Samenvatting kern
Week 1 – legaliteit en structuur van het strafbare feit
Jurisprudentie:
HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681 (Melk en water)
HR 20 februari 1933, NJ 1933, 918 (Huizense veearts)
HR 10 september 1957, NJ 1958, 5 (Zwarte Ruiter)
HR 21 november 1995, NJ 1996, 452 (Laadbak)
HR 17 januari 2006, NJ 2006, 303 (Taxibus)
HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1358 (Daderschap door interpretatie)
Strafrecht is sanctierecht. Je hebt straffen en maatregelen. Materieel strafrecht bepaald de
voorwaarden die het mogelijk maken iemand bijvoorbeeld aansprakelijk te stellen. Dient ter vergelding
en preventie. Vergelding = iemand moet boeten voor daden. Preventie = je wil bereiken dat het niet
nog een keer gebeurt. Strafrecht is ultimum remedium. 2 belangrijke pijlers:
1. Rechtsbescherming
Rechtsgoederen: bescherming tegen inbreuken door anderen
o Slachtoffers, mensen die bijvoorbeeld mishandeld worden
o Goederen, goederen die worden gestolen, je eigenaarschap wordt aangetast
o Samenleving, bijvoorbeeld terroristische aanslagen
Maar er is ook een andere kant van rechtsbescherming: burger en verdachte: bescherming
tegen de overheid in de zin van straffen etc.
2. Instrumentaliteit
Instrumenteler gebruik van strafrecht, bijv. door eerder en sneller strafrechtelijke
aansprakelijkheid
o Gevolg: (mogelijk) verkorting van rechts-bescherming verdachte tegen overheid –
sneller rechtsbescherming door korter proces
Meer rechten en waarborgen voor verdachte, minder instrumenteel gebruik van strafrecht
o Gevolg: (mogelijk) minder bescherming van rechts-goederen
Hooffdoel van het materieel strafrecht is het voorkomen van eigenrichting. Wijzelf mogen niet gaan
denken van ik ga iemand even lekker terugpakken als mij iets aangedaan wordt. Oog om oog tandt
om tand. De achtergrond hierachter is het ‘maatschappelijk contract’ denken. Dit is om het een
prettige samenleving te laten zijn, tot bepaalde grenzen, want mensen hebben vrijheidsrechten.
- Misdrijven en overtredingen, Misdrijven gaat het om ernsitge strafbare feiten, er is een
bestanddeel (opzet of culpa) en dat er in die misdrijven een gedraging is waaruit blijkt dat er
iets opzettelijk gedaan is of nagelaten is. Overtredingen gaat over de leer van het materiele
feit wat inhoudt dat de delictsomschrijving alleen maar de geboden gedragingen omschrijft.
Zonder dat er instaat van iemand heeft met opzet of culpa gehandeld.
- Misdrijven en overtredingen kunnen materieel en formeel omschreven zijn. Gaat om wat voor
typ delictsomschrijving er is. Forneel omscrhreven = gedraging. Materieel = gedraging en
intreden van een bepaald gevolg dus ziet op causaliteit.
- Commissie- en omissiedelicten. Commissiedelicten gaan over fysieke gedragingen en een
handelen door de dader. Ommissiedelicten gaat over het niet handelen waar je het wel zou
moeten, bijvoorbeeld iemand NIET helpen als iemand ligt te creperen, dit is niet acceptabel in
de samenleving.
- Krenkings- en gevaarzettingsdelicten. Bij krenkingsdelicten is het rechtsgoed dat wordt
aangeduid in de delictsomschrijving daadwerkelijk aangetast. Bijvoorbeeld doodslag.
Gevaarzettingsdelicten gaat over het in het leven roepen van een bepaald gevaar, waardoor
er euiteindelijk een aantasting van een bepaald rechtsgoed plaats kan vinden.
- Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten. Gekwalificeerd: Strafbaar feit waarbij extra
bestanddelen zijn toegevoegd aan een eerder strafbaar gesteld feit, het zogenoemde
gronddelict. De maximale straf bij een gekwalificeerd delict is hoger dan bij een gronddelict.
Bij geprivilegieerde delicten hebben mensen een kwaliteit of functie dus door de hoedanigheid
van de dader wordt er een lagere straf gelegd aan het gronddelict.
,Het legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr) is hoeksteen van het materieel strafrecht. Fundeert de strafrechtelijke
aansprakelijkheid. Iedereen weet dat een bepaald type gedrag onacceptabel is. Overheidsoptreden
wordt gelegitimeerd.
Deelnormen:
- Nullum crimen sine lege
o Lex scripta (verbod op gewoonterecht) à strafrechtelijke aansprakelijkheid altijd
gefundeerd moet zijn in een geschreven strafbepaling, en niet in de gewoonte
of rechtersrecht
o Lex certa (bepaaldheidsgebod, bepaling moet duidelijk zijn) à Je moet kunnen
weten wat op basis van de delictsomschrijving de verboden gedraging precies
is.
- Nullum poena sine lege à wetgever moet bepalen welke straffen en maatregelen
worden opgelegd als een strafbaar feit is begaan. Mag niet hoger dan dat de wet
bepaald omdat de rechter zelf het dusdanig ernstig vindt.
- Nullum poena sine lege praevia (verbod van terugwerkende kracht) richt zich tot de
rechter namelijk dat je niet iemand strafrechtelijk aansprakelijk kan stellen voor een
delict dat niet relevant/bekend was op het moment van beoordeling. Want het bestond
nog niet op het moment dat je dat gedrag liet zien, je kan niet achteraf zeggen ja maar
dat is nu verboden dus nu wordt je vervolgd.
- Verbod van te extensieve interpretatie (inclusief analogieverbod) gericht tot de rechter.
Die mag niet zo interpreteren dat hij de strafrechtelijke aansprakelijkheid uitbreidt,
verzwaard. Hij mag niet op de stoel van de wetgever gaan zitten. Rechter moet wel
kunnen interpreteren maar er is een scheiding van machten die gewaarborgd dient te
worden.
Voorwaarden voor een strafbaar feit
1. Is er sprake van een menselijke gedraging
Dit kan ook een handelen of nalaten zijn. Is er sprake van een causaal verband?
2. Delictsomschrijving
Volgt uit art. 1 Sr legaliteitsbeginsel. Dit heeft 4 eisen:
1 Lex certa Dit betekent dat de wet duidelijk moet zijn. De regels moeten precies
omschreven zijn, zodat iedereen kan weten wat wel en niet strafbaar is
2 Lex scripta Alleen geschreven wetten tellen. Dit houdt in dat alleen strafbare feiten
die in de wet staan, strafbaar zijn. Je kan dus niet gestraft worden voor iets wat niet in
een geschreven wet is vastgelegd.
3 Verbod op analogie Dit betekent dat een rechter niet zomaar strafbare feiten mag
uitbreiden naar andere gevallen die niet expliciet in de wet staan.
4 Verbod op terugwerkende kracht Dit houdt in dat je niet gestraft kan worden voor
iets dat op het moment dat je het deed, nog niet strafbaar was. Als de wet later
verandert en jouw daad strafbaar wordt, mag je daar niet voor gestraft worden.
3. Wederrechtelijkheid
Wanneer een gedring valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving
wordt deze doorgaans verondersteld wederrechtelijk te zijn. Soms kan dit niet
strafbaar zijn door succesvol beroep op een rechtvaardigingsgrond. Eisen daarvan:
- Proportionaliteitsvereiste (proportioneel)
- Subsidiariteitsvereiste (geen andere mogelijkheid)
- Garantenstellung (verhoogde zorgplicht op basis van speciale positie)
- Culpa in causa (eigen schuld)
4. Verwijtbaarheid (schuld)
Wanneer schuld geen onderdeel is van de delictsomschrijving, maar een element, dan
betekent dat verwijtbaarheid. Het straffen van een persoon wordt slechts
gerechtvaardigd indien de dader een verwijt kan worden gemaakt. Geen straf zonder
schuld (HR Melk en water arrest). Wordt verondersteld aanwezig te zijn. Indien er een
correctie op de verwijtbaarheid moet worden uitgevoerd kan dat door een
schulduitsluitingsgrond. Eisen daarvan:
- Proportionaliteitsvereiste (proportioneel)
- Subsidiariteitsvereiste (geen andere mogelijkheid)
- Garantenstellung (verhoogde zorgplicht op basis van speciale positie)
- Culpa in causa (eigen schuld)
, Rechtvaardigingstheorieën à Retributivisme
Vergelding als grondslag straf. Degene die het misdrijf is begaan heeft het verdiend.
Absolute theorie: rechtvaardiging los van effecten (quia peccatum)
Bestraffing schuldigen is verdiend en daarmee intrinsiek goed
Proportionaliteit van de straf. Straf staat in relatie tot het misdrijf dat is begaan.
Herstel van een balans
Retrospectieve oriëntatie
Twee varianten
1. Positief: gerechtigheid eist bestraffing van schuldige. Het wordt gewoon verlangd omdat je
een misdrijf hebt begaan. Schuld MOET vergolden worden
2. Negatief: alleen schuldige mag (niet: moet) worden bestraft. Eerder een soort grens
Rechtvaardigingstheorieën à Utillitarisme
Verwacht nut als grondslag straf. Wat kunnen we bereiken met straffen? Wat zijn de effecten
Relatieve theorie: rechtvaardiging gebonden aan effecten (ne peccetur)
Straf is geen ‘recht’ maar een instrument voor toekomstig doel
Prospectieve oriëntatie – iets wat we willen bereiken in de toekomst door strafoplegging
Strafdoelen
Generale preventie: door strafoplegging leert iedereen ervan door de consequenties te leren
kennen waardoor mensen strafbare feiten niet meer plegen
Speciale preventie: door strafoplegging bewerkstellingen dat het persoon dat een strafbaar feit
is begaan dit niet nog een keer doet in de toekomst.
Rehabilitatie: herintrede in de samenleving, iemand wordt niet op voorhand afgeschreven
Incapacitatie
Beveiliging
Rechtvaardigingstheorieën à Verenigingstheorieën
Nadelen van ‘puur’ retributivisme en utilitarisme:
Twee spiegelbeeldige varianten
Wij gaan tegenwoordig uit van de theorie waarin terugkomt de vergelding. Maar utiliteit als
algemene rechtvaardiging, aangevuld met negatief retributivisme
Vergelding als algemene rechtvaardiging, afgezwakt met utilitaristische overwegingen. Hier
willen we het algemeen welzijn mee behartigen en de samenleving goed mee doen.
In Nederland is de tweede variant dominant
Het arrest HR Zwarte ruiter, er werd een gevangenisstraf en tbs opgelegd met het oog om hem even
uit de samenleving te halen maar toen hij z’n straf had uitgezeten begon hij met zingen en zn leven
veranderen. Het lag de vraag bloot waarom er gestraft werd en waarom iemand bij terugkeer nar de
samenleving wat we dan willen bereiken, terwijl de rechtbank dacht van we houden hem juist even uit
de samenleving ter bescherming. In het licht van retributivisme utilitarisme is er nu rebutivisme
toegepast maar had er beter gekeken kunnen worden naar het utilitarisme en het nut van het
opleggen van de straffen. Dit arrest gaat over het tweesporenstelsel. Dit is een gedachte dat er 2
soorten sancties zijn (straffen en vergelden) en maatregelen (niet vergeldend van aard zoals tbs)
Pompe zegt 2 dingen die er bij aansluiten dat het opmerkelijk is dat er voor deze straf is gekozen
1. Men kan zich afvragen of voldoende rekening is gehouden met het schuldkarakter van ons
strafrecht, gegeven de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte. Er is immers naast
tbs, ook een lange gevangenisstraf opgelegd. Dit betekent dat ‘straf naar mate van schuld’
niet als beginsel wordt gehanteerd en dat blijkbaar de ernst van het feit ook betrokken moet
worden. Dit is geoorloofd, gezien het feit dat ons strafrecht geen rechtsregel kent die verbiedt
dat een straf wordt opgelegd die zwaarder is dan de schuld.
2. Ten tweede handelt de rechtbank in strijd met de wet door uit te spreken dat hij weinig
vertrouwen heeft in de beveiligende werking van de tbs-maatregel en dat om die reden ook
een gevangenisstraf wordt opgelegd. De wetgever heeft het juist zo bedoeld dat tbs een
middel is ter beveiliging der maatschappij tegen psychisch gestoorde delinquenten. Door
Week 1 – legaliteit en structuur van het strafbare feit
Jurisprudentie:
HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681 (Melk en water)
HR 20 februari 1933, NJ 1933, 918 (Huizense veearts)
HR 10 september 1957, NJ 1958, 5 (Zwarte Ruiter)
HR 21 november 1995, NJ 1996, 452 (Laadbak)
HR 17 januari 2006, NJ 2006, 303 (Taxibus)
HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1358 (Daderschap door interpretatie)
Strafrecht is sanctierecht. Je hebt straffen en maatregelen. Materieel strafrecht bepaald de
voorwaarden die het mogelijk maken iemand bijvoorbeeld aansprakelijk te stellen. Dient ter vergelding
en preventie. Vergelding = iemand moet boeten voor daden. Preventie = je wil bereiken dat het niet
nog een keer gebeurt. Strafrecht is ultimum remedium. 2 belangrijke pijlers:
1. Rechtsbescherming
Rechtsgoederen: bescherming tegen inbreuken door anderen
o Slachtoffers, mensen die bijvoorbeeld mishandeld worden
o Goederen, goederen die worden gestolen, je eigenaarschap wordt aangetast
o Samenleving, bijvoorbeeld terroristische aanslagen
Maar er is ook een andere kant van rechtsbescherming: burger en verdachte: bescherming
tegen de overheid in de zin van straffen etc.
2. Instrumentaliteit
Instrumenteler gebruik van strafrecht, bijv. door eerder en sneller strafrechtelijke
aansprakelijkheid
o Gevolg: (mogelijk) verkorting van rechts-bescherming verdachte tegen overheid –
sneller rechtsbescherming door korter proces
Meer rechten en waarborgen voor verdachte, minder instrumenteel gebruik van strafrecht
o Gevolg: (mogelijk) minder bescherming van rechts-goederen
Hooffdoel van het materieel strafrecht is het voorkomen van eigenrichting. Wijzelf mogen niet gaan
denken van ik ga iemand even lekker terugpakken als mij iets aangedaan wordt. Oog om oog tandt
om tand. De achtergrond hierachter is het ‘maatschappelijk contract’ denken. Dit is om het een
prettige samenleving te laten zijn, tot bepaalde grenzen, want mensen hebben vrijheidsrechten.
- Misdrijven en overtredingen, Misdrijven gaat het om ernsitge strafbare feiten, er is een
bestanddeel (opzet of culpa) en dat er in die misdrijven een gedraging is waaruit blijkt dat er
iets opzettelijk gedaan is of nagelaten is. Overtredingen gaat over de leer van het materiele
feit wat inhoudt dat de delictsomschrijving alleen maar de geboden gedragingen omschrijft.
Zonder dat er instaat van iemand heeft met opzet of culpa gehandeld.
- Misdrijven en overtredingen kunnen materieel en formeel omschreven zijn. Gaat om wat voor
typ delictsomschrijving er is. Forneel omscrhreven = gedraging. Materieel = gedraging en
intreden van een bepaald gevolg dus ziet op causaliteit.
- Commissie- en omissiedelicten. Commissiedelicten gaan over fysieke gedragingen en een
handelen door de dader. Ommissiedelicten gaat over het niet handelen waar je het wel zou
moeten, bijvoorbeeld iemand NIET helpen als iemand ligt te creperen, dit is niet acceptabel in
de samenleving.
- Krenkings- en gevaarzettingsdelicten. Bij krenkingsdelicten is het rechtsgoed dat wordt
aangeduid in de delictsomschrijving daadwerkelijk aangetast. Bijvoorbeeld doodslag.
Gevaarzettingsdelicten gaat over het in het leven roepen van een bepaald gevaar, waardoor
er euiteindelijk een aantasting van een bepaald rechtsgoed plaats kan vinden.
- Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten. Gekwalificeerd: Strafbaar feit waarbij extra
bestanddelen zijn toegevoegd aan een eerder strafbaar gesteld feit, het zogenoemde
gronddelict. De maximale straf bij een gekwalificeerd delict is hoger dan bij een gronddelict.
Bij geprivilegieerde delicten hebben mensen een kwaliteit of functie dus door de hoedanigheid
van de dader wordt er een lagere straf gelegd aan het gronddelict.
,Het legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr) is hoeksteen van het materieel strafrecht. Fundeert de strafrechtelijke
aansprakelijkheid. Iedereen weet dat een bepaald type gedrag onacceptabel is. Overheidsoptreden
wordt gelegitimeerd.
Deelnormen:
- Nullum crimen sine lege
o Lex scripta (verbod op gewoonterecht) à strafrechtelijke aansprakelijkheid altijd
gefundeerd moet zijn in een geschreven strafbepaling, en niet in de gewoonte
of rechtersrecht
o Lex certa (bepaaldheidsgebod, bepaling moet duidelijk zijn) à Je moet kunnen
weten wat op basis van de delictsomschrijving de verboden gedraging precies
is.
- Nullum poena sine lege à wetgever moet bepalen welke straffen en maatregelen
worden opgelegd als een strafbaar feit is begaan. Mag niet hoger dan dat de wet
bepaald omdat de rechter zelf het dusdanig ernstig vindt.
- Nullum poena sine lege praevia (verbod van terugwerkende kracht) richt zich tot de
rechter namelijk dat je niet iemand strafrechtelijk aansprakelijk kan stellen voor een
delict dat niet relevant/bekend was op het moment van beoordeling. Want het bestond
nog niet op het moment dat je dat gedrag liet zien, je kan niet achteraf zeggen ja maar
dat is nu verboden dus nu wordt je vervolgd.
- Verbod van te extensieve interpretatie (inclusief analogieverbod) gericht tot de rechter.
Die mag niet zo interpreteren dat hij de strafrechtelijke aansprakelijkheid uitbreidt,
verzwaard. Hij mag niet op de stoel van de wetgever gaan zitten. Rechter moet wel
kunnen interpreteren maar er is een scheiding van machten die gewaarborgd dient te
worden.
Voorwaarden voor een strafbaar feit
1. Is er sprake van een menselijke gedraging
Dit kan ook een handelen of nalaten zijn. Is er sprake van een causaal verband?
2. Delictsomschrijving
Volgt uit art. 1 Sr legaliteitsbeginsel. Dit heeft 4 eisen:
1 Lex certa Dit betekent dat de wet duidelijk moet zijn. De regels moeten precies
omschreven zijn, zodat iedereen kan weten wat wel en niet strafbaar is
2 Lex scripta Alleen geschreven wetten tellen. Dit houdt in dat alleen strafbare feiten
die in de wet staan, strafbaar zijn. Je kan dus niet gestraft worden voor iets wat niet in
een geschreven wet is vastgelegd.
3 Verbod op analogie Dit betekent dat een rechter niet zomaar strafbare feiten mag
uitbreiden naar andere gevallen die niet expliciet in de wet staan.
4 Verbod op terugwerkende kracht Dit houdt in dat je niet gestraft kan worden voor
iets dat op het moment dat je het deed, nog niet strafbaar was. Als de wet later
verandert en jouw daad strafbaar wordt, mag je daar niet voor gestraft worden.
3. Wederrechtelijkheid
Wanneer een gedring valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving
wordt deze doorgaans verondersteld wederrechtelijk te zijn. Soms kan dit niet
strafbaar zijn door succesvol beroep op een rechtvaardigingsgrond. Eisen daarvan:
- Proportionaliteitsvereiste (proportioneel)
- Subsidiariteitsvereiste (geen andere mogelijkheid)
- Garantenstellung (verhoogde zorgplicht op basis van speciale positie)
- Culpa in causa (eigen schuld)
4. Verwijtbaarheid (schuld)
Wanneer schuld geen onderdeel is van de delictsomschrijving, maar een element, dan
betekent dat verwijtbaarheid. Het straffen van een persoon wordt slechts
gerechtvaardigd indien de dader een verwijt kan worden gemaakt. Geen straf zonder
schuld (HR Melk en water arrest). Wordt verondersteld aanwezig te zijn. Indien er een
correctie op de verwijtbaarheid moet worden uitgevoerd kan dat door een
schulduitsluitingsgrond. Eisen daarvan:
- Proportionaliteitsvereiste (proportioneel)
- Subsidiariteitsvereiste (geen andere mogelijkheid)
- Garantenstellung (verhoogde zorgplicht op basis van speciale positie)
- Culpa in causa (eigen schuld)
, Rechtvaardigingstheorieën à Retributivisme
Vergelding als grondslag straf. Degene die het misdrijf is begaan heeft het verdiend.
Absolute theorie: rechtvaardiging los van effecten (quia peccatum)
Bestraffing schuldigen is verdiend en daarmee intrinsiek goed
Proportionaliteit van de straf. Straf staat in relatie tot het misdrijf dat is begaan.
Herstel van een balans
Retrospectieve oriëntatie
Twee varianten
1. Positief: gerechtigheid eist bestraffing van schuldige. Het wordt gewoon verlangd omdat je
een misdrijf hebt begaan. Schuld MOET vergolden worden
2. Negatief: alleen schuldige mag (niet: moet) worden bestraft. Eerder een soort grens
Rechtvaardigingstheorieën à Utillitarisme
Verwacht nut als grondslag straf. Wat kunnen we bereiken met straffen? Wat zijn de effecten
Relatieve theorie: rechtvaardiging gebonden aan effecten (ne peccetur)
Straf is geen ‘recht’ maar een instrument voor toekomstig doel
Prospectieve oriëntatie – iets wat we willen bereiken in de toekomst door strafoplegging
Strafdoelen
Generale preventie: door strafoplegging leert iedereen ervan door de consequenties te leren
kennen waardoor mensen strafbare feiten niet meer plegen
Speciale preventie: door strafoplegging bewerkstellingen dat het persoon dat een strafbaar feit
is begaan dit niet nog een keer doet in de toekomst.
Rehabilitatie: herintrede in de samenleving, iemand wordt niet op voorhand afgeschreven
Incapacitatie
Beveiliging
Rechtvaardigingstheorieën à Verenigingstheorieën
Nadelen van ‘puur’ retributivisme en utilitarisme:
Twee spiegelbeeldige varianten
Wij gaan tegenwoordig uit van de theorie waarin terugkomt de vergelding. Maar utiliteit als
algemene rechtvaardiging, aangevuld met negatief retributivisme
Vergelding als algemene rechtvaardiging, afgezwakt met utilitaristische overwegingen. Hier
willen we het algemeen welzijn mee behartigen en de samenleving goed mee doen.
In Nederland is de tweede variant dominant
Het arrest HR Zwarte ruiter, er werd een gevangenisstraf en tbs opgelegd met het oog om hem even
uit de samenleving te halen maar toen hij z’n straf had uitgezeten begon hij met zingen en zn leven
veranderen. Het lag de vraag bloot waarom er gestraft werd en waarom iemand bij terugkeer nar de
samenleving wat we dan willen bereiken, terwijl de rechtbank dacht van we houden hem juist even uit
de samenleving ter bescherming. In het licht van retributivisme utilitarisme is er nu rebutivisme
toegepast maar had er beter gekeken kunnen worden naar het utilitarisme en het nut van het
opleggen van de straffen. Dit arrest gaat over het tweesporenstelsel. Dit is een gedachte dat er 2
soorten sancties zijn (straffen en vergelden) en maatregelen (niet vergeldend van aard zoals tbs)
Pompe zegt 2 dingen die er bij aansluiten dat het opmerkelijk is dat er voor deze straf is gekozen
1. Men kan zich afvragen of voldoende rekening is gehouden met het schuldkarakter van ons
strafrecht, gegeven de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte. Er is immers naast
tbs, ook een lange gevangenisstraf opgelegd. Dit betekent dat ‘straf naar mate van schuld’
niet als beginsel wordt gehanteerd en dat blijkbaar de ernst van het feit ook betrokken moet
worden. Dit is geoorloofd, gezien het feit dat ons strafrecht geen rechtsregel kent die verbiedt
dat een straf wordt opgelegd die zwaarder is dan de schuld.
2. Ten tweede handelt de rechtbank in strijd met de wet door uit te spreken dat hij weinig
vertrouwen heeft in de beveiligende werking van de tbs-maatregel en dat om die reden ook
een gevangenisstraf wordt opgelegd. De wetgever heeft het juist zo bedoeld dat tbs een
middel is ter beveiliging der maatschappij tegen psychisch gestoorde delinquenten. Door