HOOFDSTUK 1: SORTEREN VAN EIWITTEN
In EU cellen = celorganellen
➔ Transportmechanismen nodig
1. SORTEREN NAAR MITOCHONDRIËN
- Eiwitten van oxidatieve fosforylatie gecodeerd dr mitochondriaal DNA
- Meeste mitoch. Eiwn => synthese op polyribosomen in cytosol
a. Structuur & functie mitochondriën
- Dubbel membraan
- Permeabiliteit
Buitenste = vrij bewegen (poriën)
Binnenste = ondoorlaatbaar (cardioplipine = speciale fosfolipiden)
- DNA van mitochondriën zijn betrokken bij oxidatieve fosforylatie
- Metabole omzettingen
Afbraak vetzuren -> acetyl-CoA
Afbraak glucose -> acetyl-CoA
Krebscyclus: acetyl-CoA -> CO2 en NADH, FADH2
Stikstofmetabolisme
Apoptose = gerpogrammeerde celdood
b. Eiwitten bestemd vr mitochondriale matrix
Signaal aan N-term : 20-50 AZ
- Hydrofobe
- Positief geladen basische
- Gehydroxleerde
Enkel ongevouwen eiwitten worden geïmporteerd in mitochondriale matrix!!!
- Na synthese gebonden aan chaperone in cytosol
Vb. heat shock protein 70
- Initiatie= binding signaalsequentie aan importreceptor in buitenste mitoch. Membraan
= TOM eiwit (translocon of outer membrane)
- Receptor transfereert eiwit nr importkanaal (TOM40)
Op contactplaats tssn buitense en binnenste membraan
- Translocatie dr binnenste membraan
= TIM eiwit (translocon of inner membrane)
- N-term signaalseq bereijt mitochondriale matrix
Afsplitsing dr protease
Eiwit gebonden dr chaperone
Eiwit gevouwen mbv chaperonine
1
,ENERGIE VEREIST!
1. Binding chaperone in cytosol
2. Binding aan chaperone in matrix
3. Generatie elektrochemische gradiënt over binnenste membraan = proton motive force
Neg. Lading in matrix trekt positive signaalsequentie nr binnen
c. Eiwitten bestemd vr andere mitochondriale compartimenten
1. In buitenste membraan: eiwit tegengehouden dr TOM 40 kanaal & lateraal bewegen
2. In intermembranaire ruimte: migratie dr kanaal van TOM & komt vrij
3. In binnenste membraan: migratie dr kanaal van TOM en TIM + eiwit bevat N-term
signaalsequentie én hydrofobe sequentie
Weerhoudt eiwit in binnenste membraan
4. In matrix & erna terug migreren nr binnenste mebraan / intermembranaire ruimte
2. SORTEREN NAAR PEROXISOMEN
= microbodies
a. Structuur
- Enkelvoudig membraan
- In alle EU cellen, behalve RBC
- Grootte & compositie afh van celtype
b. Functie
- Bevatten meerdere oxidasen: produceren H2O2
Vb. D-AZ oxidase, acyl CoA oxidase,…
- Bevatten catalase dat H2O2 inactiveert
- Lipidenmetabolisme
» -oxidatie
» -oxidatie
» Synthese etherfosfolipiden
c. Transport van eiwitten bested vr peroxisomale matrix
1. Synthese op polyribosomen in cytosol
2 soorten signaalsequentie
PTS1 signaal: C-term
» SKL= serine-lysine-leucine wordt niet afgesplitst!
PTS2 signaal: N-term
» Kan worden afgesplitst
2
, 2. Cytosolische receptor (= Pex 5 receptor) herkent signaalsequentie & brengt eiwit nr
peroxisomaal membraan
Brengt op eiwit in de peroxisomale membraan (= Pex 14 eiwit)
3. Translocatie door membraan
afsplitsen van peroxisomaal matrix eiwit + recyclage receptor nr cytosol
4. eiwitten importeren in gevouwen toestand kan
5. peroxines= eiwitten betrokken in importproces
mens : 14 pex & gist= 29 pex
6. AFHANKELIJK VAN ATP!!!
d. Transport van eiwitten vr peroxisomaal membraan
PATHOLOGIE: cerebro-hepato-renaal syndroom van Zellweger
- Hypotonie
- Dysgenese van hersengebieden Zeer lange vetzuren ↑
-
-
Psychomotorische retardie
Dysmorfie van aangezicht
Vertakte vetzuren FA ↑
- Niercysten Immature galzuren ↑
- Leverfibrose
- Dood binnen 6 maanden
Etherlipiden ↓
Oorzaak= mutatie in Pex genen
Gevolg= peroxisomale eiwitten zijn nt normaal gelocaliseerd
In cytosol
Enzymen zijn hier nt stabiel!!!
3. TRANSPORT NAAR EN VAN DE KERN
- Nucleaire enveloppe= veel poriën
Nuclear pore complexes (NPC) = 100 tal eiwitten = nucleoporines
NPC heft octaganale vorm
- Nuclear basket= 8 filamneten bijeengehouden dr een ring
Moleculen < 60 kDa (ionen & kleine eiwitten) diffunderen hierdoor
Grote eiwitten & ribonucleoproteïne complexen mbv eiwitten aan nucleoporines
a. Van cytosol naar kern
- Eiwitsynthese op polyribosomen in cytosol
- Eiwitten + NLS = nuclear localisatie signaal
» kort domein van basische Azn
1. NLS-eiwit gebonden dr importin eiwit
2. Complex migreert dr NPC (interactie met nucleoporines)
3
, 3. In nucleoplasma binding aan RAN-GTP = klein G proteïne
Affiniteit van importin vr cargo verlaagt
Eiwit komt vrij in nucleoplasma
4. Importin-Ran-GTP complex gerecycleerd nr cytosol
GTP gehydroliseerd tot GDP dr inwerking Ran-GAP = GTPase activating protein
Importin komt vrij in cytosol
5. Ran-GDP terug nr nucleoplasma
Ran-GEF (= guanine nucleotide exchange factor )vervangt GDP dr GTP
b. Van kern naar cytosol
- Eiwit + NES = nuclear export signal
» Leucine rijke sequentie
1. NES-eiwit bindt met exportin + Ran-GTP
Diffundeert dr NPC (interactie met nucleoporines)
2. Ran-GAP aan cytosolische zijde hydroliseerd RAN-GTP tot Ran-GDP
Affiniteit vr exportin verlaagt
Eiwit vrij in cytosol
Ran-GDP & exportin gerecycleerd nr kern
3. Ran-GEF zet Ran-GDP om nr Ran-GTP
1-RICHTINGSTRANSPORT van en nr de kern dr de localistaie van
- Ran-GEF in kern
- Ran-GAP in cytosol
Slecht functionerende im/export = ALS (amyotrofe lateraal sclerose)
4
,Begrip: TARGETING SIGNAAL = NOODZAKELIJK & VOLDOENDE
- Gebruik plasmiden met cDNA code vr het te importeren eiwit + code vr reportereiwit
Localisatie id cel makkelijker bepalen vb. GFP
- Plasmiden in gekweekte cellen dr transfectie
Aanmaak GFP-catalase fusie-eiwit
- Dr C-term. Peroxisomale signaalsequentie
Translocatie eiwitten nr peroxisomen
ontstaan groene punten
- Mutatie van signaal sequentie
Fusie-eiwit blijft in cytosol achter
Egale groene kleur
Aangetoond dat de seq. NOODZAKELIJK is vr de correcte localisatie
- Anders: vermoedelijk signaal sequentie fusioneren met reportereiwit (vb. GFP-SKL)
Indien juiste localisatie
VOLDOENDE
4. DE SECRETORISCHE WEG
Eiwitten vr
- ER
- Golgi
- Lysosomen
- Plasmamembraan
- Secretie
a. Oplosbare eiwitten
Synthese op vrije polyribosomen in cytosol
- N term signaalsequentie (16-30 AZ)
- 1/+ positief gekaden AZ
- Continue stretch van 6-12 hydrofobe AZ
Cotranslationeel import
1. Translatie op cytosolisch ribosoom = synthese signaalsequentie
2. Signaalsequentie herkend dr SRP (= signal recognition particle ) in cytosol
SRP= RNA + 6 eiwitten
Translatie stopt
3. SRP/signaalseq/ribosoom nr ER
SRP bindt aan SRP receptor
Ribosoom bindt aan translocatiekanaal in ER membraan
4. SRP splitst af & recycleert nr cytosol
Eiwitsynthese gaat verder op RER
5. Tijdens translatie ook translocatie van eiwit door kanaal nr lumen van ER =cotranslat. Transp
6. Protease in ER membraan aan kanaal =>Splitst signaalsequentie af
5
, b. Insertie van eiwitten in membranen (ER, golgi, lysosomen, plasmamembraan)
Synthese op RER en in membraan geïntegreerd
ORIËNTATIE BLIJFT BEHOUDEN!
- Topologie= aantal keer dat het polypeptide door de membraan gaat
(= aantal membraanspannende domeinen) & de oriëntatie tov het cytosol.
- Membraanspannend domein
Bestaat uit 20-25 hydrofobe AZ die een -helix vormen waarbij de hydrofobe AZ gericht
zijn nr de fosfolipidendubbellaag.
TYPE I EIWITTEN
- N-term signaalsequentie
- Hydrofobe sequentie = membraanspannende -helix
Cotranslationeel transport
- Hydrofobe sequentie in kanaal = stop translocatie
Stop-transfer anker sequentie
- Door hydrofobiciteit lateraal bewegen in fosfolipidendubbellaag
- Rest eiwit: synthese in cytosol
C -> CYTOSOL
N -> LUMEN
TYPE II EN III EIWITTEN
- Geen N-term signaalsequentie
Interne hydrofibe sequentie = ER signaalsequentie & membraananker sequentie
TYPE II
- Translatie start op vrij ribosoom in cytosol
- Binding interne signaalsequentie aan SRP
Migratie complex naar ER
- Signaalsequentie bint aan translocatiekanaal zodat
N -> CYTOSOL
C -> LUMEN
TYPE III
- Signaalanker sequentie dichter bij N-term
- Bindt aan translocatiekanaal met
N -> LUMEN
C -> CYTOSOL
6
In EU cellen = celorganellen
➔ Transportmechanismen nodig
1. SORTEREN NAAR MITOCHONDRIËN
- Eiwitten van oxidatieve fosforylatie gecodeerd dr mitochondriaal DNA
- Meeste mitoch. Eiwn => synthese op polyribosomen in cytosol
a. Structuur & functie mitochondriën
- Dubbel membraan
- Permeabiliteit
Buitenste = vrij bewegen (poriën)
Binnenste = ondoorlaatbaar (cardioplipine = speciale fosfolipiden)
- DNA van mitochondriën zijn betrokken bij oxidatieve fosforylatie
- Metabole omzettingen
Afbraak vetzuren -> acetyl-CoA
Afbraak glucose -> acetyl-CoA
Krebscyclus: acetyl-CoA -> CO2 en NADH, FADH2
Stikstofmetabolisme
Apoptose = gerpogrammeerde celdood
b. Eiwitten bestemd vr mitochondriale matrix
Signaal aan N-term : 20-50 AZ
- Hydrofobe
- Positief geladen basische
- Gehydroxleerde
Enkel ongevouwen eiwitten worden geïmporteerd in mitochondriale matrix!!!
- Na synthese gebonden aan chaperone in cytosol
Vb. heat shock protein 70
- Initiatie= binding signaalsequentie aan importreceptor in buitenste mitoch. Membraan
= TOM eiwit (translocon of outer membrane)
- Receptor transfereert eiwit nr importkanaal (TOM40)
Op contactplaats tssn buitense en binnenste membraan
- Translocatie dr binnenste membraan
= TIM eiwit (translocon of inner membrane)
- N-term signaalseq bereijt mitochondriale matrix
Afsplitsing dr protease
Eiwit gebonden dr chaperone
Eiwit gevouwen mbv chaperonine
1
,ENERGIE VEREIST!
1. Binding chaperone in cytosol
2. Binding aan chaperone in matrix
3. Generatie elektrochemische gradiënt over binnenste membraan = proton motive force
Neg. Lading in matrix trekt positive signaalsequentie nr binnen
c. Eiwitten bestemd vr andere mitochondriale compartimenten
1. In buitenste membraan: eiwit tegengehouden dr TOM 40 kanaal & lateraal bewegen
2. In intermembranaire ruimte: migratie dr kanaal van TOM & komt vrij
3. In binnenste membraan: migratie dr kanaal van TOM en TIM + eiwit bevat N-term
signaalsequentie én hydrofobe sequentie
Weerhoudt eiwit in binnenste membraan
4. In matrix & erna terug migreren nr binnenste mebraan / intermembranaire ruimte
2. SORTEREN NAAR PEROXISOMEN
= microbodies
a. Structuur
- Enkelvoudig membraan
- In alle EU cellen, behalve RBC
- Grootte & compositie afh van celtype
b. Functie
- Bevatten meerdere oxidasen: produceren H2O2
Vb. D-AZ oxidase, acyl CoA oxidase,…
- Bevatten catalase dat H2O2 inactiveert
- Lipidenmetabolisme
» -oxidatie
» -oxidatie
» Synthese etherfosfolipiden
c. Transport van eiwitten bested vr peroxisomale matrix
1. Synthese op polyribosomen in cytosol
2 soorten signaalsequentie
PTS1 signaal: C-term
» SKL= serine-lysine-leucine wordt niet afgesplitst!
PTS2 signaal: N-term
» Kan worden afgesplitst
2
, 2. Cytosolische receptor (= Pex 5 receptor) herkent signaalsequentie & brengt eiwit nr
peroxisomaal membraan
Brengt op eiwit in de peroxisomale membraan (= Pex 14 eiwit)
3. Translocatie door membraan
afsplitsen van peroxisomaal matrix eiwit + recyclage receptor nr cytosol
4. eiwitten importeren in gevouwen toestand kan
5. peroxines= eiwitten betrokken in importproces
mens : 14 pex & gist= 29 pex
6. AFHANKELIJK VAN ATP!!!
d. Transport van eiwitten vr peroxisomaal membraan
PATHOLOGIE: cerebro-hepato-renaal syndroom van Zellweger
- Hypotonie
- Dysgenese van hersengebieden Zeer lange vetzuren ↑
-
-
Psychomotorische retardie
Dysmorfie van aangezicht
Vertakte vetzuren FA ↑
- Niercysten Immature galzuren ↑
- Leverfibrose
- Dood binnen 6 maanden
Etherlipiden ↓
Oorzaak= mutatie in Pex genen
Gevolg= peroxisomale eiwitten zijn nt normaal gelocaliseerd
In cytosol
Enzymen zijn hier nt stabiel!!!
3. TRANSPORT NAAR EN VAN DE KERN
- Nucleaire enveloppe= veel poriën
Nuclear pore complexes (NPC) = 100 tal eiwitten = nucleoporines
NPC heft octaganale vorm
- Nuclear basket= 8 filamneten bijeengehouden dr een ring
Moleculen < 60 kDa (ionen & kleine eiwitten) diffunderen hierdoor
Grote eiwitten & ribonucleoproteïne complexen mbv eiwitten aan nucleoporines
a. Van cytosol naar kern
- Eiwitsynthese op polyribosomen in cytosol
- Eiwitten + NLS = nuclear localisatie signaal
» kort domein van basische Azn
1. NLS-eiwit gebonden dr importin eiwit
2. Complex migreert dr NPC (interactie met nucleoporines)
3
, 3. In nucleoplasma binding aan RAN-GTP = klein G proteïne
Affiniteit van importin vr cargo verlaagt
Eiwit komt vrij in nucleoplasma
4. Importin-Ran-GTP complex gerecycleerd nr cytosol
GTP gehydroliseerd tot GDP dr inwerking Ran-GAP = GTPase activating protein
Importin komt vrij in cytosol
5. Ran-GDP terug nr nucleoplasma
Ran-GEF (= guanine nucleotide exchange factor )vervangt GDP dr GTP
b. Van kern naar cytosol
- Eiwit + NES = nuclear export signal
» Leucine rijke sequentie
1. NES-eiwit bindt met exportin + Ran-GTP
Diffundeert dr NPC (interactie met nucleoporines)
2. Ran-GAP aan cytosolische zijde hydroliseerd RAN-GTP tot Ran-GDP
Affiniteit vr exportin verlaagt
Eiwit vrij in cytosol
Ran-GDP & exportin gerecycleerd nr kern
3. Ran-GEF zet Ran-GDP om nr Ran-GTP
1-RICHTINGSTRANSPORT van en nr de kern dr de localistaie van
- Ran-GEF in kern
- Ran-GAP in cytosol
Slecht functionerende im/export = ALS (amyotrofe lateraal sclerose)
4
,Begrip: TARGETING SIGNAAL = NOODZAKELIJK & VOLDOENDE
- Gebruik plasmiden met cDNA code vr het te importeren eiwit + code vr reportereiwit
Localisatie id cel makkelijker bepalen vb. GFP
- Plasmiden in gekweekte cellen dr transfectie
Aanmaak GFP-catalase fusie-eiwit
- Dr C-term. Peroxisomale signaalsequentie
Translocatie eiwitten nr peroxisomen
ontstaan groene punten
- Mutatie van signaal sequentie
Fusie-eiwit blijft in cytosol achter
Egale groene kleur
Aangetoond dat de seq. NOODZAKELIJK is vr de correcte localisatie
- Anders: vermoedelijk signaal sequentie fusioneren met reportereiwit (vb. GFP-SKL)
Indien juiste localisatie
VOLDOENDE
4. DE SECRETORISCHE WEG
Eiwitten vr
- ER
- Golgi
- Lysosomen
- Plasmamembraan
- Secretie
a. Oplosbare eiwitten
Synthese op vrije polyribosomen in cytosol
- N term signaalsequentie (16-30 AZ)
- 1/+ positief gekaden AZ
- Continue stretch van 6-12 hydrofobe AZ
Cotranslationeel import
1. Translatie op cytosolisch ribosoom = synthese signaalsequentie
2. Signaalsequentie herkend dr SRP (= signal recognition particle ) in cytosol
SRP= RNA + 6 eiwitten
Translatie stopt
3. SRP/signaalseq/ribosoom nr ER
SRP bindt aan SRP receptor
Ribosoom bindt aan translocatiekanaal in ER membraan
4. SRP splitst af & recycleert nr cytosol
Eiwitsynthese gaat verder op RER
5. Tijdens translatie ook translocatie van eiwit door kanaal nr lumen van ER =cotranslat. Transp
6. Protease in ER membraan aan kanaal =>Splitst signaalsequentie af
5
, b. Insertie van eiwitten in membranen (ER, golgi, lysosomen, plasmamembraan)
Synthese op RER en in membraan geïntegreerd
ORIËNTATIE BLIJFT BEHOUDEN!
- Topologie= aantal keer dat het polypeptide door de membraan gaat
(= aantal membraanspannende domeinen) & de oriëntatie tov het cytosol.
- Membraanspannend domein
Bestaat uit 20-25 hydrofobe AZ die een -helix vormen waarbij de hydrofobe AZ gericht
zijn nr de fosfolipidendubbellaag.
TYPE I EIWITTEN
- N-term signaalsequentie
- Hydrofobe sequentie = membraanspannende -helix
Cotranslationeel transport
- Hydrofobe sequentie in kanaal = stop translocatie
Stop-transfer anker sequentie
- Door hydrofobiciteit lateraal bewegen in fosfolipidendubbellaag
- Rest eiwit: synthese in cytosol
C -> CYTOSOL
N -> LUMEN
TYPE II EN III EIWITTEN
- Geen N-term signaalsequentie
Interne hydrofibe sequentie = ER signaalsequentie & membraananker sequentie
TYPE II
- Translatie start op vrij ribosoom in cytosol
- Binding interne signaalsequentie aan SRP
Migratie complex naar ER
- Signaalsequentie bint aan translocatiekanaal zodat
N -> CYTOSOL
C -> LUMEN
TYPE III
- Signaalanker sequentie dichter bij N-term
- Bindt aan translocatiekanaal met
N -> LUMEN
C -> CYTOSOL
6