
onderdelen anders samengesteld.
- verandering en volgorde: gebeurtenissen hebben steeds in bepaalde volgorde en vaak is de enige
gebeurtenis het gevolg van de andere.
- samenhang en systeem: verschillende verschijnselen zijn er tegelijkertijd vaak is er sprake van een
causaal verband in een systeem hebben we onderdelen invloed op elkaar.
Denkschema's bij kinderen zijn vaak nog eenvoudig van opbouw, en daarom spreken we bij jonge
kinderen meestal van preconcepten: ze hebben nadrukkelijk een voorlopig karakter. Als de door
kinderen ontdekte regelmaat een gevolg is van toeval of van invloeden die ze niet kunnen overzien,
kunnen er onjuiste denkbeelden ofwel misconcepten ontstaan. Preconcepten niet verwarren met
misconcepten; preconcepten kun je eerder beschouwen als onvolledige denkschema 's dan als
incorrecte denkschema 's.
Denkontwikkeling van kinderen gebaseerd op de resultaten van ontwikkelingspsychologie Jean
Piaget.
- Overgang van intuïtie naar concrete operaties: peuters en kleuters denken aanvankelijk intuïtief.
Directe waarneming heeft veel invloed en hun denken is sterk verbonden met hun eigen bewegingen.
Ze kunnen de gevolgen van handelingen nog niet voorstellen tenzij ze de handeling daadwerkelijk
hebben uitgevoerd. Ze bekijken de wereld vanuit hun eigen perspectief.
- Concrete operaties stadium: in deze fase ontwikkelen kinderen het vermogen om zich voor te stellen
welke veranderingen plaatsvinden als je iets doet met voorwerpen. Wanneer zij voorwerpen voor het
eerst manipuleren gebruiken ze analoge ervaringen om zich voor te stellen wat er zal gebeuren.
- Concrete operaties later stadium: in deze fase worden de denk activiteiten krachtiger en
gevarieerder kinderen ontwikkelen het vermogen om de invloed van variabele factoren te vergelijken
daardoor kunnen ze problemen via onderzoek planmatig oplossen.
- Overgang van het stadium van abstract denken: in deze fase begint zich bij kinderen het vermogen
te ontwikkelen om abstract te denken. Wanneer deze ontwikkeling voltooid is, kunnen zij in gedachte
overweg met het mogelijke en met het hypothetische zonder dat die gekoppeld zijn aan
waarnemingen.
, Voor effectief onderwijs in natuur en techniek moeten doen en denken samengaan. Heen en weer
denken wil zeggen dat kinderen niet alleen dingen en situaties manipuleren, maar ook ideeën.
Het begint met minds-on: kinderen wisselen ideeën uit over het onderwerp en beredeneren hun
verwachtingen of voorspellingen. Dan voeren ze hands-on activiteiten uit. Tijdens het onderzoek
delen ze hun ervaringen. Daarna volgt opnieuw mind-on: ze bespreken de resultaten geven er
betekenis aan en beredeneren waardoor deze wel of niet goed voorspeld zijn.
Kenmerkend voor natuur en techniek is het zoeken naar de relatie tussen eigen denkbeelden,
voorspellingen of theorie en de onderzoeksresultaten, dus het heen en weer denken.
Een uitgangspunt van het constructivisme is dat leren optimaal verloopt als je kinderen uitdaagt tot
wat ze nog net niet kunnen, maar ze wel zien aan de horizon. In zulke situaties kunnen ze nieuwe
informatie laten aanhaken bij bestaande kennis. Ze conceptualiseren; dit betekent dat ze zich
geleidelijk een vollediger en concreter beeld vormen van complexe begrippen.
Didactische benaderingswijzen
Onderzoekend leren leidt tot antwoorden op onderzoeksvragen, terwijl het resultaat van ontwerpend
leren bestaat uit functionele producten.
- Ontdekkend leren omvat onderzoekend leren en beleven. Deze komen voort uit nieuwsgierigheid en
verwondering.
- Onderzoekend leren begint vaak met nieuwsgierigheid die gevoed wordt door v motoren als
verwondering en verwarring.
- Ontwerpend leren betreft het bedenken van hoe je een uitdaging of probleem technisch kunt
oplossen door er iets voor te maken.
- Beleven is de affectieve component van ontdekkend en van ontwerpend leren beleven komt
bijvoorbeeld voort uit verwondering en leidt tot waardering en betekenisverlening.
- Leren kiezen is een doel van educaties als gezondheidseducatie en leren voor duurzame
ontwikkeling.
Hoofdstuk 3: Waarnemen als basis
Waarnemen en denken beïnvloeden elkaar wederzijds. Verwachtingen en vermoedens richting de
waarneming. Aandachtig waarnemen betekent dat je jezelf voortdurend afvraagt waar de
waargenomen zaken je aandoen denken. Wat je zintuigen registreren probeer je zo een plekje te
geven in reeds opgebouwde denkstructuren.
Waarnemen is meer dan het registreren van de feitelijke werkelijkheid met je zintuigen. Waarnemen
is vaak gekoppeld aan actie: je krijgt een zintuigelijke indruk; daarvan word je je bewust en daarover
vorm je je een mening; en/of dat maakt gevoelens los en zorgt voor beleving; en als gevolg daarvan
doe je iets.
Waarnemen kun je leren, en je kunt leren van waarnemen. Door oefening groeit de vaardigheid om
nuances en details, patronen en structuren, gebeurtenissen en veranderingen waar te nemen.
Bewust waarnemen is meer dan het ervaren van zintuiglijke indrukken. Je doet mentaal iets met de
waarnemingen; je identificeert, je benoemt of beschrijft, je ordent en/of je interpreteert. Daar komen
onwillekeurig allerlei emoties en gevoelens bij vrij. Waarnemen is meer dan kennis vergaren je
beleeft er ook nog iets aan.
De verwerking van zintuigindrukken is gebaseerd op eerdere ervaringen en voegt er betekenis aan
toe; ze verduidelijkt de wereld om je heen en maakt het beter mogelijk ermee om te gaan.
Je kunt nieuwe informatie vlot opbergen en weer vlug oproepen. Je filtert de informatie die op je
afkomt en je onderscheidt belangrijke zaken en bijzaken. Wat je onbelangrijk vindt (subjectief) laat je
Hoofdstuk 1: Waar gaat het om bij N&T?
Het curriculum van natuur en techniek in het basisonderwijs rust op 3 pijlers: A. kennis van natuur en
techniek. B. het denken en doen met natuur en techniek, dus de natuurlijkwetenschappelijke en
technische denk en werkwijze. C. ideeën over het belang en de aard van natuur en techniek en een
attitude die daarbij aansluit. Samen maken zij onderwijs voor hoofd, hart en handen mogelijk.
Onderzoekend en Ontwerpend Leren (OOL) vormt een wezenlijk onderdeel van het programma, en
niet alleen als een manier om kennis te vergaren. Het is ook een doel op zich: leren onderzoeken en
leren technische producten te gebruiken, te onderhouden en te repareren, te ontwerpen of
verbeteren en te maken. Dit alles zorgt voor vaardigheden en attituden die kinderen in het dagelijks
leven, nu en later, goed van pas komen.
Hoofdstuk 2: Doen en denken
Belichaamd leren (embodied learning) beïnvloedt de cognitieve en sensomotorische ontwikkeling
positief en omgekeerd.
Kinderen kunnen de ervaringen die bij elkaar horen op verschillende manieren aan elkaar koppelen:
- verschil en overeenkomst: op elkaar lijkende dingen vertonen verschillend gedrag of zijn op
onderdelen anders samengesteld.
- verandering en volgorde: gebeurtenissen hebben steeds in bepaalde volgorde en vaak is de enige
gebeurtenis het gevolg van de andere.
- samenhang en systeem: verschillende verschijnselen zijn er tegelijkertijd vaak is er sprake van een
causaal verband in een systeem hebben we onderdelen invloed op elkaar.
Denkschema's bij kinderen zijn vaak nog eenvoudig van opbouw, en daarom spreken we bij jonge
kinderen meestal van preconcepten: ze hebben nadrukkelijk een voorlopig karakter. Als de door
kinderen ontdekte regelmaat een gevolg is van toeval of van invloeden die ze niet kunnen overzien,
kunnen er onjuiste denkbeelden ofwel misconcepten ontstaan. Preconcepten niet verwarren met
misconcepten; preconcepten kun je eerder beschouwen als onvolledige denkschema 's dan als
incorrecte denkschema 's.
Denkontwikkeling van kinderen gebaseerd op de resultaten van ontwikkelingspsychologie Jean
Piaget.
- Overgang van intuïtie naar concrete operaties: peuters en kleuters denken aanvankelijk intuïtief.
Directe waarneming heeft veel invloed en hun denken is sterk verbonden met hun eigen bewegingen.
Ze kunnen de gevolgen van handelingen nog niet voorstellen tenzij ze de handeling daadwerkelijk
hebben uitgevoerd. Ze bekijken de wereld vanuit hun eigen perspectief.
- Concrete operaties stadium: in deze fase ontwikkelen kinderen het vermogen om zich voor te stellen
welke veranderingen plaatsvinden als je iets doet met voorwerpen. Wanneer zij voorwerpen voor het
eerst manipuleren gebruiken ze analoge ervaringen om zich voor te stellen wat er zal gebeuren.
- Concrete operaties later stadium: in deze fase worden de denk activiteiten krachtiger en
gevarieerder kinderen ontwikkelen het vermogen om de invloed van variabele factoren te vergelijken
daardoor kunnen ze problemen via onderzoek planmatig oplossen.
- Overgang van het stadium van abstract denken: in deze fase begint zich bij kinderen het vermogen
te ontwikkelen om abstract te denken. Wanneer deze ontwikkeling voltooid is, kunnen zij in gedachte
overweg met het mogelijke en met het hypothetische zonder dat die gekoppeld zijn aan
waarnemingen.
, Voor effectief onderwijs in natuur en techniek moeten doen en denken samengaan. Heen en weer
denken wil zeggen dat kinderen niet alleen dingen en situaties manipuleren, maar ook ideeën.
Het begint met minds-on: kinderen wisselen ideeën uit over het onderwerp en beredeneren hun
verwachtingen of voorspellingen. Dan voeren ze hands-on activiteiten uit. Tijdens het onderzoek
delen ze hun ervaringen. Daarna volgt opnieuw mind-on: ze bespreken de resultaten geven er
betekenis aan en beredeneren waardoor deze wel of niet goed voorspeld zijn.
Kenmerkend voor natuur en techniek is het zoeken naar de relatie tussen eigen denkbeelden,
voorspellingen of theorie en de onderzoeksresultaten, dus het heen en weer denken.
Een uitgangspunt van het constructivisme is dat leren optimaal verloopt als je kinderen uitdaagt tot
wat ze nog net niet kunnen, maar ze wel zien aan de horizon. In zulke situaties kunnen ze nieuwe
informatie laten aanhaken bij bestaande kennis. Ze conceptualiseren; dit betekent dat ze zich
geleidelijk een vollediger en concreter beeld vormen van complexe begrippen.
Didactische benaderingswijzen
Onderzoekend leren leidt tot antwoorden op onderzoeksvragen, terwijl het resultaat van ontwerpend
leren bestaat uit functionele producten.
- Ontdekkend leren omvat onderzoekend leren en beleven. Deze komen voort uit nieuwsgierigheid en
verwondering.
- Onderzoekend leren begint vaak met nieuwsgierigheid die gevoed wordt door v motoren als
verwondering en verwarring.
- Ontwerpend leren betreft het bedenken van hoe je een uitdaging of probleem technisch kunt
oplossen door er iets voor te maken.
- Beleven is de affectieve component van ontdekkend en van ontwerpend leren beleven komt
bijvoorbeeld voort uit verwondering en leidt tot waardering en betekenisverlening.
- Leren kiezen is een doel van educaties als gezondheidseducatie en leren voor duurzame
ontwikkeling.
Hoofdstuk 3: Waarnemen als basis
Waarnemen en denken beïnvloeden elkaar wederzijds. Verwachtingen en vermoedens richting de
waarneming. Aandachtig waarnemen betekent dat je jezelf voortdurend afvraagt waar de
waargenomen zaken je aandoen denken. Wat je zintuigen registreren probeer je zo een plekje te
geven in reeds opgebouwde denkstructuren.
Waarnemen is meer dan het registreren van de feitelijke werkelijkheid met je zintuigen. Waarnemen
is vaak gekoppeld aan actie: je krijgt een zintuigelijke indruk; daarvan word je je bewust en daarover
vorm je je een mening; en/of dat maakt gevoelens los en zorgt voor beleving; en als gevolg daarvan
doe je iets.
Waarnemen kun je leren, en je kunt leren van waarnemen. Door oefening groeit de vaardigheid om
nuances en details, patronen en structuren, gebeurtenissen en veranderingen waar te nemen.
Bewust waarnemen is meer dan het ervaren van zintuiglijke indrukken. Je doet mentaal iets met de
waarnemingen; je identificeert, je benoemt of beschrijft, je ordent en/of je interpreteert. Daar komen
onwillekeurig allerlei emoties en gevoelens bij vrij. Waarnemen is meer dan kennis vergaren je
beleeft er ook nog iets aan.
De verwerking van zintuigindrukken is gebaseerd op eerdere ervaringen en voegt er betekenis aan
toe; ze verduidelijkt de wereld om je heen en maakt het beter mogelijk ermee om te gaan.
Je kunt nieuwe informatie vlot opbergen en weer vlug oproepen. Je filtert de informatie die op je
afkomt en je onderscheidt belangrijke zaken en bijzaken. Wat je onbelangrijk vindt (subjectief) laat je