SAMENLEVING: UITDAGINGEN EN
OPLOSSINGEN
Inhoud
DEEL 1: de samenleving als gemeenschap............................................................2
ALGEMENE INLEIDING......................................................................................... 3
1. Maatschappelijke evoluties..........................................................................3
2. Het naoorlogse samenlevingsmodel............................................................3
hoofdstuk 1: primaire relaties............................................................................. 4
1.1 primaire relaties in cijfers..........................................................................4
1.2 een sociaalwetenschappelijke duiding.......................................................8
1.3 besluit van een ‘burgerlijk’ relatietype naar een ‘partnerschaps’-
relatietype..................................................................................................... 10
hoofdstuk 2: leven in een ouder wordende samenleving..................................11
2.1 inleiding................................................................................................... 11
2.2 de toekomstige vergrijsde samenleving..................................................11
2.3. de uitdagingen van een vergrijsde samenleving....................................13
2.4 toekomstige betaalbaarheid van de pesioenen.......................................14
2.5 ouderen en zorg...................................................................................... 19
hoofdstuk 3: over mannen en vrouwen.............................................................21
3.1 vrouwen en mannen in de hedendaagse maastchappij...........................21
3.2 op zoek naar een verklaring....................................................................23
3.3. Besluit..................................................................................................... 26
HOOFDSTUK 4: over Belgen en vreemdelingen................................................26
4.1 enkele terminologische verduidelijkingen...............................................27
4.2 racisme als vooroordeel..........................................................................28
4.3 racisme als discriminatie.........................................................................30
4.4 racisme als ideologie............................................................................... 30
4.5 besluit...................................................................................................... 32
deel 2: het arbeidsbestel...................................................................................... 32
algemene inleiding............................................................................................ 32
hoofdstuk 5: arbeid in het bedrijf......................................................................34
1
, 5.1 hoe het begon......................................................................................... 34
5.2 Macro-economische veranderingen.........................................................36
5.3 gevolgen van de economische veranderingen........................................39
5.4 besluit...................................................................................................... 41
hoofdstuk 6: de arbeidsmarkt...........................................................................41
6.1 evoluties op de arbeidsmarkt..................................................................42
6.2 antwoorden vanuit de theorie en vanuit het beleid.................................47
6.3 besluit...................................................................................................... 50
hoofdstuk 7: de collectieve arbeidsverhoudingen.............................................50
7.1 overlegstructuren van de arbeidsmarkt..................................................50
7.2. overlegorganen...................................................................................... 54
7.3. uitdagingen............................................................................................ 56
deel 3: de verzorgingsstaat.................................................................................. 57
hoofdstuk 8: de verzorgingsstaat......................................................................57
8.1 algemene situering.................................................................................. 57
8.2 enkele belangrijke basisprincipes............................................................58
8.3 het belgische sociale beschermingssysteem...........................................60
8.4. besluit..................................................................................................... 69
hoofdstuk 10: belgie in internationaal perspectief............................................69
DEEL 1: DE SAMENLEVING ALS GEMEENSCHAP
2
,ALGEMENE INLEIDING
1. MAATSCHAPPELIJKE EVOLUTIES
1) Verzorgingsstaat wordt mogelijk gemaakt
2) Verzorgingsstaat krijgt gestalte
3) Afstand van verzorgingsstaat
2. HET NAOORLOGSE SAMENLEVINGSMODEL
(= ontstaan en herziening van de verzorgingsstaat)
Middeleeuwen: weinig functionele diversiteit (90% is boer)
- legitimiteitsproblemen (machtsconflicten tussen edelen)
- gewone mensen zijn afhankelijk van de goodwill van edelen (voor
overleven + geen risicobescherming via sociale zekerheid tegen armoede,
werkloosheid, …)
- alleen edellieden hebben luxe van bescherming, vrije tijd, genoeg voedsel,
hovelingen
- godsdienst om status quo te bestendigen en kans op verbetering ligt in
Gods handen
Industriële evolutie (18e – 19e eeuw)
Welvaartsstaat (‘60s)
- in de industrieel geavanceerde Westerse landen
- kapitalistisch productiesysteem: kapitalisme maakt welvaartssprong
mogelijk door belastingen etc. maar geeft de overheid ook meer macht
- toenemende rol van de overheid als beschermer van welvaart en welzijn:
verzorgingsstaat
Kenmerken:
1. Economische groei (Golden sixties) → welvaartstoename + stijging sociale
voorzieningen
2. Emancipatie (vooral vrouwen en jongeren)
3. Mogelijk geworden door industrialisering (verspreiding individualistische
mentaliteit)
4. Leven is gedifferentieerd, complex: arbeidsdeling + gespecialiseerde
instituties
5. Bureaucratisering = gevolg complexiteit & differentiatie nood aan
efficiëntie
6. Urbanisering + suburbanisering anonimiteit
7. Massamedia zorgt voor confrontatie met andere levenswijzen
pluriformiteit
8. Verwetenschappelijking en technologisering
9. Secularisering (‘verwereldlijking’)
10.Democratisering: verkleining machtsverschillen
De gemeenschappelijke noemers waarin de belangrijkste processen en
ontwikkelingen kunnen worden samengevat:
3
, 1. Economische groei (reeds genoemd)
2. Individualisering
3. Pluriformiteit
Twee belangrijke opmerkingen bij individualisering en pluriformiteit:
1. Deze trends betekenen niet het volledig verdwijnen van maatschappelijke
normering
2. Materiële mogelijkheden zijn een belangrijke randvoorwaarde
HOOFDSTUK 1: PRIMAIRE RELATIES
Spectaculaire ontwikkeling op het terrein van de relatievorming tussen mannen
en vrouwen vanaf 1960:
- Traditionele patronen verschuiven en maken plaats voor nieuwe
denkbeelden en gedragspatronen
Betekenisverandering van het huwelijk echtscheiding als reëel
alternatief
Vruchtbaarheid het aantal kinderen per huwelijk neemt af &
vrijwillige kinderloosheid
- Vaak gehanteerd referentiepunt: het naoorlogse kern- of standaardgezin
Veel en jong huwen
Spoedig na huwelijk 3 tot 4 kinderen
Geen onwettige kinderen of tussenstations
Echtscheiding = zeldzaam
Seks specifieke rolverdeling
- Vandaag: nieuwe leefvormen zoals: DINKS, Latrelatie, vogelnestgezinnen,
…
Wijze waarop man en vrouw met elkaar omgaan is sterk gewijzigd door streven
naar:
- Verkleining machtsverschillen
- Opheffing afhankelijkheidsrelaties
- Doorbreken traditionele rolmodellen
- Opvoedingsidealen veranderen relatie tussen ouders en kinderen
verandert
Verschuiving inzake primaire relaties door aantal maatschappelijke processen
vanaf de jaren 60
1.1 PRIMAIRE RELATIES IN CIJFERS
De evolutie van de huishoudens, huwelijkssluitingen, echtscheidingen, ongehuwd
samenwonen en vruchtbaarheid
1.1.1 HUISHOUDENS EN GEZINNEN
Een huishouden = hetzij één persoon die alleen leeft, hetzij twee of meer
personen die, al dan niet door familieverbanden verbonden zijn, in één woning
samenleven
- Aantal huishoudens > aantal inwoners
4
OPLOSSINGEN
Inhoud
DEEL 1: de samenleving als gemeenschap............................................................2
ALGEMENE INLEIDING......................................................................................... 3
1. Maatschappelijke evoluties..........................................................................3
2. Het naoorlogse samenlevingsmodel............................................................3
hoofdstuk 1: primaire relaties............................................................................. 4
1.1 primaire relaties in cijfers..........................................................................4
1.2 een sociaalwetenschappelijke duiding.......................................................8
1.3 besluit van een ‘burgerlijk’ relatietype naar een ‘partnerschaps’-
relatietype..................................................................................................... 10
hoofdstuk 2: leven in een ouder wordende samenleving..................................11
2.1 inleiding................................................................................................... 11
2.2 de toekomstige vergrijsde samenleving..................................................11
2.3. de uitdagingen van een vergrijsde samenleving....................................13
2.4 toekomstige betaalbaarheid van de pesioenen.......................................14
2.5 ouderen en zorg...................................................................................... 19
hoofdstuk 3: over mannen en vrouwen.............................................................21
3.1 vrouwen en mannen in de hedendaagse maastchappij...........................21
3.2 op zoek naar een verklaring....................................................................23
3.3. Besluit..................................................................................................... 26
HOOFDSTUK 4: over Belgen en vreemdelingen................................................26
4.1 enkele terminologische verduidelijkingen...............................................27
4.2 racisme als vooroordeel..........................................................................28
4.3 racisme als discriminatie.........................................................................30
4.4 racisme als ideologie............................................................................... 30
4.5 besluit...................................................................................................... 32
deel 2: het arbeidsbestel...................................................................................... 32
algemene inleiding............................................................................................ 32
hoofdstuk 5: arbeid in het bedrijf......................................................................34
1
, 5.1 hoe het begon......................................................................................... 34
5.2 Macro-economische veranderingen.........................................................36
5.3 gevolgen van de economische veranderingen........................................39
5.4 besluit...................................................................................................... 41
hoofdstuk 6: de arbeidsmarkt...........................................................................41
6.1 evoluties op de arbeidsmarkt..................................................................42
6.2 antwoorden vanuit de theorie en vanuit het beleid.................................47
6.3 besluit...................................................................................................... 50
hoofdstuk 7: de collectieve arbeidsverhoudingen.............................................50
7.1 overlegstructuren van de arbeidsmarkt..................................................50
7.2. overlegorganen...................................................................................... 54
7.3. uitdagingen............................................................................................ 56
deel 3: de verzorgingsstaat.................................................................................. 57
hoofdstuk 8: de verzorgingsstaat......................................................................57
8.1 algemene situering.................................................................................. 57
8.2 enkele belangrijke basisprincipes............................................................58
8.3 het belgische sociale beschermingssysteem...........................................60
8.4. besluit..................................................................................................... 69
hoofdstuk 10: belgie in internationaal perspectief............................................69
DEEL 1: DE SAMENLEVING ALS GEMEENSCHAP
2
,ALGEMENE INLEIDING
1. MAATSCHAPPELIJKE EVOLUTIES
1) Verzorgingsstaat wordt mogelijk gemaakt
2) Verzorgingsstaat krijgt gestalte
3) Afstand van verzorgingsstaat
2. HET NAOORLOGSE SAMENLEVINGSMODEL
(= ontstaan en herziening van de verzorgingsstaat)
Middeleeuwen: weinig functionele diversiteit (90% is boer)
- legitimiteitsproblemen (machtsconflicten tussen edelen)
- gewone mensen zijn afhankelijk van de goodwill van edelen (voor
overleven + geen risicobescherming via sociale zekerheid tegen armoede,
werkloosheid, …)
- alleen edellieden hebben luxe van bescherming, vrije tijd, genoeg voedsel,
hovelingen
- godsdienst om status quo te bestendigen en kans op verbetering ligt in
Gods handen
Industriële evolutie (18e – 19e eeuw)
Welvaartsstaat (‘60s)
- in de industrieel geavanceerde Westerse landen
- kapitalistisch productiesysteem: kapitalisme maakt welvaartssprong
mogelijk door belastingen etc. maar geeft de overheid ook meer macht
- toenemende rol van de overheid als beschermer van welvaart en welzijn:
verzorgingsstaat
Kenmerken:
1. Economische groei (Golden sixties) → welvaartstoename + stijging sociale
voorzieningen
2. Emancipatie (vooral vrouwen en jongeren)
3. Mogelijk geworden door industrialisering (verspreiding individualistische
mentaliteit)
4. Leven is gedifferentieerd, complex: arbeidsdeling + gespecialiseerde
instituties
5. Bureaucratisering = gevolg complexiteit & differentiatie nood aan
efficiëntie
6. Urbanisering + suburbanisering anonimiteit
7. Massamedia zorgt voor confrontatie met andere levenswijzen
pluriformiteit
8. Verwetenschappelijking en technologisering
9. Secularisering (‘verwereldlijking’)
10.Democratisering: verkleining machtsverschillen
De gemeenschappelijke noemers waarin de belangrijkste processen en
ontwikkelingen kunnen worden samengevat:
3
, 1. Economische groei (reeds genoemd)
2. Individualisering
3. Pluriformiteit
Twee belangrijke opmerkingen bij individualisering en pluriformiteit:
1. Deze trends betekenen niet het volledig verdwijnen van maatschappelijke
normering
2. Materiële mogelijkheden zijn een belangrijke randvoorwaarde
HOOFDSTUK 1: PRIMAIRE RELATIES
Spectaculaire ontwikkeling op het terrein van de relatievorming tussen mannen
en vrouwen vanaf 1960:
- Traditionele patronen verschuiven en maken plaats voor nieuwe
denkbeelden en gedragspatronen
Betekenisverandering van het huwelijk echtscheiding als reëel
alternatief
Vruchtbaarheid het aantal kinderen per huwelijk neemt af &
vrijwillige kinderloosheid
- Vaak gehanteerd referentiepunt: het naoorlogse kern- of standaardgezin
Veel en jong huwen
Spoedig na huwelijk 3 tot 4 kinderen
Geen onwettige kinderen of tussenstations
Echtscheiding = zeldzaam
Seks specifieke rolverdeling
- Vandaag: nieuwe leefvormen zoals: DINKS, Latrelatie, vogelnestgezinnen,
…
Wijze waarop man en vrouw met elkaar omgaan is sterk gewijzigd door streven
naar:
- Verkleining machtsverschillen
- Opheffing afhankelijkheidsrelaties
- Doorbreken traditionele rolmodellen
- Opvoedingsidealen veranderen relatie tussen ouders en kinderen
verandert
Verschuiving inzake primaire relaties door aantal maatschappelijke processen
vanaf de jaren 60
1.1 PRIMAIRE RELATIES IN CIJFERS
De evolutie van de huishoudens, huwelijkssluitingen, echtscheidingen, ongehuwd
samenwonen en vruchtbaarheid
1.1.1 HUISHOUDENS EN GEZINNEN
Een huishouden = hetzij één persoon die alleen leeft, hetzij twee of meer
personen die, al dan niet door familieverbanden verbonden zijn, in één woning
samenleven
- Aantal huishoudens > aantal inwoners
4