Samenvatting Werkgroepen Burgerlijk recht II
Werkgroepen
Werkgroep 1
Opdracht 1
Is de bank gebonden aan de overeenkomst met Argarkov, inclusief de aangepaste voorwaarden?
Belangrijke wetsbepalingen:
- Overeenkomst: aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 jo. 6:213 BW)
- Aanbod en aanvaarding zijn rechtshandelingen (artikel 3:33 BW)
- Discrepantie tussen wil en verklaring:
o Accepteren van algemene voorwaarden (artikel 6:232 BW)
o Andere gevallen (artikel 3:35 BW)
De bank verklaart gebonden te willen zijn aan de door Argarkov aangepaste voorwaarden door ze te
ondertekenen. De bank wil dat echter niet. Artikel 6:232 BW is niet van toepassing omdat het niet
om algemene voorwaarden gaat. Volgens artikel 3:35 BW kan Argarkov er niet gerechtvaardigd op
vertrouwen dat de bank gebonden wil zijn. Eventuele gedane betalingen zijn zonder rechtsgrond
gedaan.
Opdracht 2
Is er al een overeenkomst?
- Je zou kunnen beargumenteren dat er al een overeenkomst is, omdat de kernpunten al
duidelijk zijn. (rompovereenkomst)
Er bestaan 3 fase, dit blijkt uit HR Plas/Valburg en HR Baris/Riezenkamp
De eerste fase
Hier is veel contractsvrijheid en mogen de onderhandelingen gewoon worden afgebroken.
De tweede fase
Hier is nog steeds contractsvrijheid en mag worden afgebroken. Echter, moet je de andere partij wel
schadeloos stellen. Je moet dus de gemaakte kosten vergoeden.
De derde fase
Bijna geen contractsvrijheid meer. Hier mag eigenlijk niet meer worden afgebroken. Als je dit wel
doet moet je ook de gederfde winst vergoeden. Soms kun je ook bij de rechter dwingen dat de
andere partij meewerkt aan het sluiten van het contract.
In HR CBB/JPO nuanceerde de HR deze fases heel erg. De HR benadrukt dat onderhandelingen in
beginsel afgebroken mogen worden vanwege de contractsvrijheid. Tenzij dit onder omstandigheden
onaanvaardbaar is op basis van de redelijkheid en billelijkheid. Dit wordt bepaald op basis van een
weging van alle omstandigheden. Zoals: bijdrage aan vertrouwen, verloop onderhandelingen
(onvoorziene omstandigheden) en of op moment afbreken nog wel vertrouwd kon worden op
totstandkoming. Verder blijkt uit HR CBB/JPO dat de derde fase niet te snel moet worden
aangenomen en dat niet te snel het recht op vergoeding moet worden aangenomen. (Kan
vergoeden)
Toepassing op de casus:
Er is al sprake van stevige onderhandelingen tussen de partijen. Omdat partijen het al snel eens zijn
over een paar punten lijkt het mij niet logisch om te stellen dat men zich nog in de eerste fase
bevindt. In oktober 2022 wanneer KNVB de onderhandelingen afbreekt, bevindt men zich in de
tweede fase. De onderhandelingen zijn al heel ver, maar het contract is nog niet helemaal rond. Ook
,komen de partijen er niet uit op de twee nieuwe punten. KNVB is dus verplicht de gemaakte kosten
van Nike te vergoeden, maar meer niet.
Welke vorderingen voor Nike:
Gemaakte kosten voor de onderhandelingen (negatief) (ook misgelopen contracten tijdens deze
onderhandelingen)
Gederfde winst (positief)
Opdracht 3
HR Inscharing
De eerste stap is bepalen wat de wederzijdse rechten en plichten zijn die partijen op zich hebben
genomen. De tweede stap is het bepalen of die kenmerken passen in een genoemd contract uit boek
7 (kwalificatie). Het is niet relevant of partijen daadwerkelijk de bedoeling hadden om die wettelijke
regels toepasselijk te laten zijn.
Stappenplan
1. Wat zijn de rechten en plichten
2. Hoe kwalificeert dit? Welk contract. (Eerst boek 7, dan boek 6 en 3)
3. Bestaat er nog een buitencontractuele aansprakelijkheid?
4. Bestaan deze naast elkaar of sluiten ze elkaar uit?
Dierenarts en manege
Dit is een opdrachtovereenkomst (artikel 7:400 e.v.) maar uit HR Dierenarts volgt dat deze
opdrachtovereenkomst (artikel 7:406 lid 2 BW) de aansprakelijkheid van artikel 6:179 BW NIET
uitsluit. Vergeet artikel 6:101 BW niet. Dierenarts mag kiezen.
Jan en les
Dit is een opdrachtovereenkomst (artikel 7:400 e.v.) en een buitencontractuele aansprakelijkheid
(artikel 6:179 BW). Uit HR Paardrijles volgt dat de schade in beginsel voor rekening van de eigenaar
is. Echter, een deel van de schade is voor Jan (artikel 6:101 BW). Omstandigheden en inhoud van het
contract zijn hiervoor bepalend.
Misschien kwalificeert dit als pacht. (HR Inscharing)
Jan en gebruik zadel en tuig
Sprake van bruikleen (artikel 7A:1777 jo. 7A:1790 BW). De eigenaar van de manege moest het weten.
Dus echt weten. De manege is dus niet aansprakelijk.
Volgens HR Althuisius’ ladder sluit artikel 7A:1790 BW de aansprakelijkheid van artikel 6:173 BW uit.
,Werkgroep 2
Opdracht 1
Zijn de overeenkomsten tussen Mutsaers en Kalium en Mutsaers en Roberts geldig?
Welke wetsbepalingen en jurisprudentie zijn van belang?
Soms bepaalt de wet iets over de vernietigbaarheid en de nietigheid. Artikel 101 lid 2 VWEU is hier
een voorbeeld van. Anders moet je naar artikel 3:40 BW kijken.
Is het verrichten van de rechtshandeling (het sluiten van de overeenkomst) in strijd met een wet in
formele zin die de strekking heeft de geldigheid van de rechtshandeling aan te tasten? Artikel 3:40 lid
2 en 3 BW.
Is de inhoud, aard of strekking in strijd met de openbare of goede zeden? Artikel 3:40 lid 1 BW.
- Welke belangen worden beschermd?
- Fundamentele beginselen?
- Waren partijen zich bewust van de inbreuk?
Beantwoording van de rechtsvraag
Wanneer zijn de overeenkomsten gesloten?
- Geen retroactiviteit (HR Wav)
- Voorziet de regel in een sanctie?
HR Wav is een belangrijk arrest voor dit leerstuk.
Overeenkomst tussen Mutsaers en Kalium
De maatregelen van de EU worden medio juni 2021 afgekondigd. Van april 2021- december 2021
worden de potas gekocht en geleverd.
Stel het is 1 overeenkomst die verplicht tot meerdere leveringen en we gaan ervanuit dat die
overeenkomst is gesloten in april 2021. Volgens de HR in Wav moet de nietigheid worden bekeken
op het moment van het verrichten van de rechtshandeling (het sluiten van de overeenkomst). In april
2021 waren er nog geen EU maatregelen en dus is de overeenkomst geldig. NB: de uitvoering van de
overeenkomst vanaf medio juni wordt wel vermoeilijkt al dan niet onmogelijk.
Wellicht leidt vanaf medio juni de inhoud van de overeenkomst ook tot nietigheid. Het is immers ook
verboden ‘to import en to transfer’. Artikel 3:40 lid 1 BW.
Stel dat er 1 overeenkomst per 1 levering is. Dan kunnen de overeenkomsten vanaf medio juni nietig
zijn op grond van artikel 3:40 lid 2 BW.
Overeenkomst tussen Mutsaers en Roberts
Deze overeenkomst is niet in strijd met de wet zoals bedoelt in artikel 3:40 lid 2 BW. Echter, deze
overeenkomst bevat wel een prestatie die enkel kan worden verricht door de wet te overtreden. De
strekking van de overeenkomst kan daarom in strijd zijn met de openbare orde of goede zeden en
dus nietig zijn op grond van artikel 3:40 lid 1 BW.
NB: alle eventuele gedane betalingen zijn zonder rechtsgrond gedaan.
Opdracht 2
Kan Aalberg BV aanpassen via artikel 6:230?
Eerst dwaling uitwerken:
1. Onjuiste voorstelling van zaken
2. Over feiten en omstandigheden die ten tijde van contractsluiting al bestaan
3. Over een voor de dwalende essentieel kenmerk van de overeenkomst
4. Causaal verband dwaling en sluiten deze overeenkomst
5. Kenbaarheid
6. Een van de drie vernietigingsgronden
, 7. Risico verdeling
Voorwaarden mededelingsplicht:
- Wederpartij is van bepaalde feiten op de hoogte
- Kenbaarheid als essentieel kenmerk
- Wederpartij moet rekening houden met dat de andere partij dwaalt
- Naar maatschappelijke opvatting had hij de ander moeten inlichten
Mededelingsplicht-> HR Antilliaans zwembad
Mededelingsplicht gaat voor onderzoeksplicht
Kan hier ook wellicht sprake zijn van wederzijdse dwaling. Ook wellicht absoluut toekomstige
omstandigheid, maar HR Casino vergunning. Dus dwaling omtrent het juridisch kader.
Anders onvoorziene omstandigheden-> 6:258 BW
Hoe werkt artikel 3:14 jo. 3:40 lid 1 en lid 2 BW
Vernietiging of nietigheid
Opdracht 3
Het Didam arrest beperkt de contractsvrijheid.
Werkgroepen
Werkgroep 1
Opdracht 1
Is de bank gebonden aan de overeenkomst met Argarkov, inclusief de aangepaste voorwaarden?
Belangrijke wetsbepalingen:
- Overeenkomst: aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 jo. 6:213 BW)
- Aanbod en aanvaarding zijn rechtshandelingen (artikel 3:33 BW)
- Discrepantie tussen wil en verklaring:
o Accepteren van algemene voorwaarden (artikel 6:232 BW)
o Andere gevallen (artikel 3:35 BW)
De bank verklaart gebonden te willen zijn aan de door Argarkov aangepaste voorwaarden door ze te
ondertekenen. De bank wil dat echter niet. Artikel 6:232 BW is niet van toepassing omdat het niet
om algemene voorwaarden gaat. Volgens artikel 3:35 BW kan Argarkov er niet gerechtvaardigd op
vertrouwen dat de bank gebonden wil zijn. Eventuele gedane betalingen zijn zonder rechtsgrond
gedaan.
Opdracht 2
Is er al een overeenkomst?
- Je zou kunnen beargumenteren dat er al een overeenkomst is, omdat de kernpunten al
duidelijk zijn. (rompovereenkomst)
Er bestaan 3 fase, dit blijkt uit HR Plas/Valburg en HR Baris/Riezenkamp
De eerste fase
Hier is veel contractsvrijheid en mogen de onderhandelingen gewoon worden afgebroken.
De tweede fase
Hier is nog steeds contractsvrijheid en mag worden afgebroken. Echter, moet je de andere partij wel
schadeloos stellen. Je moet dus de gemaakte kosten vergoeden.
De derde fase
Bijna geen contractsvrijheid meer. Hier mag eigenlijk niet meer worden afgebroken. Als je dit wel
doet moet je ook de gederfde winst vergoeden. Soms kun je ook bij de rechter dwingen dat de
andere partij meewerkt aan het sluiten van het contract.
In HR CBB/JPO nuanceerde de HR deze fases heel erg. De HR benadrukt dat onderhandelingen in
beginsel afgebroken mogen worden vanwege de contractsvrijheid. Tenzij dit onder omstandigheden
onaanvaardbaar is op basis van de redelijkheid en billelijkheid. Dit wordt bepaald op basis van een
weging van alle omstandigheden. Zoals: bijdrage aan vertrouwen, verloop onderhandelingen
(onvoorziene omstandigheden) en of op moment afbreken nog wel vertrouwd kon worden op
totstandkoming. Verder blijkt uit HR CBB/JPO dat de derde fase niet te snel moet worden
aangenomen en dat niet te snel het recht op vergoeding moet worden aangenomen. (Kan
vergoeden)
Toepassing op de casus:
Er is al sprake van stevige onderhandelingen tussen de partijen. Omdat partijen het al snel eens zijn
over een paar punten lijkt het mij niet logisch om te stellen dat men zich nog in de eerste fase
bevindt. In oktober 2022 wanneer KNVB de onderhandelingen afbreekt, bevindt men zich in de
tweede fase. De onderhandelingen zijn al heel ver, maar het contract is nog niet helemaal rond. Ook
,komen de partijen er niet uit op de twee nieuwe punten. KNVB is dus verplicht de gemaakte kosten
van Nike te vergoeden, maar meer niet.
Welke vorderingen voor Nike:
Gemaakte kosten voor de onderhandelingen (negatief) (ook misgelopen contracten tijdens deze
onderhandelingen)
Gederfde winst (positief)
Opdracht 3
HR Inscharing
De eerste stap is bepalen wat de wederzijdse rechten en plichten zijn die partijen op zich hebben
genomen. De tweede stap is het bepalen of die kenmerken passen in een genoemd contract uit boek
7 (kwalificatie). Het is niet relevant of partijen daadwerkelijk de bedoeling hadden om die wettelijke
regels toepasselijk te laten zijn.
Stappenplan
1. Wat zijn de rechten en plichten
2. Hoe kwalificeert dit? Welk contract. (Eerst boek 7, dan boek 6 en 3)
3. Bestaat er nog een buitencontractuele aansprakelijkheid?
4. Bestaan deze naast elkaar of sluiten ze elkaar uit?
Dierenarts en manege
Dit is een opdrachtovereenkomst (artikel 7:400 e.v.) maar uit HR Dierenarts volgt dat deze
opdrachtovereenkomst (artikel 7:406 lid 2 BW) de aansprakelijkheid van artikel 6:179 BW NIET
uitsluit. Vergeet artikel 6:101 BW niet. Dierenarts mag kiezen.
Jan en les
Dit is een opdrachtovereenkomst (artikel 7:400 e.v.) en een buitencontractuele aansprakelijkheid
(artikel 6:179 BW). Uit HR Paardrijles volgt dat de schade in beginsel voor rekening van de eigenaar
is. Echter, een deel van de schade is voor Jan (artikel 6:101 BW). Omstandigheden en inhoud van het
contract zijn hiervoor bepalend.
Misschien kwalificeert dit als pacht. (HR Inscharing)
Jan en gebruik zadel en tuig
Sprake van bruikleen (artikel 7A:1777 jo. 7A:1790 BW). De eigenaar van de manege moest het weten.
Dus echt weten. De manege is dus niet aansprakelijk.
Volgens HR Althuisius’ ladder sluit artikel 7A:1790 BW de aansprakelijkheid van artikel 6:173 BW uit.
,Werkgroep 2
Opdracht 1
Zijn de overeenkomsten tussen Mutsaers en Kalium en Mutsaers en Roberts geldig?
Welke wetsbepalingen en jurisprudentie zijn van belang?
Soms bepaalt de wet iets over de vernietigbaarheid en de nietigheid. Artikel 101 lid 2 VWEU is hier
een voorbeeld van. Anders moet je naar artikel 3:40 BW kijken.
Is het verrichten van de rechtshandeling (het sluiten van de overeenkomst) in strijd met een wet in
formele zin die de strekking heeft de geldigheid van de rechtshandeling aan te tasten? Artikel 3:40 lid
2 en 3 BW.
Is de inhoud, aard of strekking in strijd met de openbare of goede zeden? Artikel 3:40 lid 1 BW.
- Welke belangen worden beschermd?
- Fundamentele beginselen?
- Waren partijen zich bewust van de inbreuk?
Beantwoording van de rechtsvraag
Wanneer zijn de overeenkomsten gesloten?
- Geen retroactiviteit (HR Wav)
- Voorziet de regel in een sanctie?
HR Wav is een belangrijk arrest voor dit leerstuk.
Overeenkomst tussen Mutsaers en Kalium
De maatregelen van de EU worden medio juni 2021 afgekondigd. Van april 2021- december 2021
worden de potas gekocht en geleverd.
Stel het is 1 overeenkomst die verplicht tot meerdere leveringen en we gaan ervanuit dat die
overeenkomst is gesloten in april 2021. Volgens de HR in Wav moet de nietigheid worden bekeken
op het moment van het verrichten van de rechtshandeling (het sluiten van de overeenkomst). In april
2021 waren er nog geen EU maatregelen en dus is de overeenkomst geldig. NB: de uitvoering van de
overeenkomst vanaf medio juni wordt wel vermoeilijkt al dan niet onmogelijk.
Wellicht leidt vanaf medio juni de inhoud van de overeenkomst ook tot nietigheid. Het is immers ook
verboden ‘to import en to transfer’. Artikel 3:40 lid 1 BW.
Stel dat er 1 overeenkomst per 1 levering is. Dan kunnen de overeenkomsten vanaf medio juni nietig
zijn op grond van artikel 3:40 lid 2 BW.
Overeenkomst tussen Mutsaers en Roberts
Deze overeenkomst is niet in strijd met de wet zoals bedoelt in artikel 3:40 lid 2 BW. Echter, deze
overeenkomst bevat wel een prestatie die enkel kan worden verricht door de wet te overtreden. De
strekking van de overeenkomst kan daarom in strijd zijn met de openbare orde of goede zeden en
dus nietig zijn op grond van artikel 3:40 lid 1 BW.
NB: alle eventuele gedane betalingen zijn zonder rechtsgrond gedaan.
Opdracht 2
Kan Aalberg BV aanpassen via artikel 6:230?
Eerst dwaling uitwerken:
1. Onjuiste voorstelling van zaken
2. Over feiten en omstandigheden die ten tijde van contractsluiting al bestaan
3. Over een voor de dwalende essentieel kenmerk van de overeenkomst
4. Causaal verband dwaling en sluiten deze overeenkomst
5. Kenbaarheid
6. Een van de drie vernietigingsgronden
, 7. Risico verdeling
Voorwaarden mededelingsplicht:
- Wederpartij is van bepaalde feiten op de hoogte
- Kenbaarheid als essentieel kenmerk
- Wederpartij moet rekening houden met dat de andere partij dwaalt
- Naar maatschappelijke opvatting had hij de ander moeten inlichten
Mededelingsplicht-> HR Antilliaans zwembad
Mededelingsplicht gaat voor onderzoeksplicht
Kan hier ook wellicht sprake zijn van wederzijdse dwaling. Ook wellicht absoluut toekomstige
omstandigheid, maar HR Casino vergunning. Dus dwaling omtrent het juridisch kader.
Anders onvoorziene omstandigheden-> 6:258 BW
Hoe werkt artikel 3:14 jo. 3:40 lid 1 en lid 2 BW
Vernietiging of nietigheid
Opdracht 3
Het Didam arrest beperkt de contractsvrijheid.