Week 1. Opsporing, controle en nemo-tenetur
Opsporing → Art. 132a Sv
1. Het onderzoek in verband met strafbare feiten;
2. Onder gezag van de officier van justitie;
3. Met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
→ Het bestaan van een verdachte/verdenking is hiervoor nog niet nodig!
Soorten opsporing
• Reactieve opsporing: de politie start pas met opsporing naar aanleiding van een verdenking.
• Proactieve opsporing: de politie gaat er zelf op uit, zonder vermoeden van een gepleegd strafbaar
feit. Hieronder valt ook de repressieve controle (= alcoholcontrole).
Toezicht = preventieve controle: controle op de naleving van vergunningen. Hieraan is vaak een
medewerkingsplicht verbonden.
Sfeerovergang: de overgang van de toezichts- in de opsporingsfase.
Voortgezette toepassing: switchen van wetgeving. Als de rechtmatige uitoefening van een wettelijke
bevoegdheid ertoe leidt dat aan de voorwaarden voor de toepassing van een andere bevoegdheid is
voldaan, mag ook die andere bevoegdheid worden uitgeoefend.
→ Dit kan ook samengaan met sfeerovergang.
Voorwaarden rechtmatige voortgezette toepassing:
1. HR Geweer: het strafbare feit waarvoor van wet wordt geswitcht moet per toeval worden ontdekt,
anders is er sprake van détournement de pouvoir.
2. HR Controle vs. Opsporing: de controlebevoegdheid mag niet uitsluitend ingezet zijn om
opsporingsbevoegdheden uit een andere wet in te zetten. De controlebevoegdheid moet mede zijn
ingezet met het doel om daadwerkelijk de bevoegdheid te gebruiken waarvoor deze is verleend.
3. HR Dynamische verkeerscontrole: zolang de controlebevoegdheid mede is uitgeoefend ter
controle, is die uitoefening rechtmatig.
Sfeercumulatie: het bestaan van een redelijk vermoeden dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan
een strafbaar feit (opsporingsfase) staat niet in de weg aan het uitoefenen van controlebevoegdheden
(toezicht), mits bij de aanwending van die bevoegdheden tegenover de verdachte de aan hem
toekomende waarborgen in acht worden genomen.
→ Let hierbij ook op HR Controle vs. Opsporing!
EHRM Funke: het nemo-teneturbeginsel is ingelezen in art. 6 EVRM en houdt in dat de verdachte niet
verplicht is om mee te werken aan zijn eigen veroordeling.
• EHRM Saunders: het nemo-teneturbeginsel strekt zich niet uit tot wilsonafhankelijk materiaal
(bloed, urine, documenten etc.) Ook verklaringen en materiaal die zijn verkregen vóór het ontstaan
van een verdenking en op grond van de medewerkingsplicht kunnen worden gezien als
wilsonafhankelijk materiaal. Dit mag dus wel gewoon gebruikt worden.
• Uitzonderingen:
- Als er bij documenten sprake is van een Fishing Expedition (de overheid weet niet zeker of de
documenten bestaan) dan worden deze beschouwd als wilsafhankelijk materiaal.
→ EHRM De Legé/Nederland: bewijsstukken mogen worden verkregen onder dreiging van
sancties.
- EHRM Jalloh: als wilsonafhankelijk materiaal wordt verkregen met een disproportionele mate
van dwang, is er ook sprake van een schending van het nemo-teneturbeginsel.
, → In HR Biomedische Smartphoneontgrendeling was geen sprake van een disproportionele
mate van dwang.
Week 2. Bijzondere opsporingsmethoden
Domeinen van opsporing
• Klassieke opsporing: er moet sprake zijn van een verdenking, niet van een specifieke verdachte.
→ Een MMA-melding (Meld Misdaad Anoniem) is hiervoor te karig. Deze moet dan wel geverifieerd
kunnen worden.
• Vroegsporing: een redelijk vermoeden dat in een georganiseerd verband misdrijven ex art. 67 lid 1
Sv worden beraamd of gepleegd en een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren (bijv. moord,
drugshandel, wapenhandel etc.)
• Aanwijzingen van terrorisme: Art. 83 Sr.
Bijzondere opsporingsmethoden
• Het opnemen van vertrouwelijke communicatie: met behulp van apparatuur wordt
communicatie tussen twee of meer personen opgenomen.
→ Een keylogger om bijv. mailcommunicatie op te nemen valt hier ook onder.
• Stelselmatige observatie: wanneer er een min of meer compleet beeld van bepaalde aspecten van
de verdachtes persoonlijke leven worden verkregen (HR Observatie).
• Het stelselmatig inwinnen van informatie door burgers (informanten): het verzamelen van
informatie met behulp van personen die directe contacten onderhouden met de verdachte. Zij
maken deel uit van een criminele groepering of hebben daartoe toegang.
• Stelselmatige inwinning van informatie door opsporingsambtenaren: er wordt actief
geïnterfereerd in het leven van de verdachte, zonder dat kenbaar is dat de opsporingsambtenaar als
zodanig optreedt.
→ HR Mr. Big Methode II: gesprekken met de verdachte door een informant mogen dus wel
plaatsvinden, maar die gesprekken mogen niet het karakter van een verhoor aannemen.
• Infiltratie: de politie neemt deel of verleent medewerking aan een groep van personen waarbinnen
redelijkerwijs kan worden vermoed dat misdrijven worden beraamd of gepleegd.
• Pseudokoop en -dienstverlening: de situatie waarin de opsporingsambtenaar/burger voorwendt
goederen te willen afnemen en tot afspraken komt met de verdachte, met de bedoeling in te grijpen
op het moment dat de verdachte tot aflevering overgaat.
→ Tallon-criterium (zowel bij infiltratie als bij pseudokoop en -dienstverlening): door zijn optreden
mag de opsporingsambtenaar/burger de betrokkene niet brengen tot andere strafbare feiten dan
waarop zijn opzet al tevoren was gericht.
• Hackbevoegdheid/onderzoek in een geautomatiseerd werk.
• Inkijkoperatie: het betreden van een plaats (m.u.v. woningen) om te observeren wat er ligt, het
nemen van een monster of het aanbrengen van apparatuur.
→ Dit middel richt zich tegen de gebruiker/eigenaar van de plaats, maar ook tegen degene wiens
spullen er opgeslagen liggen.
• Ontoegankelijkheidsmaking van gegevens (take down-bevel).
• Onderzoek van communicatie via een aanbieder van een communicatiedienst: het aftappen van
de telefoon, het internetverkeer en email.
HR Ruisstrategie: het melden van de fictieve buit heeft niet meer dan een beperkte inbreuk gemaakt op
de grondrechten van de verdachte en dus bood art. 3 Politiewet voldoende grondslag voor toepassing
van de ruisstrategie.
Opsporing → Art. 132a Sv
1. Het onderzoek in verband met strafbare feiten;
2. Onder gezag van de officier van justitie;
3. Met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
→ Het bestaan van een verdachte/verdenking is hiervoor nog niet nodig!
Soorten opsporing
• Reactieve opsporing: de politie start pas met opsporing naar aanleiding van een verdenking.
• Proactieve opsporing: de politie gaat er zelf op uit, zonder vermoeden van een gepleegd strafbaar
feit. Hieronder valt ook de repressieve controle (= alcoholcontrole).
Toezicht = preventieve controle: controle op de naleving van vergunningen. Hieraan is vaak een
medewerkingsplicht verbonden.
Sfeerovergang: de overgang van de toezichts- in de opsporingsfase.
Voortgezette toepassing: switchen van wetgeving. Als de rechtmatige uitoefening van een wettelijke
bevoegdheid ertoe leidt dat aan de voorwaarden voor de toepassing van een andere bevoegdheid is
voldaan, mag ook die andere bevoegdheid worden uitgeoefend.
→ Dit kan ook samengaan met sfeerovergang.
Voorwaarden rechtmatige voortgezette toepassing:
1. HR Geweer: het strafbare feit waarvoor van wet wordt geswitcht moet per toeval worden ontdekt,
anders is er sprake van détournement de pouvoir.
2. HR Controle vs. Opsporing: de controlebevoegdheid mag niet uitsluitend ingezet zijn om
opsporingsbevoegdheden uit een andere wet in te zetten. De controlebevoegdheid moet mede zijn
ingezet met het doel om daadwerkelijk de bevoegdheid te gebruiken waarvoor deze is verleend.
3. HR Dynamische verkeerscontrole: zolang de controlebevoegdheid mede is uitgeoefend ter
controle, is die uitoefening rechtmatig.
Sfeercumulatie: het bestaan van een redelijk vermoeden dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan
een strafbaar feit (opsporingsfase) staat niet in de weg aan het uitoefenen van controlebevoegdheden
(toezicht), mits bij de aanwending van die bevoegdheden tegenover de verdachte de aan hem
toekomende waarborgen in acht worden genomen.
→ Let hierbij ook op HR Controle vs. Opsporing!
EHRM Funke: het nemo-teneturbeginsel is ingelezen in art. 6 EVRM en houdt in dat de verdachte niet
verplicht is om mee te werken aan zijn eigen veroordeling.
• EHRM Saunders: het nemo-teneturbeginsel strekt zich niet uit tot wilsonafhankelijk materiaal
(bloed, urine, documenten etc.) Ook verklaringen en materiaal die zijn verkregen vóór het ontstaan
van een verdenking en op grond van de medewerkingsplicht kunnen worden gezien als
wilsonafhankelijk materiaal. Dit mag dus wel gewoon gebruikt worden.
• Uitzonderingen:
- Als er bij documenten sprake is van een Fishing Expedition (de overheid weet niet zeker of de
documenten bestaan) dan worden deze beschouwd als wilsafhankelijk materiaal.
→ EHRM De Legé/Nederland: bewijsstukken mogen worden verkregen onder dreiging van
sancties.
- EHRM Jalloh: als wilsonafhankelijk materiaal wordt verkregen met een disproportionele mate
van dwang, is er ook sprake van een schending van het nemo-teneturbeginsel.
, → In HR Biomedische Smartphoneontgrendeling was geen sprake van een disproportionele
mate van dwang.
Week 2. Bijzondere opsporingsmethoden
Domeinen van opsporing
• Klassieke opsporing: er moet sprake zijn van een verdenking, niet van een specifieke verdachte.
→ Een MMA-melding (Meld Misdaad Anoniem) is hiervoor te karig. Deze moet dan wel geverifieerd
kunnen worden.
• Vroegsporing: een redelijk vermoeden dat in een georganiseerd verband misdrijven ex art. 67 lid 1
Sv worden beraamd of gepleegd en een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren (bijv. moord,
drugshandel, wapenhandel etc.)
• Aanwijzingen van terrorisme: Art. 83 Sr.
Bijzondere opsporingsmethoden
• Het opnemen van vertrouwelijke communicatie: met behulp van apparatuur wordt
communicatie tussen twee of meer personen opgenomen.
→ Een keylogger om bijv. mailcommunicatie op te nemen valt hier ook onder.
• Stelselmatige observatie: wanneer er een min of meer compleet beeld van bepaalde aspecten van
de verdachtes persoonlijke leven worden verkregen (HR Observatie).
• Het stelselmatig inwinnen van informatie door burgers (informanten): het verzamelen van
informatie met behulp van personen die directe contacten onderhouden met de verdachte. Zij
maken deel uit van een criminele groepering of hebben daartoe toegang.
• Stelselmatige inwinning van informatie door opsporingsambtenaren: er wordt actief
geïnterfereerd in het leven van de verdachte, zonder dat kenbaar is dat de opsporingsambtenaar als
zodanig optreedt.
→ HR Mr. Big Methode II: gesprekken met de verdachte door een informant mogen dus wel
plaatsvinden, maar die gesprekken mogen niet het karakter van een verhoor aannemen.
• Infiltratie: de politie neemt deel of verleent medewerking aan een groep van personen waarbinnen
redelijkerwijs kan worden vermoed dat misdrijven worden beraamd of gepleegd.
• Pseudokoop en -dienstverlening: de situatie waarin de opsporingsambtenaar/burger voorwendt
goederen te willen afnemen en tot afspraken komt met de verdachte, met de bedoeling in te grijpen
op het moment dat de verdachte tot aflevering overgaat.
→ Tallon-criterium (zowel bij infiltratie als bij pseudokoop en -dienstverlening): door zijn optreden
mag de opsporingsambtenaar/burger de betrokkene niet brengen tot andere strafbare feiten dan
waarop zijn opzet al tevoren was gericht.
• Hackbevoegdheid/onderzoek in een geautomatiseerd werk.
• Inkijkoperatie: het betreden van een plaats (m.u.v. woningen) om te observeren wat er ligt, het
nemen van een monster of het aanbrengen van apparatuur.
→ Dit middel richt zich tegen de gebruiker/eigenaar van de plaats, maar ook tegen degene wiens
spullen er opgeslagen liggen.
• Ontoegankelijkheidsmaking van gegevens (take down-bevel).
• Onderzoek van communicatie via een aanbieder van een communicatiedienst: het aftappen van
de telefoon, het internetverkeer en email.
HR Ruisstrategie: het melden van de fictieve buit heeft niet meer dan een beperkte inbreuk gemaakt op
de grondrechten van de verdachte en dus bood art. 3 Politiewet voldoende grondslag voor toepassing
van de ruisstrategie.