VIDEO 5: deel 1
1. pollen/ allergie/ honden allergie/ huisstof mijt
- humorale immuniteit → specifieke immuniteit
- B lymfocyten belangrijke rol
- B lymfocyten: niet geactiveerd; stel wel geactiveerd en omvormen tot plasma cel en
veel groter ER te worden en specifieke antilichamen te produceren
- 1 antilichaam gemaakt voor 1 antigen en niet voor verschillende antigen
- IgG: reageren op lichamelijke inspanning
→ acute exercise: geen verandering
→ normaal exercise: no change
→ topsporter: maanden intens trainen: dalen concentratie Ig G
→ responsiviteit niet aangetast door maanden te oefenen
- Salivary IgA en exercise
→ 1 keer sporten geen verschil
→ intensieve training: Ig A concentratie dalen
→ lange training en zwaar is: meer effect
→ wielrenners: zwaar intensieve inspanningen doen; verhoogd risico op verhoogd
luchtweginfectie
- verschillende clonen van B cellen: kunnen wanneer geactiveerd omvormen tot
plasmacellen met veel ER; antilichamen aanmaken en specifiek voor antigen
- memory cellen komen: lang leven hebben; zelf geen actieve rol bij onschadelijk
maken dat doen de antilichamen die geproduceerd zijn door de plasmacellen
- plasmacellen: eens antigeen onschadelijk niet lang meer leven; afsterven hebben rol
vervuld
- memory cel: terug blootgesteld aan antigen: sneller en krachtiger reageren
- primary immune response: kan even duren en laat makkelijk een week op zich
wachten
- secundary immune response: re exposed aan antigen: snellere reactie
werking antilichamen om antigene onschadelijk te maken
➢ neutralisatie: binden antigen op antilichaam; antigeen onschadelijk gemaakt; zolang
antigeen bindt met antilichaam is het onschadelijk
➢ activeren complementsysteem: membrane attack complex; poging maken in
geïnfecteerde cel
➢ agglutinatie: neutraliseren door binden antigeen antilichaam; 1 antilichaam 2
antigenen gaat binden; opp van cellen; meerdere antigene op eenzelfde cel
aanwezig cel en 1 antilichaam meerdere antigenen; dus gaat gaan samenklitten;
bloedklonter; antigene onschadelijk maken
➢ antilichamen op opp antigenen; en gevolg dat antilichamen gaan binden aan fagocyt
en makkelijker voor fagocytose
➢ antilichamen binding voor binding killer cells en de cel die onschadelijk moet
gemaakt worden
1. pollen/ allergie/ honden allergie/ huisstof mijt
- humorale immuniteit → specifieke immuniteit
- B lymfocyten belangrijke rol
- B lymfocyten: niet geactiveerd; stel wel geactiveerd en omvormen tot plasma cel en
veel groter ER te worden en specifieke antilichamen te produceren
- 1 antilichaam gemaakt voor 1 antigen en niet voor verschillende antigen
- IgG: reageren op lichamelijke inspanning
→ acute exercise: geen verandering
→ normaal exercise: no change
→ topsporter: maanden intens trainen: dalen concentratie Ig G
→ responsiviteit niet aangetast door maanden te oefenen
- Salivary IgA en exercise
→ 1 keer sporten geen verschil
→ intensieve training: Ig A concentratie dalen
→ lange training en zwaar is: meer effect
→ wielrenners: zwaar intensieve inspanningen doen; verhoogd risico op verhoogd
luchtweginfectie
- verschillende clonen van B cellen: kunnen wanneer geactiveerd omvormen tot
plasmacellen met veel ER; antilichamen aanmaken en specifiek voor antigen
- memory cellen komen: lang leven hebben; zelf geen actieve rol bij onschadelijk
maken dat doen de antilichamen die geproduceerd zijn door de plasmacellen
- plasmacellen: eens antigeen onschadelijk niet lang meer leven; afsterven hebben rol
vervuld
- memory cel: terug blootgesteld aan antigen: sneller en krachtiger reageren
- primary immune response: kan even duren en laat makkelijk een week op zich
wachten
- secundary immune response: re exposed aan antigen: snellere reactie
werking antilichamen om antigene onschadelijk te maken
➢ neutralisatie: binden antigen op antilichaam; antigeen onschadelijk gemaakt; zolang
antigeen bindt met antilichaam is het onschadelijk
➢ activeren complementsysteem: membrane attack complex; poging maken in
geïnfecteerde cel
➢ agglutinatie: neutraliseren door binden antigeen antilichaam; 1 antilichaam 2
antigenen gaat binden; opp van cellen; meerdere antigene op eenzelfde cel
aanwezig cel en 1 antilichaam meerdere antigenen; dus gaat gaan samenklitten;
bloedklonter; antigene onschadelijk maken
➢ antilichamen op opp antigenen; en gevolg dat antilichamen gaan binden aan fagocyt
en makkelijker voor fagocytose
➢ antilichamen binding voor binding killer cells en de cel die onschadelijk moet
gemaakt worden