H2.1 Prenatale ontwikkeling
De conceptie
De gameten, de eicel en zaadcel, onstaan via meiosis. De meiosis is de celdeling
waarbij geslachtscellen ontstaan. Tijdens deze celdeling krijgen de eitjes en
sperma één helft van elk paar chromosomen. Dit een belangrijk onderdeel van de
conceptie, want de voortplantingscellen moeten zich verenigen, zodat deze een
normale hoeveelheid chromosomen bevatten (23 chromosomen).
Het proces van reproductie begint met de lancering van een eicel van een
eierstok van de vrouw in de aangrenzende eileider. Vanaf daar gaat het naar de
baarmoeder en zendt het een chemische stof uit die het sperma aantrekt.
Wanneer de man en de vrouw gemeenschap hebben in de tijd dat de eicel
losraakt, kan de conceptie plaatsvinden. Wanneer de kop van de zaadcel het
buitenste membraan van de eicel binnendringt, wordt het membraan door een
chemische reactie verzegeld, andere zaadcelen kunnen nu niet meer de eicel in.
De staart van de zaadcel valt eraf, de inhoud van de kop stroomt in de eicel en
de kernen van de 2 cellen versmelten binnen enkele uren. De zygote, een
bevruchte eicel, heeft nu een volledige set van menselijk genetisch materiaal.
Ontwikkelingsproces
Er liggen vier grote ontwikkelingsprocessen ten grondslag aan de transformatie
van een zygote naar een embryo (3 tot 8 weken) en uiteindelijk een foetus (vanaf
de 9e week):
1) Mitose -> de celdeling die resulteert in twee identieke cellen. De zygote
splits zich in twee, ieder deel bevat een volledige aanvulling van genetisch
materiaal. Dan splitsen die cellen zich ook ontzettend vaak gedurende de
38 weken, totdat de nauwelijks zichtbare zygote een pasgeboren baby is
geworden die uit triljoenen cellen bestaat.
2) Celmigratie -> de nieuwe gevormde cellen bewegen zich weg van hun
punt van bestaan
3) Celdifferentiatie -> Alle embryo stamcellen kunnen zich in iedere type cel
ontwikkelen en gaan zich daarna steeds meer specialiseren in structuur en
functie.
4) Apoptose -> Genetisch geprogrammeerde celdood
In deze processen vormen embryonische stamcellen zich tot elke type
lichaamscellen.
Vroege ontwikkeling
Op de vierde dag na de bevruchting vormen de cellen zich tot een holle bol met
aan één kant een uitstulping van de cellen, die de binnenste celmassa wordt
genoemd. Dit is het moment waarop eeneiïge tweelingen ontstaan, ookwel
identical/monozygotic twins. Bij 15-35% van de zwangerschappen vindt het VTS
(vanishing twin syndrome) plaats. Aan het einde van de eerste week na de
conceptie verankert de zygote zich in het baarmoederslijmvlies, het is nu
,afhankelijk van de moeder voor levensonderhoud. De bol gaat zich differentiëren:
de binnenste celmassa wordt het embryo, de rest wordt een uitgebreid
ontwikkeling systeem, zoals de vruchtzak en de placenta, zodat de embryo zich
kan ontwikkelen.
Na 2 à 3 weken vouwt de binnenste celmassa zichzelf in drie lagen. De top wordt
het zenuwstelsel, de nagelst, tanden, het binnenste van de oren, lenzen van de
ogen en het buitenoppervlak van de huid. De middelste laag wordt spieren,
botten, bloedvatenstelsel, binnenste lagen van de huid en de andere interne
organen. De onderste laag wordt spieren, botten, bloedvatenstelsel, binnenste
longen, urinewegen en klieren. Daarna onstaat de neurale buis, een groef
gevormd in de bovenste laag van gedifferentieerde cellen in het embryo dat
uiteindelijk de hersenen en het ruggenmerg wordt. De vruchtzak is van de
navelstreng verbonden met de placenta. De placenta is een halfgeleider, het
beschermt de foetus, maar niet tegen alles. Het is een ondersteunend orgaan
voor de foetus. Het houdt de bloedsomlop van de foetus en de moeder
gescheiden, maar een semipermeabel membraan maakt de uitwisseling van
bepaalde stoffen tussen beide mogelijk.
Een geïllustreerde samenvatting van de prenatale ontwikkeling
De ontwikkeling van de foetus is een celfalocaudale ontwikkeling. Dat is een
groeipatroon waarbij gebieden dichtbij het hoofd zich eerder ontwikkelen da
gebieden verder van het hoofd.
4 weken – de embryo begint de vorm aan te nemen
5 ½ weken – het gezicht begint te ontwikkelen. In deze tijd kan ook een
hazenlip ontwikkelen (cleft palate).
9 weken – er is snelle groei: alle interne organen zijn er, het geslacht kan
geïdentificeerd worden, vingers, ribben, en tenen zijn zichtbaar.
11 weken – het hart is volgroeid, de wervelkolom, ribben en belangrijkste
hersengebieden
5 maanden – de rest van het lichaam ontwikkelt zich
18 weken – haarontwikkeling en gezichtsuitdrukkingen
28 weken – de brein en longen ontwikkelen genoeg om zelf te kunnen
overleven
Laatste 3 maanden – foetus wordt groter, zwaarder, ontwikkelt
gedragingen en leert van ervaringen
, H2.2 Prenatale ervaring en gedrag van foetus
Beweging
Vanaf 5 tot 6 weken bewegen foetussen spontaan. Vanaf 7 weken kan de foetus
de hik krijgen, net zoals slikken. De foetus begint ademen te ontwikkelen. Dit
doen zij echter niet met zuurstof, maar met vruchtwater. Dit heet foetale
ademhaling.
Aanraking
De armbewegingen die een foetus maakt, resulteert in contact met hun hand en
mond.
Proeven
Het vruchtwater bevat verschillende smaken en foetussen ontwikkelen daar een
voorkeur voor, voornamelijk zoet.
Reuk
Het vruchtwater neemt de geur aan van wat de moeder heeft gegeten. Via de
foetale ademhaling hebben foetussen ook een geurervaring. Dit komt doordat het
vruchtwater in aanraking komt met de geurreceptoren van de foetus. Dit is net zo
bij veel zoogdieren. We noemen dit ook wel fylogenetische continuïteit. Het idee
dat door onze gemeenschappelijke evolutionaire geschiedenis, mensen veel
kenmerken, gedragingen en ontwikkelingsprocessen delen met niet-menselijke
dieren.
Horen
In de buik is het lawaaiig. De foetus hoort bijvoorbeeld de moeders hartslag,
bloedcirculatie, ademhaling en stem. Tijdens het laatste semester lijkt het erop
dat de foetus ook geluiden van buiten de buik kan horen. Zij kunnen zelfs het
verschillen weten tussen muziek en spraak. Onderzoek wijst er op dat geluiden
van de moeder de ontwikkeling van hersenen kunnen bevorderen voor de
bevalling.
Foetaal leren
In de laatste 3 maanden van de zwangerschap leert de foetus ontzettend veel
van zijn ervaringen, nadat het zenuwstelt adequaat is ontwikkeld om leren te
ondersteunen. Het proces van habituatie en dehabituatie ontwikkelt zich. Na de
geboorte herinneren baby’s zich de ervaringen die zij hadden als foetus nog.
H2.3 Gevaren voor prenatale ontwikkeling
Bij een miskraam hebben embryo’s vaak vanaf het begin al zware defecten, zoals
het missen of juist te veel hebben van een chromosoom. Een miskraam komt
vaak voor, ook zonder dat de moeder het weet, en is dus normalere dan de
meeste vrouwen denken. Er zijn een aantal factoren die voor negatieve
consequenties kunnen zorgen;
Teratogenen