,Longen
Belangrijke parameters bij spirometrie:
1. FVC (Forced Vital Capacity): Dit is het totale volume lucht dat je
na een maximale inademing geforceerd kunt uitademen. Een
verlaagde FVC kan wijzen op restrictieve longaandoeningen, waarbij
de longen minder goed kunnen uitzetten, zoals bij longfibrose.
2. FEV1 (Forced Expiratory Volume in 1 second): Dit meet
hoeveel lucht je in de eerste seconde van een geforceerde
uitademing kunt uitblazen. Het wordt vaak gebruikt om obstructieve
longziekten zoals astma of COPD te beoordelen. Bij obstructieve
aandoeningen is de FEV1 vaak verlaagd door vernauwing van de
luchtwegen.
3. FEV1/FVC-ratio: Deze verhouding geeft aan hoeveel van je totale
uitgeademde lucht (FVC) in de eerste seconde wordt uitgeademd
(FEV1). Een verlaagde ratio (onder 0,7) kan wijzen op obstructieve
longziekten zoals COPD.
4. PEF (Peak Expiratory Flow): Dit is de maximale snelheid
waarmee lucht kan worden uitgeademd. Het is een indicator van de
mate van luchtwegobstructie.
Interpretatie:
Obstructieve longziekten: Bijvoorbeeld COPD en astma. Hierbij is
de FEV1 verlaagd, terwijl de FVC normaal of licht verlaagd kan zijn,
en de FEV1/FVC-ratio vaak onder de 0,7 ligt.
Restrictieve longziekten: Bijvoorbeeld longfibrose. Hier is zowel
de FEV1 als de FVC verlaagd, maar de FEV1/FVC-ratio blijft vaak
normaal of zelfs verhoogd.
,Anatomie
Luchtwegen zijn onder te verdelen in bovenste en onderste luchtwegen. De
scheiding zit op de overgang van de larynx naar de trachea.
Thorax
Cilindervormige structuur, wordt door spieren botstructuren omgeven. Aan de
craniale zijde open, caudaal door het diafragma begrensd.
De ribben, sternum en wervelkolom vormen de benigne thorax.
Thoraxwand
Bestaat van lateraal naar mediaal uit:
1. Cutis (huid)
2. Subcutis
3. M. serratus anterior
4. M. intercostalis externus
5. M intercostalis internus
6. Fascia endothoracica
7. Pleura parietalis
Pleurale ruimtes
De thorax wordt onderverdeeld in een linker pleurale ruimte en een rechter
pleurale ruimte (cavitas pleuralis) en het mediastinum. De pleurale ruimtes
bevatten de longen en zijn aan de buitenzijde begrensd door de pleura parietalis.
De pleura parietalis is onder te verdelen in de pars mediastinalis, pars costalis,
pars cervicalis en pars diafragmatica.
Direct op de longen licht de pleura
visceralis.
Doordat de interpleurale ruimte
ongeveer 5 millimeter pleuravocht
bevat, kunnen de pleurae over elkaar
heen wrijven en is er nauwelijks
wrijving. De interpleurale ruimte maakt
, volume-expansie van de long mogelijk en bevat vier recessi die dienen als extra
ruimte voor de longen tijdens de diepe inspiratie.
Mediastinum
Het mediastinum is de ruimte die beide pleurale ruimtes van elkaar
scheidt.
Diafragma
De thorax wordt caudaal (aan de onderkant) begrensd door het
diafragma, een grote spier die de thorax scheidt van het abdomen. Het
diafragma heeft een centrale peesplaat (aponeurose): het centrum
tendium.
De insertie (het aanhechtingspunt van de spier dat bij contractie
beweegt), is in dit geval het centrum tendium van het diafragma zelf.
Er zijn drie grote hiaten in het diafragma waar structuren doorheen lopen:
Hiatus oesofagus, door constrictie van het diafragma kan worden
voorkomen dat voedsel van de maag terugstroomt naar de
oesofagus
Hiatus aorticus, waardoor de aorta het abdomen binnentreedt
Foramen venae cavae, waar de vena cava inferior doorheen loopt.
Deze bevindt zich in het centrum tendineum om constrictie te
voorkomen.
Onderste luchtwegen
Deze beginnen op de plek waar de
larynx overgaat in de trachea en
worden gevormd door een netwerk van
buisstructuren die zich van de trachea
naar distaal vertakken.
De long kent ongeveer 24
Belangrijke parameters bij spirometrie:
1. FVC (Forced Vital Capacity): Dit is het totale volume lucht dat je
na een maximale inademing geforceerd kunt uitademen. Een
verlaagde FVC kan wijzen op restrictieve longaandoeningen, waarbij
de longen minder goed kunnen uitzetten, zoals bij longfibrose.
2. FEV1 (Forced Expiratory Volume in 1 second): Dit meet
hoeveel lucht je in de eerste seconde van een geforceerde
uitademing kunt uitblazen. Het wordt vaak gebruikt om obstructieve
longziekten zoals astma of COPD te beoordelen. Bij obstructieve
aandoeningen is de FEV1 vaak verlaagd door vernauwing van de
luchtwegen.
3. FEV1/FVC-ratio: Deze verhouding geeft aan hoeveel van je totale
uitgeademde lucht (FVC) in de eerste seconde wordt uitgeademd
(FEV1). Een verlaagde ratio (onder 0,7) kan wijzen op obstructieve
longziekten zoals COPD.
4. PEF (Peak Expiratory Flow): Dit is de maximale snelheid
waarmee lucht kan worden uitgeademd. Het is een indicator van de
mate van luchtwegobstructie.
Interpretatie:
Obstructieve longziekten: Bijvoorbeeld COPD en astma. Hierbij is
de FEV1 verlaagd, terwijl de FVC normaal of licht verlaagd kan zijn,
en de FEV1/FVC-ratio vaak onder de 0,7 ligt.
Restrictieve longziekten: Bijvoorbeeld longfibrose. Hier is zowel
de FEV1 als de FVC verlaagd, maar de FEV1/FVC-ratio blijft vaak
normaal of zelfs verhoogd.
,Anatomie
Luchtwegen zijn onder te verdelen in bovenste en onderste luchtwegen. De
scheiding zit op de overgang van de larynx naar de trachea.
Thorax
Cilindervormige structuur, wordt door spieren botstructuren omgeven. Aan de
craniale zijde open, caudaal door het diafragma begrensd.
De ribben, sternum en wervelkolom vormen de benigne thorax.
Thoraxwand
Bestaat van lateraal naar mediaal uit:
1. Cutis (huid)
2. Subcutis
3. M. serratus anterior
4. M. intercostalis externus
5. M intercostalis internus
6. Fascia endothoracica
7. Pleura parietalis
Pleurale ruimtes
De thorax wordt onderverdeeld in een linker pleurale ruimte en een rechter
pleurale ruimte (cavitas pleuralis) en het mediastinum. De pleurale ruimtes
bevatten de longen en zijn aan de buitenzijde begrensd door de pleura parietalis.
De pleura parietalis is onder te verdelen in de pars mediastinalis, pars costalis,
pars cervicalis en pars diafragmatica.
Direct op de longen licht de pleura
visceralis.
Doordat de interpleurale ruimte
ongeveer 5 millimeter pleuravocht
bevat, kunnen de pleurae over elkaar
heen wrijven en is er nauwelijks
wrijving. De interpleurale ruimte maakt
, volume-expansie van de long mogelijk en bevat vier recessi die dienen als extra
ruimte voor de longen tijdens de diepe inspiratie.
Mediastinum
Het mediastinum is de ruimte die beide pleurale ruimtes van elkaar
scheidt.
Diafragma
De thorax wordt caudaal (aan de onderkant) begrensd door het
diafragma, een grote spier die de thorax scheidt van het abdomen. Het
diafragma heeft een centrale peesplaat (aponeurose): het centrum
tendium.
De insertie (het aanhechtingspunt van de spier dat bij contractie
beweegt), is in dit geval het centrum tendium van het diafragma zelf.
Er zijn drie grote hiaten in het diafragma waar structuren doorheen lopen:
Hiatus oesofagus, door constrictie van het diafragma kan worden
voorkomen dat voedsel van de maag terugstroomt naar de
oesofagus
Hiatus aorticus, waardoor de aorta het abdomen binnentreedt
Foramen venae cavae, waar de vena cava inferior doorheen loopt.
Deze bevindt zich in het centrum tendineum om constrictie te
voorkomen.
Onderste luchtwegen
Deze beginnen op de plek waar de
larynx overgaat in de trachea en
worden gevormd door een netwerk van
buisstructuren die zich van de trachea
naar distaal vertakken.
De long kent ongeveer 24