Samenvatting kern
Week 1 – gebondenheid aan het contract
Na deze week kun je:
- het spanningsveld uiteenzetten tussen contractsvrijheid enerzijds, en de precontractuele
aansprakelijkheid bij afgebroken onderhandelingen anderzijds;
- beoordelen waarom en wanneer in de precontractuele fase over een weer verplichtingen
kunnen ontstaan en wat de contractrechtelijke gevolgen zijn van schending daarvan;
- beoordelen waarom en wanneer sprake is van bevoegde dan wel onbevoegde
vertegenwoordiging en wat daarvan de contractrechtelijke gevolgen zijn.
Jurisprudentie:
o HR Kribbebijter Schiphoff koopt een paard voor Lorsch van Stolte. Het paard voldoet niet,
dus er wordt schadevergoeding gevorderd, Stolte zegt dat Schiphoff geen contractspartij is en
geen schadevergoeding kan vorderen. Wie is de partij bij de koop ovk?: Wat de
tussenpersoon en de derde jegens elkaar hebben verklaard, en over en weer uit elkaars
verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden’ (= Kribbebijter-criterium).
o HR CBB/JPO en annotatie Hartlief Mag je je terugtrekken uit onderhandelingen? Partijen
zijn in beginsel vrij om de onderhandelingen af te breken zonder
schadevergoedingsverplichting, tenzij dit (1) op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen of
(2) op grond van omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn.
o HR ING/Bera Schijn van volmachtgeving kan ook plaatsvinden als wederpartij
gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening door feiten en omstandigheden die van
achterman komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van
vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
Terugblik jaar 1
Begrip verbintenis: Een verbintenis is een vermogensrechtelijke relatie/betrekking tussen twee of meer
personen op grond waarvan de ene partij (schuldenaar) verplicht is tot een bepaalde prestatie,
waartoe de andere partij (schuldeiser) is gerechtigd.
- Rechtshandelingen vermogensrechtelijk, worden geregeld in art. 3:33BW – 3:38BW
- Overeenkomsten verbintenis scheppend, worden geregeld in art. 6:217BW – 6:225BW
Rechtshandeling
Een rechtshandeling is gericht op het totstandbrengen van een rechtsgevolg, dus wanneer er
verandering is in bestaande rechten. Bijvoorbeeld een appel kopen in de winkel. De koper wil de appel
in eigendom hebben dus dit is gericht op het tot stand brengen van een rechtsgevolg. Soms kan een
rechtshandeling ook andere dingen dan verbintenissen in het leven roepen, bijvoorbeeld aan trouwen.
Een huwelijkssluiting brengt rechtsgevolgen tot stand maar het is geen directe verbintenis.
Rechtsgevolg = een verandering in bestaande rechten
Art. 3:33BW, eisen rechtshandeling: vereist een wil en een verklaring
- Op een rechtsgevolg gerichte wil: de wil van de handelende persoon dient gericht te zijn op
het intreden van het rechtsgevolg
- Verklaring heeft geopenbaard: wilsverklaring die uitdrukkelijk of stilzwijgend kan zijn. In
beginsel is dit vormvrij (aldus art 3:37BW).
Meerzijdige rechtshandeling: de samenwerking van 2 of meer personen is vereist, bijvoorbeeld bij een
overeenkomst (art. 6:213BW). Dus degene die het aanbod doet moet de wil hebben en moet dit
hebben verklaard, en degene die het aanbod aanvaardt moet ook de wil hebben en het aanbod
hebben aanvaard. Eenzijdige rechtshandelingen worden tot een persoon tot stand gebracht,
bijvoorbeeld de erkenning van een kind of het opmaken van een testament.
,Basisbeginselen verbintenissenrecht:
- Contractsvrijheid: in beginsel zijn partijen vrij om een overeenkomst te sluiten met wie dan ook
- Vormvrijheid: art. 3:37 lid 1 BW, in principe vormvrijheid behalve uitzonderingen bijvoorbeeld
koop van een woning.
- Pacta sunt servanda: verbindende kracht van de overeenkomst, de rechtsgevolgen zijn door
partijen overeengekomen
Hoe komt een overeenkomst tot stand
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling die bestaat uit aanbod en aanvaarding (art.
6:213 jo. 6:217 BW). Er moet sprake zijn van aanbod en aanvaarding (art. 3:33BW), dus er dient een
op rechtsgevolg gerichte wil te zijn verklaard.
- Aanbod
o Herroepelijk art 6:219 lid 1 BW
o Onherroepelijk 6:219 lid 2 BW
o Vrijblijvend 6:219 lid 2 BW
- Aanvaarding (wilsverklaring)
o In iedere vorm geschieden tenzij anders bepaald (art. 3:37 lid 1 BW)
o Gericht tot de aanbieder
o Inhoudelijk overeenstemmen met aanbod
o Moet gericht zijn op een geldig aanbod
Wilsvertrouwensleer (kennisclip)
Art. 3:33 BW wil en verklaring, een verklaring is vormvrij (art. 3:37 BW)
Art. 6:217 BW aanbod & aanvaarding = overeenkomst
Stel er is geen overeenstemming tussen de wil en verklaring van 1 partij, dan is er in beginsel geen
overeenkomst tot stand gekomen. Maar stel, er is sprake van gerechtvaardigd vertrouwen (art. 3:35
BW). Het vertrouwen van de wederpartij moet dan echter wel gerechtvaardigd zijn, dit moet te goeder
trouw zijn in de zin van art. 3:11BW. Het kan echter zo zijn dat er een onderzoeksplicht bestaat. In
uitzonderingsgevallen kan een beroep op art. 3:35 BW onaanvaardbaar zijn naar de maatstaven van
redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in art. 6:248 lid 2 en art. 6:2 lid 2 BW. Dit zal echter pas
worden toegepast bij hoge uitzondering.
Volmacht en vertegenwoordiging
Vertegenwoordiging: rechtspersonen kunnen ook deelnemen aan het rechtsverkeer
De volmacht geeft een bevoegdheid, geen. Verplichting (art. 3:60 lid 1 BW). De volmachtverlening is
vormvrij (art 3:61 lid 1 BW – consensualisme). Iemand handelt als vertegenwoordiger voor een ander,
en die roept voor die ander rechtsgevolgen in het leven.
Bij de vertegenwoordiging zijn in beginsel drie partijen betrokken.
De achterman: De achterman is de persoon die wordt tegenwoordigt
De tussenpersoon/vertegenwoordiger: De tussenpersoon is de persoon die de achterman
vertegenwoordigt.
De derde/wederpartij: De derde/wederpartij is de persoon met wie er een overeenkomst wordt
gesloten.
Bijvoorbeeld: A wil een fiets hebben. B koopt in naam van A een fiets van C. In dit voorbeeld is A de
achterman, B de tussenpersoon en C de derde/wederpartij.
,Soort 1: Directe vertegenwoordiging
Directe vertegenwoordiging (art. 3:60BW, art. 3:61BW en art. 3:66BW) verrichten van
rechtshandelingen in naam van een ander. In dat geval handelt de tussenpersoon in naam van de
achterman. De rechtshandeling komt dan tot stand tussen de achterman en de wederpartij, de
rechtshandeling wordt dan toegerekend aan de achterman als gevolg van de door de opdrachtgever
aan de tussenpersoon verleende bevoegdheid (volmachtverlening). Tussenpersoon valt er tussenuit.
Eisen:
1. Er moet sprake zijn van een volmacht tussen de tussenpersoon en achterman. Definitie
volmacht staat in art. 3:60 lid 1 BW.
2. Voor uitoefening van die volmacht staan er 2 eisen in art. 3:66BW eisen
o Moet bevoegd zijn – omdat hij ex art. 3:60 lid 1 BW een volmacht heeft gekregen
o Moet handelen in naam van: vertegenwoordiger handelt in naam van de achterman,
tussenpersoon moet duidelijk maken dat hij zelf geen partij is
Maar let op, uitzondering:
Er kan sprake zijn van schijn van vertegenwoordiging dit is zoals de tussenpersoon de
bevoegdheden van zijn volmacht overschrijdt. Als er dan niet is voldaan aan de juiste uitoefening van
de bevoegdheid ex art. 3:66 BW, is de achterman in principe niet gebonden aan de overeenkomst.
Maar uitzondering op de uitzondering:
Dan is er bescherming van het vertrouwen wederpartij op grond van art. 3:61 lid 2 BW. Wederpartij
wordt beschermd indien:
o Wederpartij heeft gerechtvaardigd vertrouwd op dat er wel een toereikende volmacht
was (goede trouw art. 3:11 BW). Let op onderzoeksplicht – bijvoorbeeld professionele
partij heeft zware onderzoeksplicht.
o Wederpartij mocht dit aannemen door toedoen (verklaringen of gedragingen) van de
achterman toedoenbeginsel.
Maar uitzondering hierop: toedoen kan bestaan uit verklaring of gedraging
maar ook uit een niet-toedoen. HR ING/Bera: schijn van volmachtgeving kan
ook plaatsvinden als wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op
volmachtverlening door feiten en omstandigheden die van achterman komen
en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van
vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
Wanneer er een succesvol beroep gedaan kan worden op art. 3:61 lid 2 BW, dan wordt de
onbevoegdheid van de tussenpersoon ‘geheeld’. Ondanks dat de tussenpersoon niet bevoegd
was ex art. 3:66 lid 1 BW, ontstaat er dan dus toch een rechtshandeling tussen de achterman
en de wederpartij.
De wederpartij kan wel schade lijden door de onbevoegdheid. Andere beschermingsbepaling als een
beroep op 3:61 lid 2 BW niet slaagt: recht op schadevergoeding ex art. 3:70 BW.
- Met andere woorden, als de wederpartij er niet in slaagt om de achterman gebonden te
houden aan de overeenkomst, kan ze schadevergoeding eisen.
Uitgangspunt, tussenpersoon ‘garandeert’ stilzwijgend bestaan en omvang
volmacht. Dit betekent dat de tussenpersoon die handelt namens de
achterman stilzwijgend garandeert dat er een geldige volmacht bestaat. Als
later blijkt dat er geen volmacht was, is deze tussenpersoon verantwoordelijk
voor de schade die de wederpartij hierdoor lijdt. Dit staat in art. 6:96BW.
, Soort 2: Middellijke vertegenwoordiging
Middellijke vertegenwoordiging (art. 7:414 lid 2 BW, art. 7:419 tot 7:421 BW en de schakelbepaling
van art. 7:424 BW) Bij de middellijke vertegenwoordiging handelt de tussenpersoon in eigen naam,
maar voor rekening van de achterman. De tussenpersoon handelt voor de achterman krachtens een
rechtsbetrekking die hem daartoe verplicht of hem daartoe de bevoegdheid geeft. De tussenpersoon
is dus zelf partij bij de overeenkomst. Dit wordt ook wel lastgeving genoemd (art. 7:414BW). Of
iemand in eigen naam heeft gehandeld, wordt beoordeeld aan de hand van het Kribbebijter-criterium.
Beslissend is hetgeen de handelende persoon en de wederpartij jegens elkaar hebben verklaard en
over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.
Onderscheid volmachtverlening en lastgeving: Een belangrijk onderscheid tussen lastgeving en
volmachtverlening is dat er bij volmachtverlening geen verplichting ontstaat tot handelen. Uit de
omschrijving van lastgeving vloeit voort dat de lasthebber een verplichting heeft tot handelen.
- Volmacht: Geeft een bevoegdheid zonder verplichting tot handelen.
- Lastgeving: Bevat een verplichting om te handelen volgens de opdracht van de lastgever.
Precontractuele fase:
De precontractuele fase verwijst naar de onderhandelingsfase voordat een formele overeenkomst tot
stand komt. Een overeenkomst ontstaat doorgaans door aanbod en aanvaarding. Echter, soms
ontstaat er al tijdens de onderhandelingen een zogenaamde rompovereenkomst.
Uitgangspunt van de precontractuele aansprakelijkheid:
- Vrij om ‘aan elkaar te snuffelen’ volgens annotatie Hartlief HR CBB/JPO. Maar het afbreken
van onderhandelingen kan soms onaanvaardbaar zijn.
- Situatie vóór het HR CBB/JPO-arrest in 2005: Voordat het CBB/JPO-arrest in 2005 werd
uitgesproken, was er een geleidelijk beeld ontstaan over hoe partijen steeds meer gebonden
raken tijdens de onderhandelingen en hoe hun vrijheid om te stoppen steeds meer wordt
beperkt. Dit beeld werd gevormd door eerdere uitspraken, namelijk het Plas/Valburg-arrest
(1982) en het Baris/Riezenkamp-arrest (1957).
o HR Plas/Valburg (1982): Hier werd geoordeeld dat als onderhandelingen ver genoeg
gevorderd zijn, het afbreken ervan in strijd kan zijn met de goede trouw, en dat de
partij die de onderhandelingen stopzet, mogelijk schade moet vergoeden.
o HR Baris/Riezenkamp (1957): Dit arrest legde de basis voor het idee dat partijen,
zodra ze onderhandelen, rekening moeten houden met de gerechtvaardigde belangen
van de wederpartij.
- Dus soms toch contractrechtelijk gebonden nog voordat je dat wilt – staat op gespannen voet
met negatieve contractsvrijheid. Soms houden aan een overeenkomst voordat die gebonden
is.
- Doch, wederom: gerechtvaardigd vertrouwen dient de eisen van het rechtsverkeer –
uitvloeisel positieve contractsvrijheid
- Bovendien, tegenwoordig benadrukt de Hoge Raad het uitgangspunt dat eenieder vrij is weg
te lopen van de onderhandelingstafel – bescherming negatieve contractsvrijheid
Betekenis positieve en negatieve contractsvrijheid
- Positieve contractsvrijheid: de mogelijkheden om de eigen doelen met behulp van rechtens
afdwingbare contracten na te streven. Je MAG een overeenkomst maken
- Negatieve contractsvrijheid: de vrijheid om niet gedwongen te worden contracten aan te gaan
die niet zijn gewild. Maar je MAG niet gedwongen worden ergens toe
Rompovereenkomst
Een rompovereenkomst is een overeenkomst die ontstaat wanneer er over de belangrijkste gedeelten
is onderhandeld, en akkoord is gegaan. Of er sprake is van een rompovereenkomst wordt beoordeeld
aan de hand van twee dingen:
In de eerste plaats moeten de punten waarover partijen het eens zijn, ten minste
de essentialia van de overeenkomst omvatte. Er moet zodanig aan de bepaalbaarheidseis
van art. 6:227 BW zijn voldaan dat hetgeen waar nog geen overeenstemming over is, kan
worden ingevuld door middel van wet, gewoonte en redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW).
Week 1 – gebondenheid aan het contract
Na deze week kun je:
- het spanningsveld uiteenzetten tussen contractsvrijheid enerzijds, en de precontractuele
aansprakelijkheid bij afgebroken onderhandelingen anderzijds;
- beoordelen waarom en wanneer in de precontractuele fase over een weer verplichtingen
kunnen ontstaan en wat de contractrechtelijke gevolgen zijn van schending daarvan;
- beoordelen waarom en wanneer sprake is van bevoegde dan wel onbevoegde
vertegenwoordiging en wat daarvan de contractrechtelijke gevolgen zijn.
Jurisprudentie:
o HR Kribbebijter Schiphoff koopt een paard voor Lorsch van Stolte. Het paard voldoet niet,
dus er wordt schadevergoeding gevorderd, Stolte zegt dat Schiphoff geen contractspartij is en
geen schadevergoeding kan vorderen. Wie is de partij bij de koop ovk?: Wat de
tussenpersoon en de derde jegens elkaar hebben verklaard, en over en weer uit elkaars
verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden’ (= Kribbebijter-criterium).
o HR CBB/JPO en annotatie Hartlief Mag je je terugtrekken uit onderhandelingen? Partijen
zijn in beginsel vrij om de onderhandelingen af te breken zonder
schadevergoedingsverplichting, tenzij dit (1) op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen of
(2) op grond van omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn.
o HR ING/Bera Schijn van volmachtgeving kan ook plaatsvinden als wederpartij
gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening door feiten en omstandigheden die van
achterman komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van
vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
Terugblik jaar 1
Begrip verbintenis: Een verbintenis is een vermogensrechtelijke relatie/betrekking tussen twee of meer
personen op grond waarvan de ene partij (schuldenaar) verplicht is tot een bepaalde prestatie,
waartoe de andere partij (schuldeiser) is gerechtigd.
- Rechtshandelingen vermogensrechtelijk, worden geregeld in art. 3:33BW – 3:38BW
- Overeenkomsten verbintenis scheppend, worden geregeld in art. 6:217BW – 6:225BW
Rechtshandeling
Een rechtshandeling is gericht op het totstandbrengen van een rechtsgevolg, dus wanneer er
verandering is in bestaande rechten. Bijvoorbeeld een appel kopen in de winkel. De koper wil de appel
in eigendom hebben dus dit is gericht op het tot stand brengen van een rechtsgevolg. Soms kan een
rechtshandeling ook andere dingen dan verbintenissen in het leven roepen, bijvoorbeeld aan trouwen.
Een huwelijkssluiting brengt rechtsgevolgen tot stand maar het is geen directe verbintenis.
Rechtsgevolg = een verandering in bestaande rechten
Art. 3:33BW, eisen rechtshandeling: vereist een wil en een verklaring
- Op een rechtsgevolg gerichte wil: de wil van de handelende persoon dient gericht te zijn op
het intreden van het rechtsgevolg
- Verklaring heeft geopenbaard: wilsverklaring die uitdrukkelijk of stilzwijgend kan zijn. In
beginsel is dit vormvrij (aldus art 3:37BW).
Meerzijdige rechtshandeling: de samenwerking van 2 of meer personen is vereist, bijvoorbeeld bij een
overeenkomst (art. 6:213BW). Dus degene die het aanbod doet moet de wil hebben en moet dit
hebben verklaard, en degene die het aanbod aanvaardt moet ook de wil hebben en het aanbod
hebben aanvaard. Eenzijdige rechtshandelingen worden tot een persoon tot stand gebracht,
bijvoorbeeld de erkenning van een kind of het opmaken van een testament.
,Basisbeginselen verbintenissenrecht:
- Contractsvrijheid: in beginsel zijn partijen vrij om een overeenkomst te sluiten met wie dan ook
- Vormvrijheid: art. 3:37 lid 1 BW, in principe vormvrijheid behalve uitzonderingen bijvoorbeeld
koop van een woning.
- Pacta sunt servanda: verbindende kracht van de overeenkomst, de rechtsgevolgen zijn door
partijen overeengekomen
Hoe komt een overeenkomst tot stand
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling die bestaat uit aanbod en aanvaarding (art.
6:213 jo. 6:217 BW). Er moet sprake zijn van aanbod en aanvaarding (art. 3:33BW), dus er dient een
op rechtsgevolg gerichte wil te zijn verklaard.
- Aanbod
o Herroepelijk art 6:219 lid 1 BW
o Onherroepelijk 6:219 lid 2 BW
o Vrijblijvend 6:219 lid 2 BW
- Aanvaarding (wilsverklaring)
o In iedere vorm geschieden tenzij anders bepaald (art. 3:37 lid 1 BW)
o Gericht tot de aanbieder
o Inhoudelijk overeenstemmen met aanbod
o Moet gericht zijn op een geldig aanbod
Wilsvertrouwensleer (kennisclip)
Art. 3:33 BW wil en verklaring, een verklaring is vormvrij (art. 3:37 BW)
Art. 6:217 BW aanbod & aanvaarding = overeenkomst
Stel er is geen overeenstemming tussen de wil en verklaring van 1 partij, dan is er in beginsel geen
overeenkomst tot stand gekomen. Maar stel, er is sprake van gerechtvaardigd vertrouwen (art. 3:35
BW). Het vertrouwen van de wederpartij moet dan echter wel gerechtvaardigd zijn, dit moet te goeder
trouw zijn in de zin van art. 3:11BW. Het kan echter zo zijn dat er een onderzoeksplicht bestaat. In
uitzonderingsgevallen kan een beroep op art. 3:35 BW onaanvaardbaar zijn naar de maatstaven van
redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in art. 6:248 lid 2 en art. 6:2 lid 2 BW. Dit zal echter pas
worden toegepast bij hoge uitzondering.
Volmacht en vertegenwoordiging
Vertegenwoordiging: rechtspersonen kunnen ook deelnemen aan het rechtsverkeer
De volmacht geeft een bevoegdheid, geen. Verplichting (art. 3:60 lid 1 BW). De volmachtverlening is
vormvrij (art 3:61 lid 1 BW – consensualisme). Iemand handelt als vertegenwoordiger voor een ander,
en die roept voor die ander rechtsgevolgen in het leven.
Bij de vertegenwoordiging zijn in beginsel drie partijen betrokken.
De achterman: De achterman is de persoon die wordt tegenwoordigt
De tussenpersoon/vertegenwoordiger: De tussenpersoon is de persoon die de achterman
vertegenwoordigt.
De derde/wederpartij: De derde/wederpartij is de persoon met wie er een overeenkomst wordt
gesloten.
Bijvoorbeeld: A wil een fiets hebben. B koopt in naam van A een fiets van C. In dit voorbeeld is A de
achterman, B de tussenpersoon en C de derde/wederpartij.
,Soort 1: Directe vertegenwoordiging
Directe vertegenwoordiging (art. 3:60BW, art. 3:61BW en art. 3:66BW) verrichten van
rechtshandelingen in naam van een ander. In dat geval handelt de tussenpersoon in naam van de
achterman. De rechtshandeling komt dan tot stand tussen de achterman en de wederpartij, de
rechtshandeling wordt dan toegerekend aan de achterman als gevolg van de door de opdrachtgever
aan de tussenpersoon verleende bevoegdheid (volmachtverlening). Tussenpersoon valt er tussenuit.
Eisen:
1. Er moet sprake zijn van een volmacht tussen de tussenpersoon en achterman. Definitie
volmacht staat in art. 3:60 lid 1 BW.
2. Voor uitoefening van die volmacht staan er 2 eisen in art. 3:66BW eisen
o Moet bevoegd zijn – omdat hij ex art. 3:60 lid 1 BW een volmacht heeft gekregen
o Moet handelen in naam van: vertegenwoordiger handelt in naam van de achterman,
tussenpersoon moet duidelijk maken dat hij zelf geen partij is
Maar let op, uitzondering:
Er kan sprake zijn van schijn van vertegenwoordiging dit is zoals de tussenpersoon de
bevoegdheden van zijn volmacht overschrijdt. Als er dan niet is voldaan aan de juiste uitoefening van
de bevoegdheid ex art. 3:66 BW, is de achterman in principe niet gebonden aan de overeenkomst.
Maar uitzondering op de uitzondering:
Dan is er bescherming van het vertrouwen wederpartij op grond van art. 3:61 lid 2 BW. Wederpartij
wordt beschermd indien:
o Wederpartij heeft gerechtvaardigd vertrouwd op dat er wel een toereikende volmacht
was (goede trouw art. 3:11 BW). Let op onderzoeksplicht – bijvoorbeeld professionele
partij heeft zware onderzoeksplicht.
o Wederpartij mocht dit aannemen door toedoen (verklaringen of gedragingen) van de
achterman toedoenbeginsel.
Maar uitzondering hierop: toedoen kan bestaan uit verklaring of gedraging
maar ook uit een niet-toedoen. HR ING/Bera: schijn van volmachtgeving kan
ook plaatsvinden als wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op
volmachtverlening door feiten en omstandigheden die van achterman komen
en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van
vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
Wanneer er een succesvol beroep gedaan kan worden op art. 3:61 lid 2 BW, dan wordt de
onbevoegdheid van de tussenpersoon ‘geheeld’. Ondanks dat de tussenpersoon niet bevoegd
was ex art. 3:66 lid 1 BW, ontstaat er dan dus toch een rechtshandeling tussen de achterman
en de wederpartij.
De wederpartij kan wel schade lijden door de onbevoegdheid. Andere beschermingsbepaling als een
beroep op 3:61 lid 2 BW niet slaagt: recht op schadevergoeding ex art. 3:70 BW.
- Met andere woorden, als de wederpartij er niet in slaagt om de achterman gebonden te
houden aan de overeenkomst, kan ze schadevergoeding eisen.
Uitgangspunt, tussenpersoon ‘garandeert’ stilzwijgend bestaan en omvang
volmacht. Dit betekent dat de tussenpersoon die handelt namens de
achterman stilzwijgend garandeert dat er een geldige volmacht bestaat. Als
later blijkt dat er geen volmacht was, is deze tussenpersoon verantwoordelijk
voor de schade die de wederpartij hierdoor lijdt. Dit staat in art. 6:96BW.
, Soort 2: Middellijke vertegenwoordiging
Middellijke vertegenwoordiging (art. 7:414 lid 2 BW, art. 7:419 tot 7:421 BW en de schakelbepaling
van art. 7:424 BW) Bij de middellijke vertegenwoordiging handelt de tussenpersoon in eigen naam,
maar voor rekening van de achterman. De tussenpersoon handelt voor de achterman krachtens een
rechtsbetrekking die hem daartoe verplicht of hem daartoe de bevoegdheid geeft. De tussenpersoon
is dus zelf partij bij de overeenkomst. Dit wordt ook wel lastgeving genoemd (art. 7:414BW). Of
iemand in eigen naam heeft gehandeld, wordt beoordeeld aan de hand van het Kribbebijter-criterium.
Beslissend is hetgeen de handelende persoon en de wederpartij jegens elkaar hebben verklaard en
over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.
Onderscheid volmachtverlening en lastgeving: Een belangrijk onderscheid tussen lastgeving en
volmachtverlening is dat er bij volmachtverlening geen verplichting ontstaat tot handelen. Uit de
omschrijving van lastgeving vloeit voort dat de lasthebber een verplichting heeft tot handelen.
- Volmacht: Geeft een bevoegdheid zonder verplichting tot handelen.
- Lastgeving: Bevat een verplichting om te handelen volgens de opdracht van de lastgever.
Precontractuele fase:
De precontractuele fase verwijst naar de onderhandelingsfase voordat een formele overeenkomst tot
stand komt. Een overeenkomst ontstaat doorgaans door aanbod en aanvaarding. Echter, soms
ontstaat er al tijdens de onderhandelingen een zogenaamde rompovereenkomst.
Uitgangspunt van de precontractuele aansprakelijkheid:
- Vrij om ‘aan elkaar te snuffelen’ volgens annotatie Hartlief HR CBB/JPO. Maar het afbreken
van onderhandelingen kan soms onaanvaardbaar zijn.
- Situatie vóór het HR CBB/JPO-arrest in 2005: Voordat het CBB/JPO-arrest in 2005 werd
uitgesproken, was er een geleidelijk beeld ontstaan over hoe partijen steeds meer gebonden
raken tijdens de onderhandelingen en hoe hun vrijheid om te stoppen steeds meer wordt
beperkt. Dit beeld werd gevormd door eerdere uitspraken, namelijk het Plas/Valburg-arrest
(1982) en het Baris/Riezenkamp-arrest (1957).
o HR Plas/Valburg (1982): Hier werd geoordeeld dat als onderhandelingen ver genoeg
gevorderd zijn, het afbreken ervan in strijd kan zijn met de goede trouw, en dat de
partij die de onderhandelingen stopzet, mogelijk schade moet vergoeden.
o HR Baris/Riezenkamp (1957): Dit arrest legde de basis voor het idee dat partijen,
zodra ze onderhandelen, rekening moeten houden met de gerechtvaardigde belangen
van de wederpartij.
- Dus soms toch contractrechtelijk gebonden nog voordat je dat wilt – staat op gespannen voet
met negatieve contractsvrijheid. Soms houden aan een overeenkomst voordat die gebonden
is.
- Doch, wederom: gerechtvaardigd vertrouwen dient de eisen van het rechtsverkeer –
uitvloeisel positieve contractsvrijheid
- Bovendien, tegenwoordig benadrukt de Hoge Raad het uitgangspunt dat eenieder vrij is weg
te lopen van de onderhandelingstafel – bescherming negatieve contractsvrijheid
Betekenis positieve en negatieve contractsvrijheid
- Positieve contractsvrijheid: de mogelijkheden om de eigen doelen met behulp van rechtens
afdwingbare contracten na te streven. Je MAG een overeenkomst maken
- Negatieve contractsvrijheid: de vrijheid om niet gedwongen te worden contracten aan te gaan
die niet zijn gewild. Maar je MAG niet gedwongen worden ergens toe
Rompovereenkomst
Een rompovereenkomst is een overeenkomst die ontstaat wanneer er over de belangrijkste gedeelten
is onderhandeld, en akkoord is gegaan. Of er sprake is van een rompovereenkomst wordt beoordeeld
aan de hand van twee dingen:
In de eerste plaats moeten de punten waarover partijen het eens zijn, ten minste
de essentialia van de overeenkomst omvatte. Er moet zodanig aan de bepaalbaarheidseis
van art. 6:227 BW zijn voldaan dat hetgeen waar nog geen overeenstemming over is, kan
worden ingevuld door middel van wet, gewoonte en redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW).