Goederenrecht samenvatting
Les 1
Goederenrecht is een onderdeel van het vermogensrecht, een vermogen zijn je
positieve en negatieve vermogensbestanddelen. Je kunt het onderverdelen in
zaken en vermogensrechten. Dus relatieve vermogensrechten (kun je
handhaven tussen 1 of meerdere personen bvb uitlenen laptop) en absolute
vermogensrechten (geldt ten opzichte van iedereen, rechten die een persoon
op een goed kan hebben)
In art. 3:1 BW staat dat goederen alle zaken en vermogensrechten zijn.
Zaken zijn voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten art. 3:2 BW.
Een zaak heeft 4 kenmerken:
1. Je kunt het vastpakken (stoffelijke aard)
2. Moet waarde hebben
3. De mens heeft een zeggenschap over de zaak
4. Het is 1 geheel (bestanddeel)
Dus als je iets kunt vastpakken en er macht over kunt uitoefenen en ook van een
bepaald materiaal bvb een auto en een boek zijn zaken. Een vermogensrecht is
een recht met een bepaalde waarde die in geld is uit te drukken. In art. 3:6 BW
staan 3 verschillende vermogensrechten:
Rechten die overgedragen kunnen worden: de eigenaar mag het aan
iemand anders geven bvb een eigendomsrecht of een vorderingsrecht.
De rechthebbende een stoffelijk voordeel te geven: bvb het recht op
smartengeld of recht van gebruik
Rechten die verkregen zijn in ruil voor een stoffelijk voordeel of ruil van
toegezegd voordeel: bvb ik die boodschappen doe voor mijn bejaarde
buurman er is een voordeel namelijk de vergoeding die ik er voor krijg.
Zaken kunnen worden verdeeld in roerende (zaken die verplaatsbaar zijn) en
onroerende zaken (zaken die niet verplaatsbaar zijn), art. 3:3 lid 1 BW. De hoge
raad heeft er in 1997 een uitspraak over gedaan: Portababin-arrest, de hoge-
raad oordeelt dat het onroerend is omdat het ingericht is om als bedrijfsgebouw
te functioneren en het daarom op dezelfde plek blijft staan.
In art. 3:4 BW staat het bestandsdeel beschreven, dit is alles wat volgens
verkeersopvattingen onderdeel van een zaak uitmaakt (dus wat de maatschappij
ervan zou vinden). De andere zaak is de hoofdzaak. Bvb een scooter bestaat uit
wielen etc. dit is een bestandsdeel van de scooter want zonder wielen is de
scooter geen scooter. In lid 2 staat dat iets een bestandsdeel is als je het
onderdeel niet kan losmaken zonder iets te beschadigen. Als je voldoet aan 1 van
deze criteria van deze wet is het een bestanddeel. Bvb een deur en een slot de
deur is de hoofdzaak en de slot een bestandsdeel want je kunt het niet
verwijderen zonder te beschadigen.
Registergoederen zijn goederen waarvoor overdracht een inschrijving in een
openbaar register nodig is art. 3:10 BW. De openbaar minister is er voor om
,feiten erin vast te leggen art. 3:16 BW. Dit moet bij bvb een huis, stuk grond en
grote schepen. Het kadaster houdt dit bij.
Natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens verkeeropvattingen als vruchten
van andere zaken worden aangemerkt, bvb een appel is een natuurlijke vrucht,
een appel is een zaak en wordt volgens verkeeropvattingen gezien als een vrucht
van een andere zaak namelijk de appelboom, het wordt zelfstandig op het
moment van afscheiding.
Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvattingen als vruchten
van goederen worden aangemerkt, met rechten wordt vermogensrechten
bedoeld bvb de huuropbrengst van een woning, er is recht op betaling van de
huur en dit wordt als een vrucht van de woning aangemerkt. Art. 3:9 BW
Je bent ten goede trouw als je de feiten niet kende en niet behoorde te kennen,
als je een telefoon koopt terwijl je weet dat die gestolen is ben je ten kwade
trouw. Als iets bvb te goedkoop is en je koopt het zonder na te denken ben je niet
ten goede trouw, je hebt een onderzoek plicht dit houdt in dat je moet
onderzoeken waarom het zo goedkoop is.
Goederenrechtelijke rechten maken een onderdeel uit van de absolute rechten,
die kunnen gevestigd worden op goederen, dit recht kun je tegenover iedereen
uitoefenen. Er is een limitatieve opsomming:
1. Eigendomsrecht art. 5:1 BW: een eigenaar mag zijn eigendom op elke
manier gebruiken, zolang het binnen de grenzen van de wet blijft.
2. Hypotheekrecht Art. 3:227 BW: zekerheidsrechten, je wilt bvb geld lenen
en de ander wilt zekerheid. Kun je alleen vestigen op onroerende zaken.
3. Pandrecht art. 3:227 BW: zekerheidsrechten kun je vestigen op roerende
zaken. Om ervan zeker te zijn dat schuldeiser zijn geld terug krijgt, als de
schuldeiser zijn geldt niet terug krijgt kan die het verpande verkopen.
4. Erfdienstbaarheid art. 5:70 BW: genotsrechten, bvb een pad of juist iets
niet doen, het wordt ook een recht op overpad genoemd. Het ontstaat door
vestiging of verjaring, vestiging moet door een notariële akte.
5. Erfpachtrecht art 5:85 BW: genotsrechten, op een stuk grond, deze mag
je gebruiken alsof je eigenaar bent.
6. Opstalrecht art. 5:101 BW: genotsrechten, een recht om gebouw te
plaatsen op een stuk grond van een ander
7. Appartementsrecht art. 5:106 BW: genotsrechten, gebruik van een deel
van een appartement.
8. Recht van vruchtgebruik art. 3:201 E.v. BW: genotsrechten, je mag een
goed van een ander gebruiken alsof je eigenaar bent.
In boek 3 staan er 3 goederenrechtelijke rechten deze kun je vestigen op
goederen (pand, hypotheek en vruchtgebruik).
In boek 5 kun je ze alleen vestigen op onroerende zaken.
Het eigendomsrecht is het enige absolute recht wat kan worden aangemerkt
als volledig recht. Dit betekend dat er alles mee kan worden gedaan. Een
beperkt recht is een recht wat is afgeleid is het eigendomsrecht, alle andere
zijn beperkte rechten art. 3:8 BW
, Volgende rechtsgevolgen zijn verbonden aan deze rechten:
1. Prioriteitsbeginsel: droit de priorite, als er meerdere absolute rechten op
een goed rusten, dan gaat het eerste absolute recht voor. Bvb ik koop 1
januari een huis maar op 2 januari verkoopt de verhuurder dan zijn er 2
eigendomsrechten maar vanwege het prioriteitsbeginsel gaat mijn
eigendomsrecht voor.
2. Bevoorrechte positie: droit de prefenrence, wanneer een persoon failliet
gaat vallen de goederen in faillissement, behalve als iemand een absoluut
recht erop heeft. Bvb mijn horloge is bij de maker, maar deze wordt failliet
verklaart dan wordt mijn horloge natuurlijk niet verkocht.
3. Droit de suite (zaaksgevolg), zakelijke recht blijft op zaak rusten in dienst
handen de zaak zich bevindt. Bvb ik geef mijn huis in vruchtgebruik, dat
betekend dat diegene mijn huis kan gebruiken alsof die eigenaar is. Maar
ik verkoop het huis dit mag.
Een gevolg van een bestanddeel is natrekking, dit staat in art 5:3 BW, dit
betekend dat de eigenaar van de hoofdzaak ook eigenaar is van de
bestanddelen. (Art 5:14 BW) art. 5:20 BW onroerend goed.
Als je bvb dakpannen haalt ben je pas de eigenaar nadat iets geleverd wordt en
niet door de koop ervan. Je kunt ook een eigendomsvoorbehoud opstellen voor
als iets al geleverd wordt en je nog niet betaald hebt, dan wordt het pas van jou
nadat er betaald is. Als jij het al op je dak hebt gemonteerd is dit wel van jouw
doormiddel van natrekking.
Een tweede gevolg is dat een roerende zaak kan als gevolg van natrekking
onroerend worden.
Positieve deel van rechtssubjecten:
1. Eigendomsrecht
2. Beperkte rechten
3. Vorderingsrechten komen uit verbintenissen het zijn prestaties
Negatief deel zijn de schulden
Les 2
Het recht van eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een
zaak kan hebben art. 5:1 lid 1 BW dit is tevens een volledig recht alle andere
rechten zijn een beperkt recht. Het recht van eigendom is ook een absoluut
recht het geldt tegenover iedereen. Volgens lid 2 van dit artikel heeft de
eigenaar van een zaak het recht om deze zaak te gebruiken zoals die wilt.
Volgens lid 3 wordt de eigenaar van een zaak automatisch eigenaar van de
afgescheiden vruchten. Behalve als er een recht van vruchtgebruik rust op deze
zaak. Een gevolg van een bestanddeel is natrekking, dit staat in art 5:3 BW, dit
betekend dat de eigenaar van de hoofdzaak ook eigenaar is van de
bestanddelen. Bvb de mondstukken van een trompet zijn bestandsdelen en dus is
de eigenaar van de trompet ook eigenaar van de mondstukken. Een eigenaar is
beschikkingsbevoegd, dit betekend dat hij de zaak mag vervreemden en
bezwaren. Vervreemden betekend de zaak op een ander laten over gaan de
eigenaar noem je dan vervreemder. Bezwaren is dat de eigenaar, eigenaar blijft
maar hij kan er niet alles mee doen omdat die het in gebruik heeft gegeven. De
Les 1
Goederenrecht is een onderdeel van het vermogensrecht, een vermogen zijn je
positieve en negatieve vermogensbestanddelen. Je kunt het onderverdelen in
zaken en vermogensrechten. Dus relatieve vermogensrechten (kun je
handhaven tussen 1 of meerdere personen bvb uitlenen laptop) en absolute
vermogensrechten (geldt ten opzichte van iedereen, rechten die een persoon
op een goed kan hebben)
In art. 3:1 BW staat dat goederen alle zaken en vermogensrechten zijn.
Zaken zijn voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten art. 3:2 BW.
Een zaak heeft 4 kenmerken:
1. Je kunt het vastpakken (stoffelijke aard)
2. Moet waarde hebben
3. De mens heeft een zeggenschap over de zaak
4. Het is 1 geheel (bestanddeel)
Dus als je iets kunt vastpakken en er macht over kunt uitoefenen en ook van een
bepaald materiaal bvb een auto en een boek zijn zaken. Een vermogensrecht is
een recht met een bepaalde waarde die in geld is uit te drukken. In art. 3:6 BW
staan 3 verschillende vermogensrechten:
Rechten die overgedragen kunnen worden: de eigenaar mag het aan
iemand anders geven bvb een eigendomsrecht of een vorderingsrecht.
De rechthebbende een stoffelijk voordeel te geven: bvb het recht op
smartengeld of recht van gebruik
Rechten die verkregen zijn in ruil voor een stoffelijk voordeel of ruil van
toegezegd voordeel: bvb ik die boodschappen doe voor mijn bejaarde
buurman er is een voordeel namelijk de vergoeding die ik er voor krijg.
Zaken kunnen worden verdeeld in roerende (zaken die verplaatsbaar zijn) en
onroerende zaken (zaken die niet verplaatsbaar zijn), art. 3:3 lid 1 BW. De hoge
raad heeft er in 1997 een uitspraak over gedaan: Portababin-arrest, de hoge-
raad oordeelt dat het onroerend is omdat het ingericht is om als bedrijfsgebouw
te functioneren en het daarom op dezelfde plek blijft staan.
In art. 3:4 BW staat het bestandsdeel beschreven, dit is alles wat volgens
verkeersopvattingen onderdeel van een zaak uitmaakt (dus wat de maatschappij
ervan zou vinden). De andere zaak is de hoofdzaak. Bvb een scooter bestaat uit
wielen etc. dit is een bestandsdeel van de scooter want zonder wielen is de
scooter geen scooter. In lid 2 staat dat iets een bestandsdeel is als je het
onderdeel niet kan losmaken zonder iets te beschadigen. Als je voldoet aan 1 van
deze criteria van deze wet is het een bestanddeel. Bvb een deur en een slot de
deur is de hoofdzaak en de slot een bestandsdeel want je kunt het niet
verwijderen zonder te beschadigen.
Registergoederen zijn goederen waarvoor overdracht een inschrijving in een
openbaar register nodig is art. 3:10 BW. De openbaar minister is er voor om
,feiten erin vast te leggen art. 3:16 BW. Dit moet bij bvb een huis, stuk grond en
grote schepen. Het kadaster houdt dit bij.
Natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens verkeeropvattingen als vruchten
van andere zaken worden aangemerkt, bvb een appel is een natuurlijke vrucht,
een appel is een zaak en wordt volgens verkeeropvattingen gezien als een vrucht
van een andere zaak namelijk de appelboom, het wordt zelfstandig op het
moment van afscheiding.
Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvattingen als vruchten
van goederen worden aangemerkt, met rechten wordt vermogensrechten
bedoeld bvb de huuropbrengst van een woning, er is recht op betaling van de
huur en dit wordt als een vrucht van de woning aangemerkt. Art. 3:9 BW
Je bent ten goede trouw als je de feiten niet kende en niet behoorde te kennen,
als je een telefoon koopt terwijl je weet dat die gestolen is ben je ten kwade
trouw. Als iets bvb te goedkoop is en je koopt het zonder na te denken ben je niet
ten goede trouw, je hebt een onderzoek plicht dit houdt in dat je moet
onderzoeken waarom het zo goedkoop is.
Goederenrechtelijke rechten maken een onderdeel uit van de absolute rechten,
die kunnen gevestigd worden op goederen, dit recht kun je tegenover iedereen
uitoefenen. Er is een limitatieve opsomming:
1. Eigendomsrecht art. 5:1 BW: een eigenaar mag zijn eigendom op elke
manier gebruiken, zolang het binnen de grenzen van de wet blijft.
2. Hypotheekrecht Art. 3:227 BW: zekerheidsrechten, je wilt bvb geld lenen
en de ander wilt zekerheid. Kun je alleen vestigen op onroerende zaken.
3. Pandrecht art. 3:227 BW: zekerheidsrechten kun je vestigen op roerende
zaken. Om ervan zeker te zijn dat schuldeiser zijn geld terug krijgt, als de
schuldeiser zijn geldt niet terug krijgt kan die het verpande verkopen.
4. Erfdienstbaarheid art. 5:70 BW: genotsrechten, bvb een pad of juist iets
niet doen, het wordt ook een recht op overpad genoemd. Het ontstaat door
vestiging of verjaring, vestiging moet door een notariële akte.
5. Erfpachtrecht art 5:85 BW: genotsrechten, op een stuk grond, deze mag
je gebruiken alsof je eigenaar bent.
6. Opstalrecht art. 5:101 BW: genotsrechten, een recht om gebouw te
plaatsen op een stuk grond van een ander
7. Appartementsrecht art. 5:106 BW: genotsrechten, gebruik van een deel
van een appartement.
8. Recht van vruchtgebruik art. 3:201 E.v. BW: genotsrechten, je mag een
goed van een ander gebruiken alsof je eigenaar bent.
In boek 3 staan er 3 goederenrechtelijke rechten deze kun je vestigen op
goederen (pand, hypotheek en vruchtgebruik).
In boek 5 kun je ze alleen vestigen op onroerende zaken.
Het eigendomsrecht is het enige absolute recht wat kan worden aangemerkt
als volledig recht. Dit betekend dat er alles mee kan worden gedaan. Een
beperkt recht is een recht wat is afgeleid is het eigendomsrecht, alle andere
zijn beperkte rechten art. 3:8 BW
, Volgende rechtsgevolgen zijn verbonden aan deze rechten:
1. Prioriteitsbeginsel: droit de priorite, als er meerdere absolute rechten op
een goed rusten, dan gaat het eerste absolute recht voor. Bvb ik koop 1
januari een huis maar op 2 januari verkoopt de verhuurder dan zijn er 2
eigendomsrechten maar vanwege het prioriteitsbeginsel gaat mijn
eigendomsrecht voor.
2. Bevoorrechte positie: droit de prefenrence, wanneer een persoon failliet
gaat vallen de goederen in faillissement, behalve als iemand een absoluut
recht erop heeft. Bvb mijn horloge is bij de maker, maar deze wordt failliet
verklaart dan wordt mijn horloge natuurlijk niet verkocht.
3. Droit de suite (zaaksgevolg), zakelijke recht blijft op zaak rusten in dienst
handen de zaak zich bevindt. Bvb ik geef mijn huis in vruchtgebruik, dat
betekend dat diegene mijn huis kan gebruiken alsof die eigenaar is. Maar
ik verkoop het huis dit mag.
Een gevolg van een bestanddeel is natrekking, dit staat in art 5:3 BW, dit
betekend dat de eigenaar van de hoofdzaak ook eigenaar is van de
bestanddelen. (Art 5:14 BW) art. 5:20 BW onroerend goed.
Als je bvb dakpannen haalt ben je pas de eigenaar nadat iets geleverd wordt en
niet door de koop ervan. Je kunt ook een eigendomsvoorbehoud opstellen voor
als iets al geleverd wordt en je nog niet betaald hebt, dan wordt het pas van jou
nadat er betaald is. Als jij het al op je dak hebt gemonteerd is dit wel van jouw
doormiddel van natrekking.
Een tweede gevolg is dat een roerende zaak kan als gevolg van natrekking
onroerend worden.
Positieve deel van rechtssubjecten:
1. Eigendomsrecht
2. Beperkte rechten
3. Vorderingsrechten komen uit verbintenissen het zijn prestaties
Negatief deel zijn de schulden
Les 2
Het recht van eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een
zaak kan hebben art. 5:1 lid 1 BW dit is tevens een volledig recht alle andere
rechten zijn een beperkt recht. Het recht van eigendom is ook een absoluut
recht het geldt tegenover iedereen. Volgens lid 2 van dit artikel heeft de
eigenaar van een zaak het recht om deze zaak te gebruiken zoals die wilt.
Volgens lid 3 wordt de eigenaar van een zaak automatisch eigenaar van de
afgescheiden vruchten. Behalve als er een recht van vruchtgebruik rust op deze
zaak. Een gevolg van een bestanddeel is natrekking, dit staat in art 5:3 BW, dit
betekend dat de eigenaar van de hoofdzaak ook eigenaar is van de
bestanddelen. Bvb de mondstukken van een trompet zijn bestandsdelen en dus is
de eigenaar van de trompet ook eigenaar van de mondstukken. Een eigenaar is
beschikkingsbevoegd, dit betekend dat hij de zaak mag vervreemden en
bezwaren. Vervreemden betekend de zaak op een ander laten over gaan de
eigenaar noem je dan vervreemder. Bezwaren is dat de eigenaar, eigenaar blijft
maar hij kan er niet alles mee doen omdat die het in gebruik heeft gegeven. De