Radiologie
Het principe van röntgenfotografie is gebaseerd op hoge energetische röntgenstraling die door
weefsels van het lichaam heen kan. De straling wordt of geabsorbeerd, of verstrooid (gaat een
andere kant op), of doorgelaten. De röntgenstraling die alsnog door het lichaam heen komt valt op
de detector, die registreert dat en stuurt dit door naar een computerscherm.
De röntgenstraling komt vanuit de röntgenbuis. In deze buis wordt elektrische spanning gegenereerd
waaruit straling ontstaat. In de vacuümbuis is er een elektrisch negatief geladen kathode en een
elektrisch positief geladen anode aanwezig. De kathode heeft een wolfraamspiraal en deze wordt
door een gloeidraadje sterk verhit waardoor elektronen vrijkomen. Door het spanningsverschil
schieten deze elektronen naar de positief geladen anode. Dit is de buisspanning (kV).
De elektronen komen met hoge energie terecht op een metaalplaatje van de anode en worden
afgeremd. Dit afremmen wordt gedefinieerd als buisstroom (mA). Door de botsing op de anode
ontstaat dus straling, wat in de richting van het focus afbuigt. Door lamellen en filters in de
röntgenbuis wordt de straling de goede kant op gestuurd. Deze straling komt via de focus terecht in
de diafragma. In het diafragma zitten koper- en alluminiumfilters ingebouwd zodat de bundel
beïnvloed kan worden. In het diafragma zit een spiegel die de bundel richting geeft.
Hogere buisspanning zorgt voor hoger energetische straling en dus meer doordringende straling
waardoor het contrast van het beeld veranderd.
Milliampère per seconde is de eenheid voor de buisstroom of lading. Deze staat voor de hoeveelheid
afgeremde straling per seconde. Meer afgeremde straling zorgt voor een grotere stralingsbundel en
dus uiteindelijk voor ander beter beeld.
Bij sommige opnames wordt een strooistralingsrooster gebruikt zodat er minder verstrooide straling
de detector bereikt. Dit is gunstig voor de beeldvorming. Het is wel dosisverhogend voor de patiënt,
dus het is een overweging. De lamellen in het rooster lopen mee met de divergerende bundel. De
uiteindelijke absorptie van straling in een strooistralingsrooster hangt af van de dikte van de
lamellen, de hoogte en de ruimte tussen de twee opvolgende lamellen. De hoogte van de lamel en
de ruimte tussen twee lamellen samen geeft een maat aan voor het absorptievermogen → ratio.
Ratio = h (hoogte van lamel) / a (ruimte tussen de lamellen).
Je hebt roosters met een hoge ratio en met een lage ratio:
- hoog → worden gebruikt bij onderzoeken waarbij een hoge contrastresolutie is gewenst
- laag → worden gebruikt in situaties waarbij een contrastverbetering is gewenst, maar
waarbij de dosistoename ten gevolge van het gebruik van een rooster beperkt moet blijven
Flatpanel detector: is in staat om straling om te zetten naar elektrische signalen. Er zijn verschillende
manieren waarop deze straling omgezet wordt.
- Directe conversie: het detector element krijgt een signaal recht onder de plek waar absorptie
plaatsvond. De röntgenstraling wordt meteen omgezet naar elektrische lading.
- Indirecte conversie: röntgenstraling wordt eerst omgezet naar licht door kristallen in de
detector. Het licht wordt naar mate van intensiteit omgezet naar elektrische lading.
Verzwakking: weefsels met een hogere dichtheid, atoomnummer en/ of dikte zullen meer
verzwakken dan weefsels met lagere dichtheid (zwak weefsel). Bot absorbeert bijna alle straling
waardoor er weinig straling op de detector eindigt. Het wordt wit afgebeeld.
, Bij handbelichting worden alle belichtingsparameters door de MBB’er ingesteld. Dit gebeurt aan de
hand van een basisbelichtingstabel. Op deze tabel zijn de kV- en mAs-waarden (belichtingsgegevens)
van de meest voorkomende opnamen vermeld.
Automatic Exposure Control: de detector in de tafel zorgt ervoor dat als er genoeg straling doorheen
is gekomen om een goede foto te maken, het apparaat stopt met straling uitzenden. In de
wandbucky zitten deze detectoren in de 3 rechthoeken in het midden. Je kunt ook de AEC uitzetten,
dan kun je zelf instellen hoelang je wilt dat het apparaat de straling uitzendt.
Invloed van KeV op een beeld: doordringend vermogen.
Bij een hogere KeV wordt het doordringend vermogen meer en wordt het weefsel dus meer
doordrongen. Hierdoor wordt het contrast minder.
Invloed van mAs op het beeld: hoeveelheid straling die uitgezonden wordt.
Bij een hogere mAs wordt de hoeveelheid straling die de detector bereikt meer en wordt het
contrast dus ook minder. Bij een halvering van de mAs wordt dit gecompenseerd met 15% KeV meer,
en andersom.
Vergroting, vervorming, vertekening
Het Hochkanteffect: structuren van het lichaam die precies in de lengterichting van de
röntgenstraling worden getroffen kunnen als een plat object worden afgebeeld. Bijvoorbeeld
bloedvaten (in de thorax) die als cirkeltje worden afgebeeld. Een bronchus wordt dan afgebeeld als
ringetje met lucht in het midden. Dit wordt orthogonaal afbeelden genoemd. Dit is een voorbeeld
van vertekening van de inhoud van het lichaam.
De mate van vergroting hangt af van de afstand. Een bundel divergeert naar de detector vanaf de
focus en wordt steeds breder. Vergroting neemt toe naarmate het object verder van de detector ligt
of als de focus zich dichterbij de detector bevindt.
𝑭𝒅
De vergrotingsfactor: V= 𝑭𝟎
Het principe van röntgenfotografie is gebaseerd op hoge energetische röntgenstraling die door
weefsels van het lichaam heen kan. De straling wordt of geabsorbeerd, of verstrooid (gaat een
andere kant op), of doorgelaten. De röntgenstraling die alsnog door het lichaam heen komt valt op
de detector, die registreert dat en stuurt dit door naar een computerscherm.
De röntgenstraling komt vanuit de röntgenbuis. In deze buis wordt elektrische spanning gegenereerd
waaruit straling ontstaat. In de vacuümbuis is er een elektrisch negatief geladen kathode en een
elektrisch positief geladen anode aanwezig. De kathode heeft een wolfraamspiraal en deze wordt
door een gloeidraadje sterk verhit waardoor elektronen vrijkomen. Door het spanningsverschil
schieten deze elektronen naar de positief geladen anode. Dit is de buisspanning (kV).
De elektronen komen met hoge energie terecht op een metaalplaatje van de anode en worden
afgeremd. Dit afremmen wordt gedefinieerd als buisstroom (mA). Door de botsing op de anode
ontstaat dus straling, wat in de richting van het focus afbuigt. Door lamellen en filters in de
röntgenbuis wordt de straling de goede kant op gestuurd. Deze straling komt via de focus terecht in
de diafragma. In het diafragma zitten koper- en alluminiumfilters ingebouwd zodat de bundel
beïnvloed kan worden. In het diafragma zit een spiegel die de bundel richting geeft.
Hogere buisspanning zorgt voor hoger energetische straling en dus meer doordringende straling
waardoor het contrast van het beeld veranderd.
Milliampère per seconde is de eenheid voor de buisstroom of lading. Deze staat voor de hoeveelheid
afgeremde straling per seconde. Meer afgeremde straling zorgt voor een grotere stralingsbundel en
dus uiteindelijk voor ander beter beeld.
Bij sommige opnames wordt een strooistralingsrooster gebruikt zodat er minder verstrooide straling
de detector bereikt. Dit is gunstig voor de beeldvorming. Het is wel dosisverhogend voor de patiënt,
dus het is een overweging. De lamellen in het rooster lopen mee met de divergerende bundel. De
uiteindelijke absorptie van straling in een strooistralingsrooster hangt af van de dikte van de
lamellen, de hoogte en de ruimte tussen de twee opvolgende lamellen. De hoogte van de lamel en
de ruimte tussen twee lamellen samen geeft een maat aan voor het absorptievermogen → ratio.
Ratio = h (hoogte van lamel) / a (ruimte tussen de lamellen).
Je hebt roosters met een hoge ratio en met een lage ratio:
- hoog → worden gebruikt bij onderzoeken waarbij een hoge contrastresolutie is gewenst
- laag → worden gebruikt in situaties waarbij een contrastverbetering is gewenst, maar
waarbij de dosistoename ten gevolge van het gebruik van een rooster beperkt moet blijven
Flatpanel detector: is in staat om straling om te zetten naar elektrische signalen. Er zijn verschillende
manieren waarop deze straling omgezet wordt.
- Directe conversie: het detector element krijgt een signaal recht onder de plek waar absorptie
plaatsvond. De röntgenstraling wordt meteen omgezet naar elektrische lading.
- Indirecte conversie: röntgenstraling wordt eerst omgezet naar licht door kristallen in de
detector. Het licht wordt naar mate van intensiteit omgezet naar elektrische lading.
Verzwakking: weefsels met een hogere dichtheid, atoomnummer en/ of dikte zullen meer
verzwakken dan weefsels met lagere dichtheid (zwak weefsel). Bot absorbeert bijna alle straling
waardoor er weinig straling op de detector eindigt. Het wordt wit afgebeeld.
, Bij handbelichting worden alle belichtingsparameters door de MBB’er ingesteld. Dit gebeurt aan de
hand van een basisbelichtingstabel. Op deze tabel zijn de kV- en mAs-waarden (belichtingsgegevens)
van de meest voorkomende opnamen vermeld.
Automatic Exposure Control: de detector in de tafel zorgt ervoor dat als er genoeg straling doorheen
is gekomen om een goede foto te maken, het apparaat stopt met straling uitzenden. In de
wandbucky zitten deze detectoren in de 3 rechthoeken in het midden. Je kunt ook de AEC uitzetten,
dan kun je zelf instellen hoelang je wilt dat het apparaat de straling uitzendt.
Invloed van KeV op een beeld: doordringend vermogen.
Bij een hogere KeV wordt het doordringend vermogen meer en wordt het weefsel dus meer
doordrongen. Hierdoor wordt het contrast minder.
Invloed van mAs op het beeld: hoeveelheid straling die uitgezonden wordt.
Bij een hogere mAs wordt de hoeveelheid straling die de detector bereikt meer en wordt het
contrast dus ook minder. Bij een halvering van de mAs wordt dit gecompenseerd met 15% KeV meer,
en andersom.
Vergroting, vervorming, vertekening
Het Hochkanteffect: structuren van het lichaam die precies in de lengterichting van de
röntgenstraling worden getroffen kunnen als een plat object worden afgebeeld. Bijvoorbeeld
bloedvaten (in de thorax) die als cirkeltje worden afgebeeld. Een bronchus wordt dan afgebeeld als
ringetje met lucht in het midden. Dit wordt orthogonaal afbeelden genoemd. Dit is een voorbeeld
van vertekening van de inhoud van het lichaam.
De mate van vergroting hangt af van de afstand. Een bundel divergeert naar de detector vanaf de
focus en wordt steeds breder. Vergroting neemt toe naarmate het object verder van de detector ligt
of als de focus zich dichterbij de detector bevindt.
𝑭𝒅
De vergrotingsfactor: V= 𝑭𝟎