Kennisclips inleiding sociologie
College 2
Clip 1
Sociologisch perspectief: waarom doen en denken mensen de dingen die ze doen en denken
Verklaring menselijk handelen en denken ligt in sociale context
Bestudeert het gedrag en denken van groepen mensen, collectief gedrag
Sociale contexten: micro, meso en macro niveau
Individueel perspectief:
Verklaring ligt in individuele oorzaken
Bestudeert gedrag en denken specifiek individu
Relatie beide perspectieven:
Complementair verklaren samen de uitkomst
Alternatieven één van de twee belangrijk voor de oorzaken (leeft niet onder sociologen)
Causaal verband: sociale oorzaken voorliggend aan directe, individuele oorzaken
Clip 2
Sociologen: sociale problemen twee voorwaarden:
1. Het gaat veel mensen aan kan ook alleen in een hele wijk zijn
2. Veel mensen maken zich er zorgen om (conflicteert met bepaalde waarden)
Normatief: worden gezien als onwenselijk, zouden opgelost moeten worden
Privé sociologen versus wetenschappelijke sociologen
Sociologen bestuderen sociale verschijnselen (niet gelijk aan sociale problemen!!): vrij van
normatieve lading
Doelen sociologie:
Cumulatieve wetenschap: voortgebouwd op andere studies
Beschrijven, verklaren en toepassen (toekomst voorspellen of interventies
bedenken/onderzoeken)
Focus op collectieve uitkomst
Extra: vragen
Soorten vragen:
, - Descriptief (beschrijvend): hoeveel, in welke mate
- Theoretisch: waarom, theorie
- Toepassend: wat gaat er gebeuren en interventies
Eisen:
- Normatief vrij
- 4 ingrediënten: gedrag, sociale context, periode en populatie
- Geen onjuiste vragen suggereren dat iets gebeurd is
- Niet zo nuttig als er meteen een antwoord op is, vergelijken beter
College 3
Clip 1
Theorie = antwoord op verklaringsvraag, of lange antwoord = coherente set van proposities en
assumpties over condities die bepaalde sociale verschijnselen kunnen verklaren en die hypothesen
generen (voorspellen) over (nog niet geobserveerde en hypothetische) sociale verschijnselen
Syllogisme
P: propositie = algemene uitspraak, kern theorie (vaak verband) voorbeeld: mensen die
sporten zijn gezonder
C: conditie = beschrijft omstandigheid of situatie voorbeeld: hoogopgeleiden sporten
meer dan laagopgeleiden
O: observatie = sociaal verschijnsel voorbeeld: hoogopgeleiden zijn gezonder dan
laagopgeleiden
- Omhoog = verklaring
- Omlaag = voorspelling (hypothese)
Wat is een goede theorie?
- Hoe hoger het empirisch succes (= gebaseerd op waarnemingen/observaties) van theorie,
hoe bruikbaarder
- Hoe hoger het informatiegehalte van theorie, hoe bruikbaarder (grote kans of falsificatie)
Theoretische precisie = veel opties uitsluiten
Reikwijdte vergroten = goed toepasbaar op veel terreinen
Pas op tautologie: bijvoorbeeld ‘vrouwen werken wel of niet’ 100% waar; wel goed
empirisch succes maar minst informatief
Clip 2
Weergeven theorie conceptueel schema
1. Syllogisme: duidelijk onderscheid P, C en O/H, coherentie blijkt duidelijk
College 2
Clip 1
Sociologisch perspectief: waarom doen en denken mensen de dingen die ze doen en denken
Verklaring menselijk handelen en denken ligt in sociale context
Bestudeert het gedrag en denken van groepen mensen, collectief gedrag
Sociale contexten: micro, meso en macro niveau
Individueel perspectief:
Verklaring ligt in individuele oorzaken
Bestudeert gedrag en denken specifiek individu
Relatie beide perspectieven:
Complementair verklaren samen de uitkomst
Alternatieven één van de twee belangrijk voor de oorzaken (leeft niet onder sociologen)
Causaal verband: sociale oorzaken voorliggend aan directe, individuele oorzaken
Clip 2
Sociologen: sociale problemen twee voorwaarden:
1. Het gaat veel mensen aan kan ook alleen in een hele wijk zijn
2. Veel mensen maken zich er zorgen om (conflicteert met bepaalde waarden)
Normatief: worden gezien als onwenselijk, zouden opgelost moeten worden
Privé sociologen versus wetenschappelijke sociologen
Sociologen bestuderen sociale verschijnselen (niet gelijk aan sociale problemen!!): vrij van
normatieve lading
Doelen sociologie:
Cumulatieve wetenschap: voortgebouwd op andere studies
Beschrijven, verklaren en toepassen (toekomst voorspellen of interventies
bedenken/onderzoeken)
Focus op collectieve uitkomst
Extra: vragen
Soorten vragen:
, - Descriptief (beschrijvend): hoeveel, in welke mate
- Theoretisch: waarom, theorie
- Toepassend: wat gaat er gebeuren en interventies
Eisen:
- Normatief vrij
- 4 ingrediënten: gedrag, sociale context, periode en populatie
- Geen onjuiste vragen suggereren dat iets gebeurd is
- Niet zo nuttig als er meteen een antwoord op is, vergelijken beter
College 3
Clip 1
Theorie = antwoord op verklaringsvraag, of lange antwoord = coherente set van proposities en
assumpties over condities die bepaalde sociale verschijnselen kunnen verklaren en die hypothesen
generen (voorspellen) over (nog niet geobserveerde en hypothetische) sociale verschijnselen
Syllogisme
P: propositie = algemene uitspraak, kern theorie (vaak verband) voorbeeld: mensen die
sporten zijn gezonder
C: conditie = beschrijft omstandigheid of situatie voorbeeld: hoogopgeleiden sporten
meer dan laagopgeleiden
O: observatie = sociaal verschijnsel voorbeeld: hoogopgeleiden zijn gezonder dan
laagopgeleiden
- Omhoog = verklaring
- Omlaag = voorspelling (hypothese)
Wat is een goede theorie?
- Hoe hoger het empirisch succes (= gebaseerd op waarnemingen/observaties) van theorie,
hoe bruikbaarder
- Hoe hoger het informatiegehalte van theorie, hoe bruikbaarder (grote kans of falsificatie)
Theoretische precisie = veel opties uitsluiten
Reikwijdte vergroten = goed toepasbaar op veel terreinen
Pas op tautologie: bijvoorbeeld ‘vrouwen werken wel of niet’ 100% waar; wel goed
empirisch succes maar minst informatief
Clip 2
Weergeven theorie conceptueel schema
1. Syllogisme: duidelijk onderscheid P, C en O/H, coherentie blijkt duidelijk