100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting hoorcolleges Recht voor Besturen en Organiseren

Rating
3.0
(1)
Sold
2
Pages
34
Uploaded on
12-03-2025
Written in
2021/2022

Samenvatting alle hoorcolleges Recht voor Besturen en Organiseren

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
March 12, 2025
Number of pages
34
Written in
2021/2022
Type
Summary

Subjects

Content preview

HC 1 - Algemene informatie en de grondslagen en structuur van het
Nederlands recht

Als de overheid wil ingrijpen in de eigendommen of vrijheden van burgers, moet daarvoor
een wettelijke basis zijn. Een gemeente mag wel hondenbelasting heffen, want hier is een
wettelijke basis voor, maar geen kanariepiet belasting, want hier is geen wettelijke basis
voor. De discussie over de avondklok ging over of hier een wettelijke basis voor was. Dat
ergens een wettelijke basis voor moet zijn wordt ook wel het legaliteitsbeginsel genoemd.

We leven in een rechtsstaat, de kenmerken van een rechtsstaat:
-​ Legaliteitsbeginsel = je mag alleen maar in de eigendommen en vrijheden van
burgers ingrijpen als daar een wettelijke basis voor is. Het Fluorarrest gaat over het
legaliteitsbeginsel. Een Amsterdams waterleidingbedrijf had fluor in het drinkwater
gedaan, toen waren er mensen in Amsterdam die zeiden dat ze helemaal geen fluor
in het water wilden en dat ze daardoor in hun vrijheden werden beperkt, want ze
worden gedwongen om water met fluor te drinken, ze hebben geen
keuzemogelijkheid. De Hoge Raad heeft gezegd dat hier inderdaad wordt
ingegrepen in de vrijheden van burgers zonder dat de wet dat toestaat, daar is geen
wettelijke basis voor. Uiteindelijk is er een wet gemaakt die zegt dat er wel fluor in het
water mag zitten.
-​ Grondrechten = er zijn twee soorten grondrechten: klassieke grondrechten en
sociale grondrechten. Op klassieke grondrechten kan je je als burger beroepen
in een rechtszaal, als je bijvoorbeeld door de overheid of een burger wordt
gediscrimineerd, kan je naar de rechter. Sociale grondrechten zijn anders, een
voorbeeld hiervan is dat de overheid zich moet inspannen om zijn burgers goed
onderwijs te geven. Als je vindt dat het onderwijs niet goed is in het land, heeft het
geen zin om je op dit sociale grondrecht te beroepen, daar zijn sociale grondrechten
niet voor bedoeld. Sociale grondrechten zijn meer instructienormen voor de
overheid.
-​ Trias politica = scheiding van de wetgevende macht, uitvoerende macht en de
rechterlijke macht.
●​ Wetgevende macht: parlement (landelijk), gemeenteraad (gemeente),
provinciale staten (provinciaal)
●​ Uitvoerende macht: regering (landelijk), college van burgemeesters en
wethouders (gemeente), gedeputeerde staten (provinciaal)
●​ Rechterlijke macht: rechtbank (is alleen landelijk)
Bedacht door Montesquieu, maar dit idee is niet helemaal precies zo doorgevoerd.
Het parlement is wel de wetgevende macht maar het parlement maakt wetten samen
met de Eerste Kamer, Tweede Kamer en de regering. De regering is dus betrokken
bij het wetgevende proces terwijl ze ook uitvoerende macht zijn. Er is dus geen
sprake van een waterdichte scheiding.
-​ Gebondenheid aan de wet = geldt voor iedereen, zowel overheid als burgers
moeten zich aan de wet houden.
-​ Onafhankelijke rechtspraak = rechters doen onafhankelijke rechtspraken.
-​ Vervolging en bestraffing van wetsovertreding = als wetten overtreden worden
worden de overtreders vervolgd en bestraft. De overheid, overheidsinstanties en
ambtenaren, kunnen minder makkelijk vervolgd en bestraft worden dan private

, organisaties, dit volgt uit het Volkel arrest. Een voorbeeld is hiervan de
vuurwerkramp in Enschede. De gemeenteambtenaren hadden niet goed
gecontroleerd of het bedrijf zich wel aan de vergunningsvoorwaarden hield, en de
directeur van het bedrijf had zich hier niet goed aan gehouden. De directeur van het
vuurwerkbedrijf moest de gevangenis in maar de ambtenaren die niet goed hadden
gecontroleerd wat het bedrijf deed, hebben geen enkele straf gehad.
-​ Rechtszekerheid = je moet weten wat je rechten en plichten zijn, heb je recht op
studiefinanciering of niet, heb je recht op aanvullende beurs of niet. Deze regels
moeten volstrekt helder zijn. Het punt van rechtszekerheid is dat je moet weten waar
je aan toe bent. Wetten moeten volstrekt helder zijn en rechterlijke uitspraken
moeten ook volstrekt helder zijn. Een voorbeeld van een uitspraak die niet helder
was en dus niet voldeed aan het principe van rechtszekerheid: op de A1 in de buurt
van Hoevelaken werd een spitsstrook aangelegd, er werd een uitspraak gedaan over
deze spitsstrook. Het ministerie van verkeer en waterstaat heeft dit geïnterpreteerd
alsof ze geen auto’s meer over die spitsstrook mochten laten rijden. Die spitsstrook is
dus een aantal jaar afgesloten geweest. In de uitspraak stond echter niet dat de
rechter verbood die spitsstrook te gebruiken, er moest alleen een maximum bord
komen van 80 km per uur op de spitsstrook.

Er is een onderscheid tussen positief recht en natuurrecht:
-​ Positief recht = leren we in deze cursus. Het zijn de regels die op dit moment in het
recht gelden en waarvan de naleving kan worden afgedwongen bij de rechter. Het
positieve recht kan je vinden in het wetboek. Juristen hebben het altijd over het
positieve recht. Deze zijn niet universeel want ze verschillen per land.
-​ Natuurrecht = Hier houden filosofen zich mee bezig. Het gaat bijvoorbeeld over de
norm: wat je niet wil dat jou geschiedt doe dat ook een ander niet. Maar ook
bijvoorbeeld normen van goddelijke oorsprong: de tien geboden. Het natuurrecht zou
je kunnen gebruiken om de kwaliteit van het positief recht te kunnen afmeten. Een
natuurrecht is universeel, de tien geboden gelden overal te wereld. Hier kan je je niet
op beroepen bij de rechter.

Er zijn verschillende rechtsbronnen waarin het positieve recht kan worden gevonden:
-​ Wetgeving
Wet voor studiefinanciering, omgevingsrecht, etc.
-​ Verdragen tussen Nederland en andere lidstaten
-​ Algemene besluiten van internationale organisaties
Bijvoorbeeld door de Verenigde Naties of de Europese Commissie, kunnen normen
stellen die ook in Nederland gelden.
-​ Jurisprudentie
Rechterlijke uitspraken, hierin zitten ook normen die tot het recht behoren. Soms zijn
wetten niet helemaal duidelijk en staan er open begrippen in, die worden dan nader
ingevuld in de rechtspraak. Deze rechterlijke uitspraken geven aan hoe je een
bepaalde wettelijke bepaling zou moeten interpreteren.
-​ Ongeschreven recht (gewoonterecht + ongeschreven rechtsbeginselen)
Voorbeeld van gewoonterecht: een boer verkoopt een drachtige koe aan de andere
boer, maar het blijkt dat het kalfje overlijdt bij de geboorte, dan kan de
koopovereenkomst ongedaan worden gemaakt. Dit is een regel uit een
ongeschreven recht, dat staat nergens op papier, maar als de koper dan naar de

, rechter gaat wint hij die zaak. Dit komt uiteindelijk terecht in de jurisprudentie dus
de vraag is in hoeverre dit nog als een aparte categorie kan worden gezien.
Voorbeeld van ongeschreven rechtsbeginselen: partijen moeten gelijke kansen
hebben, deze zijn niet heel belangrijk omdat ze vaak terugkomen in rechterlijke
uitspraken waardoor ze uiteindelijk tot de jurisprudentie gaan behoren.

Rechtsvinding = wat iemand zijn rechten en plichten in een concrete situatie zijn, oftewel
welke rechtsnorm of rechtsnormen in een concreet geval gelden, kan worden bepaald door:
-​ Subsumptie = je pakt een algemene regel en die pas je toe op het concrete geval.
Hier rolt uiteindelijk een beslissing uit. Als je 18 jaar bent en je studeert aan het hoger
onderwijs of het wetenschappelijk onderwijs, heb je recht op een basisbeurs. Dit kan
je makkelijk opzoeken en toepassen, een computer kan dit werk doen.

-​ Toepassing van voorrangsregels = wanneer er sprake is van meerdere regels,
geldt: de hogere regeling gaat boven de lagere regeling. Bijvoorbeeld er is een
wet van de rijksoverheid waarin staat dat een alleenstaand iemand zonder kinderen
een algemene bijstandsuitkering kan krijgen van 1100 euro. En er is een
gemeentelijke verordening waarin staat dat een alleenstaand iemand zonder
kinderen een maximale bijstandsuitkering krijgt van 900 euro. In dit geval geldt de
hoogste wet en dus de wet van de rijksoverheid, er zit namelijk een rangorde in
regelingen (die komt in het college staatsrecht). Eerst geldt: de hogere wet gaat
voor de lagere, zoals hierboven wordt beschreven. Maar als er sprake is van wetten
van gelijk niveau geldt: de specifieke wet gaat boven de algemene wet.
Bijvoorbeeld: er is een dierenwet die zegt dat dieren 2 keer per dag eten moeten
krijgen. De hondenwet zegt dat honden 4 keer per dag eten moeten krijgen. Honden
moeten in dit geval dus 4 keer per dag te eten krijgen. Als er twee regelingen zijn die
van hetzelfde niveau zijn en beide ook even specifiek zijn, allebei de wetten gaan
bijvoorbeeld over honden. Dan geldt dat de nieuwe regeling gaat boven de oude
regeling, dit komt bijna nooit voor want meestal wordt de oudere regeling opgeheven
als er een nieuwe regeling is.

-​ Toepassing van interpretatieregels = wanneer regels niet helemaal duidelijk zijn,
er is niet helemaal duidelijk wat met een bepaald artikel/begrip bedoeld wordt. Wat
wordt er bijvoorbeeld bedoeld met een ‘goed’? Is elektriciteit ook een ‘goed’? Hier
ging het elektriciteitsarrest over. Een tandarts tapte stroom af van zijn buurman. De
advocaat van de tandarts begon over het legaliteitsbeginsel; er is geen enkele
wettelijke basis die zegt dat ik geen stroom van een ander zou mogen wegnemen.
Volgens de officier van justitie was dat er wel want je mag geen ‘goed’ van een ander
afnemen. De advocaat zegt hierop dat elektriciteit geen ‘goed’ is. De rechter heeft in
dit geval een teleologische interpretatie toegepast: het is maatschappelijk gezien
gewoon ongewenst om zonder straf de elektriciteit van een ander te jatten, dus ik
bepaal dat elektriciteit onder de term ‘goed’ valt, waardoor de tandarts wordt bestraft.
Soms komt een rechter ook al heel ver door een grammaticale methode, dus door
zinnen gewoon goed te analyseren kan je al een heel eind komen. De man die veel
bier drinkt is aardig → gaat over die ene man. De man, die veel bier drinkt, is aardig
→ gaat over alle mannen. Een systematische bepaling kijkt naar waar een artikel
precies staat, in welk hoofdstuk, welke paragraaf, etc. Wetshistorie kan ook van
belang zijn: hoe is een wet tot stand gekomen, hebben kamerleden hier vragen over

, gesteld? Dit kan je terugzoeken. Er zijn dus verschillende manieren waarop je
onduidelijke begrippen helder kan krijgen.

-​ Toepassing van redeneerwijzen = er is maar één wet, bijvoorbeeld de kattenwet.
Hierin staat dat katten 4 keer per dag eten moeten krijgen van hun baasje. Boris is
een hond, heeft boris nu ook recht op 4 keer per dag eten van zijn baasje? Als er
alleen een kattenwet is, en voor honden niks is geregeld, kan er een
analogieredenering worden toegepast: een hond lijkt heel veel op een kat dus als
een kat recht heeft op 4 keer eten, dan heeft een hond dat ook. Er kan ook a
contrario geredeneerd worden: de wetgever heeft die expliciet bepaald voor katten,
als de wetgever gewild had dat dit ook zo voor honden zou zijn, had de wetgever dat
wel geregeld. Je kan hier dus twee kanten op redeneren.

Juridische basisbegrippen:
●​ Rechtsfeiten = gebeurtenissen/handeling die rechtsgevolgen hebben voor
rechtssubjecten. Voorbeeld rechtsfeit: een baby wordt geboren. Dit is een rechtsfeit
omdat je bijvoorbeeld de naam moet doorgeven op het gemeentehuis, ouders recht
krijgen op kinderbijslag, de ouders moeten zorgen voor het kind, etc. Dit zijn allerlei
rechtsgevolgen die horen bij de geboorte van een kind.
●​ Rechtssubject = de rechtsgevolgen zijn van toepassing op rechtssubjecten.
Rechtssubjecten ondervinden de rechtsgevolgen. Bij de geboorte van een kind zijn
de rechtssubjecten de ouders. Bij een koopovereenkomst zijn beide partijen
rechtssubject. Bij rechtssubjecten kan er onderscheid gemaakt worden tussen
natuurlijke personen en rechtspersonen:
-​ Natuurlijke personen = de ouders bij de geboorte van een kind, de
werknemer bij een arbeidsovereenkomst.
-​ Rechtspersonen = een stichting die een subsidie krijgt van de gemeente,
BV, NV, vereniging, etc. Bij rechtspersonen kan je onderscheid maken
tussen privaatrechtelijke rechtspersonen en publiekrechtelijke
rechtspersonen:
-​ Privaatrechtelijke rechtspersoon = bijvoorbeeld een vereniging, BV,
NV, etc. omdat deze wordt opgericht door burgers.
-​ Publiekrechtelijke rechtspersoon = bijvoorbeeld de Rijksuniversiteit
Groningen, omdat deze instantie is opgericht door de overheid.

Rechtsfeiten kunnen onderscheiden worden in blote rechtsfeiten, feitelijke handelingen
en rechtshandelingen:
●​ Bloot rechtsfeit = bijvoorbeeld de geboorte van een kind, of je loopt ergens en er
valt ineens een dakpan op je hoofd. Dit is een gebeurtenis en geen menselijke
handeling.
●​ Rechtshandeling = een handeling die een beoogd rechtsgevolg heeft.
Bijvoorbeeld: de gemeente geeft je een omgevingsvergunning voor de activiteit
bouwen. Dit heeft een rechtsgevolg want vroeger mocht je niet bouwen, en nu mag
je dat wel. Dit rechtsgevolg is ook beoogd = de gemeente heeft dit gewild, want die
hebben jou toestemming gegeven om te bouwen. Bij rechtshandelingen kan er
onderscheid gemaakt worden tussen privaatrechtelijke rechtshandelingen en
publiekrechtelijke rechtshandelingen:
$8.59
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
schoemakerjulie
3.0
(1)

Reviews from verified buyers

Showing all reviews
6 months ago

3.0

1 reviews

5
0
4
0
3
1
2
0
1
0
Trustworthy reviews on Stuvia

All reviews are made by real Stuvia users after verified purchases.

Get to know the seller

Seller avatar
schoemakerjulie Universiteit van Amsterdam
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
9
Member since
5 year
Number of followers
0
Documents
18
Last sold
1 month ago

3.0

1 reviews

5
0
4
0
3
1
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions