H5 Koningen, heren en denkers
5.1 Absolutisme
Begin 17e eeuw kregen de Franse koningen er genoeg van dar ze steeds moesten overleggen over
politieke beslissingen.
Absolutisme : een regeringsvorm waarin de koning alle macht heeft en zelf boven de staat
(vergelijkbaar aan een dictatuur).
Bij absolutisme zijn vier terreinen te onderscheiden:
1. Politiek : de koning nam alle beslissingen en accepteerde geen tegenspraak. Ook wel er een
censuur ingevoerd.
2. Militair : een goed betaald en uitgerust leger vormde een betrouwbaar instrument in de handen
van de koning.
3. Economisch : het mercantilisme, de export bevorderen en de import beperken (waardoor geld
binnenkwam).
4. Religieus : volgens Lodewijk had hij het droit divin (goddelijk recht) en was de koning de
plaatsvervanger van God op aarde. Hij had daarom ook het recht om protestanten te vervolgen.
Ook buiten Frankrijk probeerde vorsten de macht te centraliseren.
- Rusland : ontwikkelde zich in de 17e eeuw tot een absolute monarchie. Vanaf 1613 tot 1917
was de macht in handen van één familie, de Romanovs. Rusland had een tsaar (Peter de Grote).
- Pruisen : in deze staat in het Duitse rijk, regeerde van 1640 tot 1688 de keurvorst Frederik
Willem. Er was hier ook een zekere mate van geloofsvrijheid.
- ‘Verenigd koninkrijk’ : koning Jacobus II probeerde van Engeland, Ierland en Schotland een
centraal geleidde katholieke staat te maken. Het parlement riep de hulp in van Willem III. Hij
verjoeg de koning en nam zelf plaats op de troon.
5.2 Burgerlijke cultuur en hofcultuur
Bij burgerlijke cultuur kan je aan de politiek, kunst, gewoonte en gebruiken zien dat niet een
koning regeert, maar de burgers die een centrale rol spelen.
Functie: reflectie van de samenleving.
- In de Republiek was die burgerlijke cultuur opvallend aanwezig.
Het burgerschap was een wettelijke status, dus niet iedere stadsbewoner had het. Als je het wel
had, kon je deelnemen aan het bestuur van de stad.
Tolerantie : migranten kwamen naar de republiek omdat ze in hun eigen land vervolgd werden door
hun geloof. Ook werd er veel gepubliceerd omdat er nauwelijks censuur was.
Hofcultuur : een cultuur die wordt bepaald door de vorst en zijn adelijke hof. Het was vooral
belangrijk dat de edelen kennis hadden van literatuur, theater en muziek. Ook moesten ze zich altijd
tonen in de laatste mode en over goede smaak en manieren beschikken.
Als Zonnekoning was Lodewijk XIV het stralende middelpunt en de edelen mochten daar omheen
cirkelen.
5.1 Absolutisme
Begin 17e eeuw kregen de Franse koningen er genoeg van dar ze steeds moesten overleggen over
politieke beslissingen.
Absolutisme : een regeringsvorm waarin de koning alle macht heeft en zelf boven de staat
(vergelijkbaar aan een dictatuur).
Bij absolutisme zijn vier terreinen te onderscheiden:
1. Politiek : de koning nam alle beslissingen en accepteerde geen tegenspraak. Ook wel er een
censuur ingevoerd.
2. Militair : een goed betaald en uitgerust leger vormde een betrouwbaar instrument in de handen
van de koning.
3. Economisch : het mercantilisme, de export bevorderen en de import beperken (waardoor geld
binnenkwam).
4. Religieus : volgens Lodewijk had hij het droit divin (goddelijk recht) en was de koning de
plaatsvervanger van God op aarde. Hij had daarom ook het recht om protestanten te vervolgen.
Ook buiten Frankrijk probeerde vorsten de macht te centraliseren.
- Rusland : ontwikkelde zich in de 17e eeuw tot een absolute monarchie. Vanaf 1613 tot 1917
was de macht in handen van één familie, de Romanovs. Rusland had een tsaar (Peter de Grote).
- Pruisen : in deze staat in het Duitse rijk, regeerde van 1640 tot 1688 de keurvorst Frederik
Willem. Er was hier ook een zekere mate van geloofsvrijheid.
- ‘Verenigd koninkrijk’ : koning Jacobus II probeerde van Engeland, Ierland en Schotland een
centraal geleidde katholieke staat te maken. Het parlement riep de hulp in van Willem III. Hij
verjoeg de koning en nam zelf plaats op de troon.
5.2 Burgerlijke cultuur en hofcultuur
Bij burgerlijke cultuur kan je aan de politiek, kunst, gewoonte en gebruiken zien dat niet een
koning regeert, maar de burgers die een centrale rol spelen.
Functie: reflectie van de samenleving.
- In de Republiek was die burgerlijke cultuur opvallend aanwezig.
Het burgerschap was een wettelijke status, dus niet iedere stadsbewoner had het. Als je het wel
had, kon je deelnemen aan het bestuur van de stad.
Tolerantie : migranten kwamen naar de republiek omdat ze in hun eigen land vervolgd werden door
hun geloof. Ook werd er veel gepubliceerd omdat er nauwelijks censuur was.
Hofcultuur : een cultuur die wordt bepaald door de vorst en zijn adelijke hof. Het was vooral
belangrijk dat de edelen kennis hadden van literatuur, theater en muziek. Ook moesten ze zich altijd
tonen in de laatste mode en over goede smaak en manieren beschikken.
Als Zonnekoning was Lodewijk XIV het stralende middelpunt en de edelen mochten daar omheen
cirkelen.