1. Inleiding
Skelet à Axiale skelet = schedel, wervelkolom, benige thorax (= borstkas)
à Appendiculaire skelet = schoudergordel (bovenste ledematen), bekkengordel
(onderste ledematen)
In skelet = beenderen + kraakbenige structuren
à ligamenten = verbinding beenderen
à gewricht = beweging v beenderen tov elkaar toelaten
Gewricht = junctura = articulatio
Beenderige referentiepunten = zichtbare punten (structuren) of goed te lokaliseren via
palpatie
à om ligging, positie, verloop v structuren te beschrijven
à palpatie = voelen, aanraken
Bot = levend weefsel à Compact bot = substantia compacta = dense massa
à Spongieus bot = substantia spongiosa = netwerk v fijne
beenplaatjes
compact
(hard) bot spongieus
bot
beenvlies
gewrichts-
à structuur aanpassen naargelang kracht kraakbeen
à cellen, vezels, matrix
à verkalking v matrix = hard bot merg
bloed-
à vezels = elasticiteit vat
medullaire holte
groeischijf
,Onderverdeling beenderen = obv vorm
1) Lange pijpbeenderen
Bv. femur (dijbeen), humerus (bovenarm)
à diafyse = cilindervormige schacht
à epifyse = eigen verbeningscentrum, aan beide kanten v
diafyse
à epifysaire plaat = epifysair kraakbeen, groeischijf, tsn
diafyse en epifyse, start lengtegroei
à kraakbeencellen = delen tijdens
lengtegroei, epifysen verder v elkaar
à uitgeput = verdwijnen groeischijf =
gesloten groeischijf
à =/ lengtegroei
à mergholte = cavum medullare, in diafyse, bevat beenmerg
à rood BM = vorming bloedcellen, actief BM, thv sternum
(borstbeen), thv heupkam (crista iliaca in heupbeen)
à geel BM = vetweefsel, ++ hoe ouder je w
2) Korte pijpbeenderen
Bv. metacarpalen (vingers), metatarsalen (voeten)
à = opbouw lange pijpbeenderen
3) Platte beenderen
Bv. beenderen v schedeldak
à compact been = lamina interna & lamina externa
à spongieus been = diploë, tsn lagen compact been
4) Onregelmatige beenderen
Bv. beenderen v aangezichtsschedel, wervels, beenderen v hand- en voetwortel
,Beenvlies = periost/periosteum
à rond been
à stevig
à fibreus BW
à verbonden met been via vezels v Sharpey
à osteoblasten, osteoclasten = regeneratie + modellering
à ++ zenuwen & bloedvaten
!hyalien KB = avasculair =/ regeneratievermogen!
Ontwikkeling bot = 2 manieren
1) Endochondrale vorming
à vanuit kraakbenig voorstadium
à primordiale beenderen
2) Desmale/membraneuze vorming
à vanuit BW
à dekbeenderen
Latijnse benamingen
Caput = kop, hoofd
Collum = hals
Crista = spitse rand, kam
Eminentia = wat uitsteekt boven de omgeving
Facies = vlak, zijde
Foramen = opening
Fossa = grote indieping, min of meer afgerond
Fovea = lichte indieping
Hiatus = onderbreking, brede opening
Lamina = blad, platte beenlamel
Margo = rand, boord, marge
Meatus = doorgang
Processus = uitsteeksel
Recessus = blind eindigende gang of ruimte
Sinus = afgesloten holte
Spina = doorn, scherp eindigend uitsteeksel
Sulcus = groeve (eerder langwerpig)
Tuber = knobbel, afgeronde verhevenheid
Tuberculum = kleine knobbel (= verkleinwoord van tuber)
Tuberositas = ruwheid, ruwe verhevenheid
, 2. Het axiale skelet
2.1. De schedel (cranium)
Neurocranium = hersenschedel
Viscerocranium = aangezichtsschedel
Schedelholte (cavitas cranii, cavum cranii) = ruimte binnen schedel
à 3 schedelgroeven = 1) fossa cranii anterior
2) fossa cranii media
3) fossa cranii posterior
Schedeldak (calvaria) = bovenzijde v schedelholte
à platte beenderen uit membraneuze beenvorming
Schedelbasis = onderzijde v schedelholte
à membraneuze & endochondrale beenvorming