Proces tot excitatie
Het lichaam bestaat uit 70% water. Water bestaat uit 2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom. De maat
voor de magnetische waarde die een atoom uitstraalt heet de Gyro Magnetische Ratio. Dat van water
is 42,57 MHz/tesla. Elk weefsel bestaat uit een verschillende samenstelling atomen en heeft een
andere ratio.
Een magneet heeft een ronddraaiiend magneetveld dat een elektrische signaal creëert, deze
magneet zit in de MRI-scanner in de vorm van een donut.
Als de patiënt in de MRI-scanner komt, komen de waterstofprotonen in een extern
magneetveld, de richting van de waterstof protonen wordt parallell (loodrecht op de N) of
antiparallell (loodrecht op de S).
Als de waterstofprotonen in deze positie staan, gaan zij naast hun eigen kernspin, ook om de
loodrechte as van het externe magneetveld draaien (als een soort tol): dit heet precessie. De
snelheid waarmee dit gebeurd heet de precessiefrequentie.
Er staan meer protonen in parallelle richting dan in antiparallelle richting. Er wordt een
som van gemaakt: tegenovergestelde protonen worden van elkaar afgetrokken. Er blijft
nu een overschot parallelle waterstofprotonen in de richting van de Z-as.
De totale magnetisatie van de parallelle protonen telt zich bij elkaar op en vormt een netto-
magnetisatie die zich richt op de Z-as. Dit is de longitudinale magnetisatie.
, Omdat de mZ niet te meten is, wordt er een RF-puls (bestaande uit energie) door het apparaat
afgegeven aan de patiënt om de energie van de protonspins van richting te laten veranderen. In XY-
richting kunnen we dit namelijk wel meten.
Wanneer de frequentie van de RF-puls gelijk is aan de precessiefrequentie, vindt resonantie plaats.
Dit houdt in dat de laag energetische parallelle protonen, hoog-energetisch worden en omslaan naar
antiparallelle richting. De mZ nettomagnetisatie (longitudinale magnetisatie) neemt hier gelijk af.
Het tweede effect van de RF-puls is dat alle kernspins in dezelfde fase gaan precesseren. De mate
waarin dit precesseren gebeurd is de Larmor frequentie.
𝑓 = Ұ ∙ 𝐵0
𝑓 = Frequentie in MHz / Ұ = Gyromagnetische ratio in MHz/T / 𝐵0 = Sterkte van het hoofdmagneetveld
De mZ is nu helemaal afgenomen, en de mXY helemaal toegenomen. De energie in de XY-richting is wel
meetbaar, dit is de transversale magnetisatie.
De waterstofprotonen zenden nu hun eigen magneetveldje uit wat opgevangen kan worden door de
antenne.
Het lichaam bestaat uit 70% water. Water bestaat uit 2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom. De maat
voor de magnetische waarde die een atoom uitstraalt heet de Gyro Magnetische Ratio. Dat van water
is 42,57 MHz/tesla. Elk weefsel bestaat uit een verschillende samenstelling atomen en heeft een
andere ratio.
Een magneet heeft een ronddraaiiend magneetveld dat een elektrische signaal creëert, deze
magneet zit in de MRI-scanner in de vorm van een donut.
Als de patiënt in de MRI-scanner komt, komen de waterstofprotonen in een extern
magneetveld, de richting van de waterstof protonen wordt parallell (loodrecht op de N) of
antiparallell (loodrecht op de S).
Als de waterstofprotonen in deze positie staan, gaan zij naast hun eigen kernspin, ook om de
loodrechte as van het externe magneetveld draaien (als een soort tol): dit heet precessie. De
snelheid waarmee dit gebeurd heet de precessiefrequentie.
Er staan meer protonen in parallelle richting dan in antiparallelle richting. Er wordt een
som van gemaakt: tegenovergestelde protonen worden van elkaar afgetrokken. Er blijft
nu een overschot parallelle waterstofprotonen in de richting van de Z-as.
De totale magnetisatie van de parallelle protonen telt zich bij elkaar op en vormt een netto-
magnetisatie die zich richt op de Z-as. Dit is de longitudinale magnetisatie.
, Omdat de mZ niet te meten is, wordt er een RF-puls (bestaande uit energie) door het apparaat
afgegeven aan de patiënt om de energie van de protonspins van richting te laten veranderen. In XY-
richting kunnen we dit namelijk wel meten.
Wanneer de frequentie van de RF-puls gelijk is aan de precessiefrequentie, vindt resonantie plaats.
Dit houdt in dat de laag energetische parallelle protonen, hoog-energetisch worden en omslaan naar
antiparallelle richting. De mZ nettomagnetisatie (longitudinale magnetisatie) neemt hier gelijk af.
Het tweede effect van de RF-puls is dat alle kernspins in dezelfde fase gaan precesseren. De mate
waarin dit precesseren gebeurd is de Larmor frequentie.
𝑓 = Ұ ∙ 𝐵0
𝑓 = Frequentie in MHz / Ұ = Gyromagnetische ratio in MHz/T / 𝐵0 = Sterkte van het hoofdmagneetveld
De mZ is nu helemaal afgenomen, en de mXY helemaal toegenomen. De energie in de XY-richting is wel
meetbaar, dit is de transversale magnetisatie.
De waterstofprotonen zenden nu hun eigen magneetveldje uit wat opgevangen kan worden door de
antenne.