Onderwijsgroep uitwerkingen
Week 1; orthopedie onderste extremiteiten
Heup:
Congenitale heupdysplasie
Betekenis: aanleg heupkom niet optimaal heupkop past niet goed in
heupkom omdat deze niet diep genoeg is snel luxatie
KB: abductiebeperking, beenlengteverschil, mank lopen, geen pijn. Bij
luxatie wel pijn.
Oorzaken: erfelijke factor, bij luxatie is stuitligging een risico. Als het niet
behandeld wordt kan artrose optreden
LO/AO: na geboorte wordt een baby op heupdysplasie onderzocht op
consutatiebureau. Er wordt LO gedaan naar de heupspreiding. AO wordt
gedaan bij vermoeden op heupdysplasie vanaf 4 maanden kan een
röntgenfoto worden gemaakt, bij luxatie kan echo worden gemaakt
Therapie: spreidbroekje, pavlik-bandage of spreidbeugel ect heup kan
zo toch nog goed ontwikkelen herstel (80-95%). Als op de aandoening
op latere leeftijd wordt vastgesteld dan kan de kans dat een operatie nodig
is 50%, bij luxaties is de kans op operatie nodig ook hoger.
Luxatie:
KB: congenitaal: dijbeen uit te kom bij geboorte. Bij volwassenen: veel pijn
en abnormale stand been. 95% van de gevallen is posterieur
bovenbeen in flexie, adductie en endorotatie, 5% is anterieur: extensie,
abductie en exorotatie
Oorzaken: Congenitaal: meisjes vaker dan jongens, voorkomen
heupluxaties in familie, stuitligging bij geboorte, ontwikkelingsafwijkingen.
Complicaties: acetabulumrand fractuur, mediale collum fractuur, n.
ischiadicus uitval, impressiefractuur femurkop.
LO/AO: röntgenfoto en eventueel CT
Therapie: 90% behandeld door gesloten repositie waarbij het gewricht
wordt teruggezet onder röntgendoorlichting. Bij recidief luxatie anti-
luxatiebrace
Coxitis fugax
Betekenis: steriele inflammatie van het heupgewricht zonder tekenen van
infectie bij jonge kinderen
KB: kinderen tussen 3-10 jaar, vaker jongens dan meisjes die pijn hebben
in de heupregio, geen koorts of malaise, mank lopen, bewegingsbeperking
heup. Vaak eenzijdig.
Oorzaken: in 50% van de gevallen gaat er een bovenste luchtweginfectie
of gastro-enteritis aan vooraf.
LO/AO: bij LO is een bewegingsbeperking bij abductie en endo- en
exorotatie. Looppatroon is mank en trekt met een been, weigert te
staan/lopen. Bij echo kan hydrops gezien worden. Diagnose wordt
uiteindelijk exclusionem gesteld.
Therapie: binnen 10 dagen spontaan herstel. Rust is nodig voor herstel.
,Ziekte van Perthes
Betekenis: doorbloeding heupkop is verstoord heupkop wordt zachter
verliest ronde vorm deformatie kan leiden tot artrose. Het is een
groeistoornis van het bovenbeen waarbij de heupkop platter en breder
wordt maar zelden verbrokkeld.
KB: vaak bij kinderen tussen 3 en 11 jaar, vaker bij jongens. 90% is
eenzijdig en 10% dubbelzijdig. Pijn in heup, welke pas gemerkt wordt als
de vorm van de heupkop gaat veranderen. De heup raakt geirriteerd en
het kind gaat mank lopen en weigert te staan of lopen.
Oorzaken: oorzaak circulatiestoornis onbekend. Deformatie bot
veroorzaakt door necrose. Bij kinderen is er nog een natuurlijk
reparatieproces necrotische deel opgeruimd nieuw bot aangemaakt.
Kraakbeen blijft intact omdat dit wordt voorzien vanuit synoviale vloeistof.
4 fases: 1. Intitiele fase, 2. Sclerotische fase, 3. Fragmentatiefase, 4.
Herstelfase. Duurt meestal 3-4 jaar.
LO/AO: bewegingsbeperking abductie en endorotatie. Afwijkend
looppatroon; positieve test van trendelenburg. Met röntgenfoto kan vorm
heup goed in kaart worden gebracht om te kijken in welke fase het
ziekteproces is. Met echo kan hydrops worden gezien. MRI kan
aanvullende info geven.
Therapie: slijtage voorkomen door rust, verder vaak geen behandeling
nodig. Bij pijn; niet belasten, krukken/rolstoel. Beweeglijkheud creëren. Bij
40% is een ingreep nodig, wanneer lateralisatie en deformatie van de
heupkop plaatsvindt.
Epiphysiolysis capitis femoris
Betekenis: dijbeen verschuift naar boven en naar voren t.o.v. de femurkop.
Dit kan acuut of geleidelijk ontstaan
KB: acuut: hevige pijn lies, bil en bovenbeen. Niet meer kunnen lopen of
steunen op aangedane been. Been wordt in exorotatie gehouden en is
verkort.
Chronisch (meest voorkomend): manklooppatroon, pijn in heup of knie,
progressief beenlengteverschil.
Treedt meestal op in periode van snelle groei, kort na begin puberteit.
Oorzaken: oorzaak onbekend. Risicofactoren: zeer lang en mager,
obesitas, vertraagde puberteitsontwikkeling
LO/AO: acuut: te pijnlijk om te onderzoeken, chronisch: beenlengteverschil,
endorotatie beperking exorotatie verruiming, neigint tot abductie en
exorotatie bij flexie
Voor diagnose bevestiging: röntgenfoto zien dat femurkop afglijdt naar
dorsaal en mediaal
Therapie: operatie waarbij femurkop aan het dijbeen gefixeerd wordt met
schroeven om verdere afglijding te voorkomen tot de groeischijf volledig
vastgegroeid en verbeend is.
Avasculaire femurkopnecrose
,Betekenis: femurkop sterft af door verminderde of onderbroken
doorbloeding van de femurkop necrose femurkop past minder goed in
heupkom
KB: pijn bij bewegen heup wanneer de heupkop niet meer goed in de
heupkom past. Soms gaan patiënten mank lopen, pijn bij op heup steunen.
Pijn gevoeld in lies en bilstreek, straalt vaak uit naar voorkant bovenbeen.
In vergevorderd stadium; stijfheid heup en nachtelijke pijn. Kan op elke
leeftijd voorkomen.
Oorzaken: traumatisch: acute ischemie heupkop door verscheuring
bloedvat. Vaak door collumfractuur of traumatische heupluxatie. Zelfs na
herstel kan genezing partieel zijn.
Niet traumatisch: combinatie van genen en secundaite risicofactoren. Bij
66% wordt een congenitaal verhoogde spiegel van plasminogeenactivator
remmer vastgesteld hypofibrinolyse en verhoogde tromboseneiging
Risicofactoren: corticosteroïd of cytostatica gebruik, alcoholisme,
vetstofwisselingsstoornissen, diepzee duiken met
decompressiestoornissen, virusinfecties en sikkelcrisis.
LO/AO: medicijngebruik uitvragen (sommige medicijnen zijn bekend met
het veroorzaken van AVN), bewegingsmogelijkheden controleren, in vroeg
stadium MRI scan, in vergevorderd stadium röntgenfoto
Therapie: niet-operatief: in vroeg stadium heup niet belasten, verdere
beschadiging voorkomen. Soms kan elektrische stimulator worden
gegeven om genezing bot te bevorderen, dit kan verdere behandeling
uitstellen maar zal het niet genezen.
Operatief: decompressie femurkop gaatjes boren in femurkop voor
vormen nieuwe bloedvaten en verlichte druk in bot, bottransplantatie
vanuit kuitbeen of heupprothese
Bursitis trochanterica
Betekenis: ontsteking slijmbeurs van de bursa trochanterica, die ligt onder
de tractus iliotibialis, lateraal van de trochanter major
KB: pijn aan zijkant heup, soms met uitstraling rug, bovenbeen, knie, bij
fietsen, lopen, bukken of opstaan, soms tekenen van ontsteking,
nachtelijke pijn; liggen op aangedane zijde en ochtendstijfheid die binnen
een uur na opstaan verdwijnt
Oorzaken: kan chronisch ontsteken door mechanische irritatie door
bewegen van de tractus iliotibialis bursa gaat fibroseren en verdikken.
Risicofactoren: vrouwen, middelbare leeftijd, obesitas, langeafstandsloper,
bekend met artrose van de rug of heup en beenlengteverschil
LO/AO: LO: drukpijn laterale zijde trochanter major, heupfuncties normaal,
pijn bij adductie, trendelenburg en positieve patrick test
Therapie: rust nemen, soms behandeld met lokale lidocaïne
Snapping hip
Betekenis: een verspringend gevoel rond de heup bij bewegen van het
gewricht, dit gaat soms gepaard met een duidelijke hoorbare klik
KB: gevoel treedt op bij bewegingen. External snapping hip is ook
palpabel, kan alleen worden opgewekt bij actieve aanspanning
Oorzaken: external snapping hip = ontstaat als een verspringende pijn aan
de buitenzijde heup als de iliotibiale band, de tensor fascia lata of de
, gluteus medius pees niet meer normaal over de trochanter major glijden.
Als een van deze structuren ontstoken raakt met verdikking van de pees,
verandert deze normale glijdende beweging in een pijnlijk verspringend
fenomeen, vaak is de slijmbeurs ook ontstoken. Pijn aanwezig als iemand
vanuit flexie naar extensie beweegt in heup.
Internal snapping hip = verspringende pijn in lies die optreedt bij het
strekken van de heup. Afkomstig van ontsteking slijmbeurs van de
iliopsoasspier of van ontsteking of tendinitis van iliopsiasspier zelf.
Risicofactoren: sporters tussen 15-40 jaar door intensieve training
pezen rond heup verdikken en overbelasten
LO/AO: LO + echo (overspringen pezen zichtbaar)
Therapie: rust, pijnmedicatie, ontstekingsremmers en stretching van de
verdikte pezen en spieren en aangepaste krachttraining. Pijnlijke
bewegingen vermijden. Na 6-8 weken nog geen verbetering
corticosteroïden. Als dit niet werkt operatie
Artrose
Definitie: progressieve aandoening van gewrichten waarbij het
gewrichtskraakbeen en andere structuren in het gewricht geleidelijk
worden afgebroken. Het kraakbeen wordt minder elastisch en gaat basten
vertonen hobbelig oppervlak; geleidelijk gaat kraakbeen laag
verdunnen en tenslotte verdwijnen. Als het kraakbeen is verdwenen, gaan
de boteinden die het gewricht vormen tegen elkaar bewegen
beschadiging onregelmatig gewrichtsoppervlak en botmisvorming,
verharding van botoppervlak net onder het kraakbeen en cysten.
- Graad 0 = geen aantasting
- Graad 1 = kraakbeen verwerking, minimale fissuraties
- Graad 2 = kraakbeen ulceraties, slijtage tot ong 50%
- Graad 3 = slijtage > 50% maar niet volledig
- Graad 4 = slijtage tot op het subchondrale bot
Epidemiologie: sterke toename >65 jaar, vrouwen 3x meer dan mannen.
Secundaire artrose mannen > vrouwen.
Meest voorkomende vormen: gonartrose, coxartrose, handartrose en
wervelkolom artrose. Knieartrose > heupartrose
Risicofactoren: overgewicht, genetica, leefstijl en beroep of sporten, trama
en letsel, reumatoïde artritis, aangeboren afwijkingen van gewricht, lage
SES (zwaarder werk)
Primaire artrose (85%): zonder bekende onderliggende oorzaak,
geassocieerd met veroudering. Door herhaalde belasting raakt het
kraakbeen geleidelijk versleten verlies collageen en proteoglycanen
kraakbeen verdunning, micro beschadiging en uiteindelijk verdwijnen
kraakbeen . vooral in handen (DIP), knieën, heupen en wervelkolom.
Secundaire artrose: door duidelijke oorzaak of trigger. Bvb fracturen,
dysplasie, metabole aandoeningen, inflammatoire ziekten of structurele
afwijkingen. Vaak door abnormale drukverdeling.
Week 1; orthopedie onderste extremiteiten
Heup:
Congenitale heupdysplasie
Betekenis: aanleg heupkom niet optimaal heupkop past niet goed in
heupkom omdat deze niet diep genoeg is snel luxatie
KB: abductiebeperking, beenlengteverschil, mank lopen, geen pijn. Bij
luxatie wel pijn.
Oorzaken: erfelijke factor, bij luxatie is stuitligging een risico. Als het niet
behandeld wordt kan artrose optreden
LO/AO: na geboorte wordt een baby op heupdysplasie onderzocht op
consutatiebureau. Er wordt LO gedaan naar de heupspreiding. AO wordt
gedaan bij vermoeden op heupdysplasie vanaf 4 maanden kan een
röntgenfoto worden gemaakt, bij luxatie kan echo worden gemaakt
Therapie: spreidbroekje, pavlik-bandage of spreidbeugel ect heup kan
zo toch nog goed ontwikkelen herstel (80-95%). Als op de aandoening
op latere leeftijd wordt vastgesteld dan kan de kans dat een operatie nodig
is 50%, bij luxaties is de kans op operatie nodig ook hoger.
Luxatie:
KB: congenitaal: dijbeen uit te kom bij geboorte. Bij volwassenen: veel pijn
en abnormale stand been. 95% van de gevallen is posterieur
bovenbeen in flexie, adductie en endorotatie, 5% is anterieur: extensie,
abductie en exorotatie
Oorzaken: Congenitaal: meisjes vaker dan jongens, voorkomen
heupluxaties in familie, stuitligging bij geboorte, ontwikkelingsafwijkingen.
Complicaties: acetabulumrand fractuur, mediale collum fractuur, n.
ischiadicus uitval, impressiefractuur femurkop.
LO/AO: röntgenfoto en eventueel CT
Therapie: 90% behandeld door gesloten repositie waarbij het gewricht
wordt teruggezet onder röntgendoorlichting. Bij recidief luxatie anti-
luxatiebrace
Coxitis fugax
Betekenis: steriele inflammatie van het heupgewricht zonder tekenen van
infectie bij jonge kinderen
KB: kinderen tussen 3-10 jaar, vaker jongens dan meisjes die pijn hebben
in de heupregio, geen koorts of malaise, mank lopen, bewegingsbeperking
heup. Vaak eenzijdig.
Oorzaken: in 50% van de gevallen gaat er een bovenste luchtweginfectie
of gastro-enteritis aan vooraf.
LO/AO: bij LO is een bewegingsbeperking bij abductie en endo- en
exorotatie. Looppatroon is mank en trekt met een been, weigert te
staan/lopen. Bij echo kan hydrops gezien worden. Diagnose wordt
uiteindelijk exclusionem gesteld.
Therapie: binnen 10 dagen spontaan herstel. Rust is nodig voor herstel.
,Ziekte van Perthes
Betekenis: doorbloeding heupkop is verstoord heupkop wordt zachter
verliest ronde vorm deformatie kan leiden tot artrose. Het is een
groeistoornis van het bovenbeen waarbij de heupkop platter en breder
wordt maar zelden verbrokkeld.
KB: vaak bij kinderen tussen 3 en 11 jaar, vaker bij jongens. 90% is
eenzijdig en 10% dubbelzijdig. Pijn in heup, welke pas gemerkt wordt als
de vorm van de heupkop gaat veranderen. De heup raakt geirriteerd en
het kind gaat mank lopen en weigert te staan of lopen.
Oorzaken: oorzaak circulatiestoornis onbekend. Deformatie bot
veroorzaakt door necrose. Bij kinderen is er nog een natuurlijk
reparatieproces necrotische deel opgeruimd nieuw bot aangemaakt.
Kraakbeen blijft intact omdat dit wordt voorzien vanuit synoviale vloeistof.
4 fases: 1. Intitiele fase, 2. Sclerotische fase, 3. Fragmentatiefase, 4.
Herstelfase. Duurt meestal 3-4 jaar.
LO/AO: bewegingsbeperking abductie en endorotatie. Afwijkend
looppatroon; positieve test van trendelenburg. Met röntgenfoto kan vorm
heup goed in kaart worden gebracht om te kijken in welke fase het
ziekteproces is. Met echo kan hydrops worden gezien. MRI kan
aanvullende info geven.
Therapie: slijtage voorkomen door rust, verder vaak geen behandeling
nodig. Bij pijn; niet belasten, krukken/rolstoel. Beweeglijkheud creëren. Bij
40% is een ingreep nodig, wanneer lateralisatie en deformatie van de
heupkop plaatsvindt.
Epiphysiolysis capitis femoris
Betekenis: dijbeen verschuift naar boven en naar voren t.o.v. de femurkop.
Dit kan acuut of geleidelijk ontstaan
KB: acuut: hevige pijn lies, bil en bovenbeen. Niet meer kunnen lopen of
steunen op aangedane been. Been wordt in exorotatie gehouden en is
verkort.
Chronisch (meest voorkomend): manklooppatroon, pijn in heup of knie,
progressief beenlengteverschil.
Treedt meestal op in periode van snelle groei, kort na begin puberteit.
Oorzaken: oorzaak onbekend. Risicofactoren: zeer lang en mager,
obesitas, vertraagde puberteitsontwikkeling
LO/AO: acuut: te pijnlijk om te onderzoeken, chronisch: beenlengteverschil,
endorotatie beperking exorotatie verruiming, neigint tot abductie en
exorotatie bij flexie
Voor diagnose bevestiging: röntgenfoto zien dat femurkop afglijdt naar
dorsaal en mediaal
Therapie: operatie waarbij femurkop aan het dijbeen gefixeerd wordt met
schroeven om verdere afglijding te voorkomen tot de groeischijf volledig
vastgegroeid en verbeend is.
Avasculaire femurkopnecrose
,Betekenis: femurkop sterft af door verminderde of onderbroken
doorbloeding van de femurkop necrose femurkop past minder goed in
heupkom
KB: pijn bij bewegen heup wanneer de heupkop niet meer goed in de
heupkom past. Soms gaan patiënten mank lopen, pijn bij op heup steunen.
Pijn gevoeld in lies en bilstreek, straalt vaak uit naar voorkant bovenbeen.
In vergevorderd stadium; stijfheid heup en nachtelijke pijn. Kan op elke
leeftijd voorkomen.
Oorzaken: traumatisch: acute ischemie heupkop door verscheuring
bloedvat. Vaak door collumfractuur of traumatische heupluxatie. Zelfs na
herstel kan genezing partieel zijn.
Niet traumatisch: combinatie van genen en secundaite risicofactoren. Bij
66% wordt een congenitaal verhoogde spiegel van plasminogeenactivator
remmer vastgesteld hypofibrinolyse en verhoogde tromboseneiging
Risicofactoren: corticosteroïd of cytostatica gebruik, alcoholisme,
vetstofwisselingsstoornissen, diepzee duiken met
decompressiestoornissen, virusinfecties en sikkelcrisis.
LO/AO: medicijngebruik uitvragen (sommige medicijnen zijn bekend met
het veroorzaken van AVN), bewegingsmogelijkheden controleren, in vroeg
stadium MRI scan, in vergevorderd stadium röntgenfoto
Therapie: niet-operatief: in vroeg stadium heup niet belasten, verdere
beschadiging voorkomen. Soms kan elektrische stimulator worden
gegeven om genezing bot te bevorderen, dit kan verdere behandeling
uitstellen maar zal het niet genezen.
Operatief: decompressie femurkop gaatjes boren in femurkop voor
vormen nieuwe bloedvaten en verlichte druk in bot, bottransplantatie
vanuit kuitbeen of heupprothese
Bursitis trochanterica
Betekenis: ontsteking slijmbeurs van de bursa trochanterica, die ligt onder
de tractus iliotibialis, lateraal van de trochanter major
KB: pijn aan zijkant heup, soms met uitstraling rug, bovenbeen, knie, bij
fietsen, lopen, bukken of opstaan, soms tekenen van ontsteking,
nachtelijke pijn; liggen op aangedane zijde en ochtendstijfheid die binnen
een uur na opstaan verdwijnt
Oorzaken: kan chronisch ontsteken door mechanische irritatie door
bewegen van de tractus iliotibialis bursa gaat fibroseren en verdikken.
Risicofactoren: vrouwen, middelbare leeftijd, obesitas, langeafstandsloper,
bekend met artrose van de rug of heup en beenlengteverschil
LO/AO: LO: drukpijn laterale zijde trochanter major, heupfuncties normaal,
pijn bij adductie, trendelenburg en positieve patrick test
Therapie: rust nemen, soms behandeld met lokale lidocaïne
Snapping hip
Betekenis: een verspringend gevoel rond de heup bij bewegen van het
gewricht, dit gaat soms gepaard met een duidelijke hoorbare klik
KB: gevoel treedt op bij bewegingen. External snapping hip is ook
palpabel, kan alleen worden opgewekt bij actieve aanspanning
Oorzaken: external snapping hip = ontstaat als een verspringende pijn aan
de buitenzijde heup als de iliotibiale band, de tensor fascia lata of de
, gluteus medius pees niet meer normaal over de trochanter major glijden.
Als een van deze structuren ontstoken raakt met verdikking van de pees,
verandert deze normale glijdende beweging in een pijnlijk verspringend
fenomeen, vaak is de slijmbeurs ook ontstoken. Pijn aanwezig als iemand
vanuit flexie naar extensie beweegt in heup.
Internal snapping hip = verspringende pijn in lies die optreedt bij het
strekken van de heup. Afkomstig van ontsteking slijmbeurs van de
iliopsoasspier of van ontsteking of tendinitis van iliopsiasspier zelf.
Risicofactoren: sporters tussen 15-40 jaar door intensieve training
pezen rond heup verdikken en overbelasten
LO/AO: LO + echo (overspringen pezen zichtbaar)
Therapie: rust, pijnmedicatie, ontstekingsremmers en stretching van de
verdikte pezen en spieren en aangepaste krachttraining. Pijnlijke
bewegingen vermijden. Na 6-8 weken nog geen verbetering
corticosteroïden. Als dit niet werkt operatie
Artrose
Definitie: progressieve aandoening van gewrichten waarbij het
gewrichtskraakbeen en andere structuren in het gewricht geleidelijk
worden afgebroken. Het kraakbeen wordt minder elastisch en gaat basten
vertonen hobbelig oppervlak; geleidelijk gaat kraakbeen laag
verdunnen en tenslotte verdwijnen. Als het kraakbeen is verdwenen, gaan
de boteinden die het gewricht vormen tegen elkaar bewegen
beschadiging onregelmatig gewrichtsoppervlak en botmisvorming,
verharding van botoppervlak net onder het kraakbeen en cysten.
- Graad 0 = geen aantasting
- Graad 1 = kraakbeen verwerking, minimale fissuraties
- Graad 2 = kraakbeen ulceraties, slijtage tot ong 50%
- Graad 3 = slijtage > 50% maar niet volledig
- Graad 4 = slijtage tot op het subchondrale bot
Epidemiologie: sterke toename >65 jaar, vrouwen 3x meer dan mannen.
Secundaire artrose mannen > vrouwen.
Meest voorkomende vormen: gonartrose, coxartrose, handartrose en
wervelkolom artrose. Knieartrose > heupartrose
Risicofactoren: overgewicht, genetica, leefstijl en beroep of sporten, trama
en letsel, reumatoïde artritis, aangeboren afwijkingen van gewricht, lage
SES (zwaarder werk)
Primaire artrose (85%): zonder bekende onderliggende oorzaak,
geassocieerd met veroudering. Door herhaalde belasting raakt het
kraakbeen geleidelijk versleten verlies collageen en proteoglycanen
kraakbeen verdunning, micro beschadiging en uiteindelijk verdwijnen
kraakbeen . vooral in handen (DIP), knieën, heupen en wervelkolom.
Secundaire artrose: door duidelijke oorzaak of trigger. Bvb fracturen,
dysplasie, metabole aandoeningen, inflammatoire ziekten of structurele
afwijkingen. Vaak door abnormale drukverdeling.