Samenvatting staatsrecht II
Unitarisme = eenheidsstaat/centraal gezag (F/NL)
Federalisme = statenbond/confederatie (zwak) of bondsstaat (sterk) op basis van een
grondwet. (D/B/US).
Regeringsvorm = verhouding hoogste macht in de staat (verdeling bevoegdheden).
Staat:
1. Groep personen
2. Afgebakend territorium
3. Effectief gezag
4. In staat om betrekkingen aan te gaan met andere staten
Toetsingsverbod artikel 120 GW:
- Materieel = niet toetsen aan de inhoud van de grondwet.
- Formeel = niet toetsen aan de procedurele totstandkoming van de grondwet.
Kenmerken federalisme:
1. Tweeledige staat (deelstaten hebben eigen parlement/rechter/regering/GW)
2. Statelijkheid deelstaten (deelstaten hebben alle kenmerken van een staat)
3. Eenheid in constitutioneel recht
4. Loyaliteit
5. Voorrang federaal recht
6. Constitutioneel hof (toezicht houden op verhouding bondsstaat en deelstaat)
7. Zeggenschap deelstaten op federaal niveau
Macht verdelen = voorkomen centralisatie overheidsmacht.
Bondsraad bestaat uit leden van de regering van de landen, geen rechtstreeks gekozen
leden!
,Kenmerken structuur EU:
• Geen staatsrechtelijke verbinding, maar verdragsconstructie met federale trekken
• Recht van secessie (artikel 50 VEU) (vrijwillig uit de EU stappen, wel toestemming nodig)
• Beperkte bevoegdheden op 'federaal' niveau (exclusieve bevoegdheden toebedeeld aan de
EU, de meeste bevoegdheden zijn gedeeld tussen EU en lidstaat)
• Directe werking en voorrang EU-recht! (van Gend/Loos & Costa/ENEL)
• EU-ambten met federale trekken
Maastricht-Urteil
• Verdrag van Maastricht vestigt een statenbond (confederatie) (samenwerking bonden,
geen staat gevormd met een EU volk)
• Soevereiniteit moet blijven liggen bij lidstaten, geen overdracht soevereiniteit!
• Nationale identiteit moet zijn geëerbiedigd
• Kompetenz-kompetenz (bevoegdheid om nieuwe bevoegdheden te scheppen komt niet
toe aan de EU, alleen aan de lidstaten)
• EU is een economische gemeenschap (samenwerking)
• EU is afgeleid van de lidstaten
• Er is recht van secessie
• Nationale parlement is de enige volksvertegenwoordiging
Lissabon-Urteil: (Bundes Vergassung Gericht 2009)
• Vereenvoudiging verdragswijziging (passerelle procedure)
• Europese Raad kan unaniem besluiten, met toestemming Europees Parlement, om
besluiten voortaan met meerderheid in plaats van unanimiteit te nemen
• Lidstaten mochten wel bezwaar maken
• EU heeft geen Kompetenz-kompetenz!
• Mogelijkheid van bezwaar is onvoldoende
Artikel 24 GW - afleiden dat koning staatshoofd is.
Positiefrechtelijk begrip - artikel 7 WVW en artikel 15 VEU.
Republiek = president. Direct of indirect gekozen.
Monarchie = koning. Erfopvolging.
, Constitutionele positie:
• Rechtstreeks gekozen
• Geen vertrouwen van het Congress nodig (ook in Frankrijk niet)
• Geen ontbinding US Congress (bijna geen relatie met elkaar)
• Hoofd van de regering
• President besluit, ministers zijn adviseur
• Geen collegialiteit, geen cabinet
Verkiezingen president:
1. 2 partijen houden voorverkiezingen in elke deelstaat (feb-juni) - kiesmannen
2. Verkiezingen via electors
3. Verkiezingen verlopen vaak rommelig
4. Verkiezingsuitslag aanvechten: stemcomputers, dubbele stemmen, poststemmen
Functies president:
1. Chief Executive (hoofd van de uitvoerende macht)
A. Art. II US Constitution - zelfstandige bevoegdheid om te handelen, geen specifieke
bevoegdheid voor nodig
B. Re neagle arrest (versterking positie president, zelfstandig handelen)
C. Vaststellen executive orders (niet geregeld in de GW, vormvrij, geen instemming
Congress, moet wel gepubliceerd worden in een register)
a. Niet in strijd met (grond)wet
b. Rechter mag deze regels toetsen aan de (grond)wet
D. Benoeming/ontslag federale ambtenaren (alleen voor hogere ambtenaren)
E. Instelling departementen/bevoegdheden (Congress bevoegdheid ministeries
instellen)
F. Delegatie van wetgevende bevoegdheid
G. Recht van gratie
H. Buitenlandse betrekkingen
I. War powers (Congress declares war, President is gezaghebber
(bevoegdheidsgrondslag))
J. Emergency powers (noodbevoegdheden)
2. Chief legislator (hoofd van de wetgeving)
A. State of the Union
B. Veto power
3. Powers concerning administration of Justice (uitvoerende macht, bevoegdheid om lagere
regels te maken)
4. Gedeelde bevoegdheden met Congress (shared powers)
Conclusies:
1. Weinig zelfstandige bevoegden
2. Veel shared powers met Congress
3. Wel sterke bevoegdheden in buitenlandse betrekkingen, oorlog en noodsituaties
Unitarisme = eenheidsstaat/centraal gezag (F/NL)
Federalisme = statenbond/confederatie (zwak) of bondsstaat (sterk) op basis van een
grondwet. (D/B/US).
Regeringsvorm = verhouding hoogste macht in de staat (verdeling bevoegdheden).
Staat:
1. Groep personen
2. Afgebakend territorium
3. Effectief gezag
4. In staat om betrekkingen aan te gaan met andere staten
Toetsingsverbod artikel 120 GW:
- Materieel = niet toetsen aan de inhoud van de grondwet.
- Formeel = niet toetsen aan de procedurele totstandkoming van de grondwet.
Kenmerken federalisme:
1. Tweeledige staat (deelstaten hebben eigen parlement/rechter/regering/GW)
2. Statelijkheid deelstaten (deelstaten hebben alle kenmerken van een staat)
3. Eenheid in constitutioneel recht
4. Loyaliteit
5. Voorrang federaal recht
6. Constitutioneel hof (toezicht houden op verhouding bondsstaat en deelstaat)
7. Zeggenschap deelstaten op federaal niveau
Macht verdelen = voorkomen centralisatie overheidsmacht.
Bondsraad bestaat uit leden van de regering van de landen, geen rechtstreeks gekozen
leden!
,Kenmerken structuur EU:
• Geen staatsrechtelijke verbinding, maar verdragsconstructie met federale trekken
• Recht van secessie (artikel 50 VEU) (vrijwillig uit de EU stappen, wel toestemming nodig)
• Beperkte bevoegdheden op 'federaal' niveau (exclusieve bevoegdheden toebedeeld aan de
EU, de meeste bevoegdheden zijn gedeeld tussen EU en lidstaat)
• Directe werking en voorrang EU-recht! (van Gend/Loos & Costa/ENEL)
• EU-ambten met federale trekken
Maastricht-Urteil
• Verdrag van Maastricht vestigt een statenbond (confederatie) (samenwerking bonden,
geen staat gevormd met een EU volk)
• Soevereiniteit moet blijven liggen bij lidstaten, geen overdracht soevereiniteit!
• Nationale identiteit moet zijn geëerbiedigd
• Kompetenz-kompetenz (bevoegdheid om nieuwe bevoegdheden te scheppen komt niet
toe aan de EU, alleen aan de lidstaten)
• EU is een economische gemeenschap (samenwerking)
• EU is afgeleid van de lidstaten
• Er is recht van secessie
• Nationale parlement is de enige volksvertegenwoordiging
Lissabon-Urteil: (Bundes Vergassung Gericht 2009)
• Vereenvoudiging verdragswijziging (passerelle procedure)
• Europese Raad kan unaniem besluiten, met toestemming Europees Parlement, om
besluiten voortaan met meerderheid in plaats van unanimiteit te nemen
• Lidstaten mochten wel bezwaar maken
• EU heeft geen Kompetenz-kompetenz!
• Mogelijkheid van bezwaar is onvoldoende
Artikel 24 GW - afleiden dat koning staatshoofd is.
Positiefrechtelijk begrip - artikel 7 WVW en artikel 15 VEU.
Republiek = president. Direct of indirect gekozen.
Monarchie = koning. Erfopvolging.
, Constitutionele positie:
• Rechtstreeks gekozen
• Geen vertrouwen van het Congress nodig (ook in Frankrijk niet)
• Geen ontbinding US Congress (bijna geen relatie met elkaar)
• Hoofd van de regering
• President besluit, ministers zijn adviseur
• Geen collegialiteit, geen cabinet
Verkiezingen president:
1. 2 partijen houden voorverkiezingen in elke deelstaat (feb-juni) - kiesmannen
2. Verkiezingen via electors
3. Verkiezingen verlopen vaak rommelig
4. Verkiezingsuitslag aanvechten: stemcomputers, dubbele stemmen, poststemmen
Functies president:
1. Chief Executive (hoofd van de uitvoerende macht)
A. Art. II US Constitution - zelfstandige bevoegdheid om te handelen, geen specifieke
bevoegdheid voor nodig
B. Re neagle arrest (versterking positie president, zelfstandig handelen)
C. Vaststellen executive orders (niet geregeld in de GW, vormvrij, geen instemming
Congress, moet wel gepubliceerd worden in een register)
a. Niet in strijd met (grond)wet
b. Rechter mag deze regels toetsen aan de (grond)wet
D. Benoeming/ontslag federale ambtenaren (alleen voor hogere ambtenaren)
E. Instelling departementen/bevoegdheden (Congress bevoegdheid ministeries
instellen)
F. Delegatie van wetgevende bevoegdheid
G. Recht van gratie
H. Buitenlandse betrekkingen
I. War powers (Congress declares war, President is gezaghebber
(bevoegdheidsgrondslag))
J. Emergency powers (noodbevoegdheden)
2. Chief legislator (hoofd van de wetgeving)
A. State of the Union
B. Veto power
3. Powers concerning administration of Justice (uitvoerende macht, bevoegdheid om lagere
regels te maken)
4. Gedeelde bevoegdheden met Congress (shared powers)
Conclusies:
1. Weinig zelfstandige bevoegden
2. Veel shared powers met Congress
3. Wel sterke bevoegdheden in buitenlandse betrekkingen, oorlog en noodsituaties