100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Class notes

Ontwikkelingspsychologie en Sociologie

Rating
-
Sold
-
Pages
34
Uploaded on
04-02-2025
Written in
2019/2020

Uitgebreide samenvatting van ontwikkelingspsychologie en sociologie. O.a. de theorieën van Piaget, Erikson, Freud worden beschreven. Ook de ontwikkelingsfases van 0 tot de dood komen aan bod.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
February 4, 2025
Number of pages
34
Written in
2019/2020
Type
Class notes
Professor(s)
K. stampfl
Contains
All classes

Subjects

Content preview

Grondslagen 2: Ontwikkelingspsychologie en sociologie
1. Wat is ontwikkelingspsychologie?
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschappelijke studie naar groei, verandering en
stabiliteit van conceptie tot oud. Het richt zich op de menselijke ontwikkeling. Psychologen
specialiseren zich meestal in een thema of in een leeftijdscategorie. Onderzoek naar de
ontwikkeling van kinderen is te verdelen in vier centrale groepen:
1. De fysieke ontwikkeling: Hierin kijkt men naar de invloed van het lichaam op ons gedrag.
Hierbij ligt de focus op de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren en de zintuigen. Onderzoek
richt zich bijvoorbeeld op het seksuele rijpingsproces tijdens de adolescentie.
2. De cognitieve ontwikkeling: Hierin kijkt men naar hoe het gedrag van mensen wordt
beïnvloed door groei en verandering in de eigenschappen die de ene persoon van de andere
onderscheiden. Psychologen houden zich bezig met leren, geheugen, probleemoplossing en
intelligentie.
3. De sociale ontwikkeling: Hierin kijkt men naar de manier waarop de interacties tussen
mensen en hun sociale relaties in de loop van hun leven groeien, veranderen en stabiel
blijven.
4. Persoonlijkheidsontwikkeling: Hier kijkt men naar stabiliteit en verandering in de
eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden. Ook houden ze zich bezig
met de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en adolescenten.
Leeftijdsgroepen en individuele verschillen:
1. Prenatale periode: van conceptie tot geboorte
2. Baby- en peutertijd: van geboorte tot drie jaar
3. Kleutertijd: van drie tot zes jaar
4. Schooltijd: van zes tot twaalf jaar
5. Adolescentie: van twaalf tot twintig jaar
Dit zijn globale periodes. Men gaat uit van gemiddelden. De leeftijd waarop een kind de
adolescentie bereikt kan per persoon verschillen. Zo betoog psycholoog Jeffrey Arnett dat de
adolescentie zich uitstrekt tot in de opkomende volwassenheid. In de opkomende
volwassenheid (periode van late tienerjaren tot midden twintig) zijn mensen niet langer
adolescent, maar hebben ze evenmin de verantwoordelijkheden van volwassenheid op zich
genomen. In deze periode zijn ze bezig met zelfverkenning.

,2. Perspectieven
Een perspectief biedt een raamwerk om de relaties tussen een geordende reeks feiten en
principes te begrijpen. Onderzoekstheorieën zijn formeler en gebaseerd op een
systematische integratie van eerdere bevindingen en theoretische veronderstellingen.
Theorieën worden zorgvuldig getest in de vorm van een onderzoek. Bij het kind spelen vijf
perspectieven een belangrijke rol in de ontwikkeling:
1. Het psychodynamisch perspectief (focus op innerlijke krachten)
Voorstanders geloven dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen
en conflicten waarvan een persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle
heeft. De theorieën van Freud en Erikson vallen onder dit perspectief.
2. Het behavioristisch perspectief (focus op waarneembaar gedrag)
Dit is de benadering van ontwikkeling waarbij men ervan uitgaat dat waarneembaar gedrag
en externe stimuli in de omgeving cruciaal zijn voor het begrijpen van de ontwikkeling van
het individu. Men bestudeerd de mens volledig van buitenaf (exogeen), met de nadruk op
direct waarneembare feiten. In dit opzicht is de omgeving (nurture) belangrijker voor de
ontwikkeling dan de erfelijkheid (nature). De ontwikkeling wordt gezien als kwantitatief en
niet als kwalitatief. De rijping van een kind noemen we maturatie. Het vermogen van
kinderen om problemen op te lossen wordt groter naarmate ze ouder worden. Dit komt
door de mentale capaciteiten en niet door de verandering van denken. De theorieën van
Watson, Pavlov, Skinner en Bandura vallen onder dit perspectief.
3. Het cognitief perspectief (kijken naar de oorsprong van ons begrip)
Dit is de benadering van ontwikkeling die zich richt op de processen die mensen in staat
stellen de wereld te leren kennen, te begrijpen en erover na te denken. Onderzoekers hopen
er achter te komen hoe kinderen en volwassenen informatie verwerken en welke invloed dit
heeft op hun gedrag.
De meest recente toevoeging aan de theorieën binnen de ontwikkelingspsychologie is de
cognitieve neurowetenschap, die via hersenprocessen naar cognitieve ontwikkeling kijkt.
Wetenschappers houden zich bezig met het achterhalen van verschillende verbanden.
Hierdoor is er nu een andere kijk op revalidatie bij patiënten na hersenschade.
4. Het systemisch perspectief (een brede visie op ontwikkeling)
Hierin kijkt men naar de relatie tussen individuen en hun fysieke wereld, cognitieve wereld,
persoonlijkheidswereld en sociale wereld. Hierin spelen het bio-ecologisch model van
Bronfenbrenner en de socioculturele theorie van Vygostky een grote rol.
Urie Bronfenbrenner was de grondlegger van het bio-ecologisch model. Dit model gaat uit
van vijf omgevingsniveaus waardoor elk biologisch organisme gelijktijdig beïnvloed wordt.
Voordelen van dit model zijn dat de verschillende niveaus met elkaar in verbinding staan, zo
heeft een verandering ook invloed op andere delen. Ook de invloed van gezinsleden is van
groot belang. Ouders beïnvloeden niet alleen het gedrag van hun kind, dit geldt ook
andersom. Tot slot benadrukt dit model het belang van culturele factoren.

,Bronfenbrenner zette de invloedsferen en hun onderlinge wisselwerking in een schema:
1. Het microsysteem (familie, gezin, school, peergroepen)
Dit is de meest directe omgeving waarmee het kind in contact komt.
2. Het mesosysteem
Het mesosysteem wordt gevormd door hoe er op elkaar gereageerd wordt door de directe
omgeving (connecties) Bijvoorbeeld de relatie tussen ouders onderling, het contact tussen
gezin en school.
3. Het exosysteem (buren, vrienden van vrienden, zorgprofessionals, media, gemeente)
Heeft op indirecte wijze invloed op het kind. Bijvoorbeeld een gemeentelijke beslissing voor
een speelterrein op school, een arbeidsconflict waar een van de ouders de dupe van is, ruzie
van familieleden onderling.
4. Het macrosysteem (cultuur, normen en waarden)
In het macrosysteem zijn de normen, attitudes en waarden vertegenwoordigd, die door de
overgrote meerderheid van de maatschappij aanvaard. Denk in Nederland aan vrijheid van
meningsuiting, het recht op onderwijs en de vrijheid van godsdienst.
5. Het chronosysteem
Heeft betrekking op de invloed van het verstrijken van de tijd, inclusief historische
gebeurtenissen.
5. Het evolutionair perspectief (wat onze voorouders bijdragen aan ons gedrag)
Is de benadering die gedrag probeert te identificeren dat het resultaat is van genetische
erfenis van onze voorouders. Charles Darwin stelde dat een natuurlijk selectieproces zorgt
voor kenmerken van een ras die kunnen worden aangepast aan de omgeving. Het
evolutionair perspectief leunt zwaar op de ethologie, de wetenschap die kijkt naar de
invloed van biologische kenmerken op gedrag.
Konrad Lorenz gaf aanleiding tot de studie naar aangeboren genetische patronen. Hierdoor
ontstond de gedragsgenetica. Hierin bestudeerd men de effecten van erfelijkheid op gedrag.
Zij proberen erachter te komen in hoeverre erfelijkheid door de omgeving is bepaald of die
kenmerken zich wel of niet manifesteren.

, 3. Belangrijke personen + hun theorie

1. De psychoanalytische theorie van Sigmund Freud
Deze theorie gaat ervan uit dat onbewuste krachten bepalend zijn voor iemands
persoonlijkheid en gedrag. Het bevat infantiele wensen, verlangens en behoeften die
vanwege hun verstorende aard afgesloten zijn van het bewustzijn. Volgens Freud heeft elk
persoonlijkheid drie aspecten: id, ego en superego.
Id: Het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat aanwezig
is bij de geboorte. Denk aan honger, seks, agressie en impulsen. Het heeft te maken met het
genotsprincipe.
Ego: Het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid. Het ego opereert vanuit het
realiteitsprincipe. Volgens Freud is een persoon in balans wanneer hij handelt vanuit het
ego.
Superego: Vertegenwoordigd iemands geweten. Men maakt het onderscheid tussen goed en
kwaad.
Verder ontwikkelde Freud een theorie over de manier waarop de persoonlijkheid zich tijdens
de kindertijd vormt. Volgens hem voltrekt de psychoseksuele ontwikkeling zich doordat
kinderen een aantal fasen doorlopen. Ieder kind maakt de ontwikkeling mee aan de hand
van deze fasen. Als er iets misgaat in een bepaalde fase kan dat leiden tot fixatie. Fixatie is
gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een onopgelost
conflict.
Freuds stadia van psychoseksuele ontwikkeling:
1. Oraal (geboorte tot 12-18 maanden): Kind heeft interesse in orale bevrediging door te
zuigen, eten, bewegen van de lippen, bijten
2. Anaal (12-18 maanden tot 3 jaar): Bijvoorbeeld zindelijkheidstraining
3. Fallisch (3 tot 5-6 jaar): Kind heeft interesse in de geslachtsdelen, identificeert zichzelf met
ouder van dezelfde sekse
4. Latentie (5-6 jaar tot adolescentie): Hierin is de seksualiteit grotendeels op de achtergrond
5. Genitaal (adolescentie tot volwassenheid): Hierin gaan volwassenen seksuele relaties aan
$6.64
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
Nicolejanssens

Get to know the seller

Seller avatar
Nicolejanssens Hogeschool Utrecht
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
3
Member since
5 year
Number of followers
1
Documents
7
Last sold
3 months ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions