Goederenrecht Hoorcolleges
Week 1 – Algemene goederenrechtelijke leerstukken - Bezit en eigendom
Vermogensrecht
Verbintenissenrecht: verbintenissen uit de wet & uit een rechtshandeling
- Verhouding van persoon tot persoon: relaties tussen partijen
- Semi-open systeem in beginsel regelend recht: partij autonomie staat centraal. Rechten en
plichten in grote mate zelf organiseren.
- Bestaan en inhoud schulden & vorderingsrechten
Goederenrecht: regels over eigendom en vermogen
- Verhouding van persoon tot goed: relatie tussen persoon en een goed.
- Gesloten systeem in beginsel dwingend recht: rechten die personen kunnen hebben in relatie
tot goederen worden primair door de wet bepaald.
- Wie is op welk moment in tijd, eigenaar, bezitter, houder, beperkt gerechtigde.
Verbintenissenrecht v. goederenrecht: stel er is een koopovereenkomst tussen twee partijen, de koper
en de verkoper. Dit leidt tot twee verbintenissen:
- De betaling van de koopprijs (betaling). In deze verbintenis is de koper debiteur (schuldenaar)
en de verkoper crediteur (schuldeiser).
- De overdracht van de zaak (levering). In deze verbintenis is de koper crediteur (schuldeiser)
en de verkoper debiteur (schuldenaar).
8 beginselen van goederenrecht
1. Droit de suite/zaaksgevolg (HR Blaauwboer/Berlips): als een beperkt recht is gevestigd op een
goed, blijft het beperkt recht op het goed rusten, ook als het moederrecht wordt overgedragen.
2. Numerus clausus (HR Blaauwboer/Berlips): partijen kunnen slechts goederenrechtelijke
rechten creëren die expliciet in de wet zijn vastgelegd. Het aantal genoemde rechten in de wet
zijn beperkt (typenzwang). Typenfixierung houdt in dat een door partijen creëert recht alleen
als goederenrechtelijk kan worden aangemerkt wanneer het voldoet aan de wettelijke
definities van dergelijke rechten.
3. Eenheid van goed (art. 3:3, 3:4, 5:3, 5:20 BW): een goed/object wordt altijd als eenheid
beschouwt. Er kan onder andere gekeken worden naar de verkeersopvattingen.
4. Dispositievrijheid (eigendom, beschikkingsbevoegdheid): de rechthebbende heeft de vrijheid
om zelf te bepalen op welke manier hij over zijn goederen beschikt. Beschikkingsbevoegdheid
betekent dat iemand bevoegd is om het goed te vervreemden (het veranderen van de eigenaar
van het goed) en te bezwaren (een beperkt recht vestigen op een zaak).
5. Publiciteitsbeginsel: goederrechtelijke rechten moeten voldoende kenbaar zijn voor derden.
6. Nemo plus beginsel: niemand kan meer overdragen aan een ander dan hij zelf heeft. Je kunt
niet meer krijgen dan je rechtsvoorganger had. Uitzonderingen zijn art. 3:86 BW
(overeenkomst anders dan om niet waarbij verkrijger te goeder trouw is) en art. 3:88 (een
gestolen goed dat verkregen is in een winkel).
7. Prior tempore, potior iure (prioriteitsbeginsel): de verkrijger van het oudere recht kan aan de
verkrijger van het jongere tegenwerpen dat de vervreemder ten aanzien van de tweede
overdracht of vestiging (gedeeltelijk) beschikkingsonbevoegd was. Het oudere
goederenrechtelijke recht gaat voor de jongere.
8. Materiele verhaalsbevoegdheid (art. 3:276 BW) het ten uitvoer leggen van bepaalde rechten of
claims wordt geregeld in het goederenrecht.
Goederen (art. 3:1 BW):
Zaken (art. 3:2 BW): voor menselijke beheersing vatbaar (niet de zee en de lucht) en stoffelijk (niet
ideeën, elektriciteit en Netflix-abonnement)
- Onroerende zaken, registergoed (art. 3:3 lid 1 BW):
, - Roerende zaken, niet-registergoed (art. 3:3 lid 2 BW): alle zaken die niet onroerend zijn. Deze
kunnen meestal in eigendom worden overgedragen door bezitsverschaffing.
- Roerende zaken, registergoed: goederen voor welke overdracht of vestiging inschrijving in
daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is (art. 3:10 BW), vliegtuigen, grote
schepen.
Moederrecht: eigendom (eigenaar). Meest omvattende recht ten aanzien van zaken.
Vermogensrechten (art. 3:6 BW): goederen dat niet zaken zijn. Ofwel overdraagbaar of in geld
waardeerbaar. Veel ruimer.
- Vorderingsrechten: vordering op een ander tot betaling tot een geldsom
- Andere vermogensrechten (IE-rechten): auteursrecht
Rechthebbendheid (rechthebbende zijn op het vorderingsrecht). Heeft meest omvattende recht ten
aanzien van vermogensrecht.
Verkrijging: gesloten systeem
Derivatief: de verkrijger verkrijgt een recht dat is afgeleid van een vorige eigenaar.
Onderscheid opvolging onder algemene en bijzondere titel (art. 3:80 BW)
- Algemene titel: sprake van opvolging in een geheel of evenredig deel van vermogen. Alle
rechten en verplichten verkrijgen en dit gaat van rechtswege over. Opvolger ontvangt de voor
overgang vatbare rechten (ook de schulden).
Limitatief in de wet (art. 3:80 lid 2 BW): erfopvolging (vermogen van erflater gaat over op
erfgenaam), boedelmening fusie (rechtspersonen die samengaan en vermogen gaat samen),
splitsing, afwikkeling.
- Bijzondere titel: gaat vaak om een specifiek goed. Opvolger ontvangt enkel de actieve zijde
(de rechten) en niet de plichten (HR Blaauwboer/Berlips-arrest).
Art. 3:80 lid 3, art. 3:99 en 3:105 jo 3:306 BW
Bijvoorbeeld: overdracht (van een bijzonder goed) en verjaring.
Bezit (art. 3:107 lid 1jo. 3:108 BW)
Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. Voor een ander houden dan ben je houder. Afleiden uit
verkeersopvattingen (op grond van uiterlijke feiten) en rechtsverhouding. Het bezitsvermoeden (art.
3:109 BW) betekent dat wie een goed houdt wordt vermoed het voor zichzelf te houden.
Functies:
- Politionele functie: als bezitter kan je je bezit ook terughalen en zorgen dat anderen niet aan
jou bezit komen (art. 3:125 BW)
- Processuele functie: bezitter van een goed wordt vermoed de rechthebbende te zijn (art. 3:119
BW). Degene die de zaak onder zich heeft geniet bewijsrechtelijke voordelen.
- Leveringsvorm: bezitsverschaffing is nodig om goederen te kunnen leveren (art. 3:90 BW)
- Verkrijging door verjaring: door bezit zaken of goederen verkrijgen, eigenaar of
rechthebbende worden (art. 3:99 BW)
- Vergoedingsrechten (recht op vergoedingen als eigenaar), aansprakelijkheid (als bezitter ben je
ook aansprakelijk wegens derden)
Bezit te goeder trouw: art. 3:118 lid 3 (subjectief + objectief ex art. 3:11 BW): een bezitter is te goeder
trouw wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijze als zodanig mocht
beschouwen. Eenmaal te goeder trouw dan wordt de bezitter geacht dit te blijven. Goede trouw wordt
vermoed aanwezig te zijn; het ontbreken moet bewezen worden (de ander heeft de stelplicht en
bewijslast).
Verkrijging van bezit (art. 3:112 BW)
1. Inbezitneming/occupatie: art. 3:113 BW: in bezit nemen door feitelijke macht te verschaffen. Enkele
machtsuitoefening is niet voldoende. Jegens een ander, ondubbelzinnig laten zien dat jij het goed voor
jezelf houdt (HR-landjepik).
2. Overdracht (leveringshandeling ex art. 3:90 lid 1 BW):
3. Algemene titel
Verkrijging door verjaring: tijdsverloop waarin iemand eigenaar is geworden
,1. verkrijgende (acquisitieve) verjaring:
- Art. 3:99 lid 1 BW: bezitter te goeder trouw (art. 3:11 BW) verkrijgt goed na bepaalde
tijdsperiode bij onafgebroken bezit:
-voor roerende zaken, niet registergoederen: 3 jaar
-voor andere goederen: 10 jaar
2. bevrijdende (extinctieve) verjaring
- Art. 3:105 lid 1 BW: bezitter verkrijgt goed door verjaring van de rechtsvordering tot
beëindiging van het bezit, ook bij bezit niet te goeder trouw: geen onafgebroken bezit vereist.
- Art. 3:306 BW: verjaringstermijn van 20 jaar
Art. 3:314 lid 2 BW: aanvang verjaringstermijn
-HR Landjepik I (2017)
Eigendom (art. 5:1 lid 1 BW)
Eigendom is het meest omvattende recht op een zaak. Eigenaar van zaak wordt eigenaar van
(natuurlijke) vruchten (art. 5:1 lid 3 jo art. 3:9 lid 1 BW). Eigenaar van zaak is bevoegd tot
opeising/revindicatie (art. 5:2 BW)
Eigenaar is ook eigenaar van bestanddelen (art. 5:3 BW) natrekking:
- Roerend (art. 5:14 BW) bij aanmerkelijk waardeverschil, verkeersopvatting:
bestanddeelvorming (lid 3), gemeenschap (lid 2).
- Onroerend (art. 5:20 BW) verticale natrekking: de eigenaar van de grond is ook eigenaar
van alle gebouwen en werken die duurzaam met de grond verenigd zijn.
-Natrekking bij gebouwen en werken duurzaam met de grond verenigd (art. 3:3 lid 1)
kenbare bedoeling (HR Portacabin 1997)
Maar: opstalrecht (iemand is eigenaar van grond en iemand anders eigenaar van huis erop, art.
5:101 BW), mijnbouwwet, horizontale natrekking (art. 5:20 lid 1 onder e laatste zin BW),
aanlegger netwerk (art. 5:20 lid 2 BW)
Bestanddeel (art. 3:4 BW):
- Ideëele bestanddeelvorming: of een zaak bestanddeel is van een andere zaak wordt beoordeeld
aan de hand van verkeersopvattingen (art. 3:4 lid 1) afstemmingscriterium (de zaak en het
bestanddeel zijn in constructief opzicht op elkaar afgestemd) en
voltooiingscriterium/compleetheidscriterium (bij het ontbreken van het bestanddeel wordt de
zaak als incompleet beschouwd) (HR Depex/curatoren Bergel 1991)
- Fysieke bestanddeelvorming: het is niet mogelijk om het bestanddeel van de hoofdzaak los te
maken zonder dat er beschadiging van betekenis is (art. 3:4 lid 2) fysiek criterium (HR
Glencore II 2020). Of onevenredige inspanning en kosten.
Glencore II: lid 1 en 2 uit art. 3:4 BW zijn alternatieve criteria. Als er aan het fysieke criterium
voldaan is hoeft niet gekeken te worden naar ideële bestanddeelvorming.
Originaire verkrijging: het recht ontstaat nieuw bij de verkrijger.
1. Occupatie:
- Inbezitneming en eigenaar worden van een zaak die van niemand is. Bijvoorbeeld zaken die
bij het vuilnis worden gezet, er wordt door iemand afstand gedaan en dan is het van niemand.
Dit kan alleen bij roerende zaken, onroerende zaken zijn altijd van iemand.
2. Natrekking: art. 5:3, 3:4 en 5:14 lid 3 BW + HR Depex/curatoren en HR Glencore II.
3. Vermenging: art. 5:15 BW vgl. natrekking of art. 3:109 jo 3:119 BW.
- Oneigenlijke vermenging: wanneer iemand een roerende zaak van een ander onder zich neemt
en deze zaak niet geïndividualiseerd kan worden door unieke kenmerken, kan er sprake zijn
van oneigenlijke vermenging met andere zaken van hetzelfde type. De zaken kan je wel, maar
je kan niet meer zeggen wat van wie is (briefjes van 10 euro). Het rechtsgevolg is hetzelfde,
maar de route is anders. HR teixeira de Mattos 1968
4. Zaaksvorming: Art. 5:16 BW:
- Art. 5:16 lid 1: wanneer iemand van meerdere roerende zaken een nieuwe zaak maakt, wordt
die persoon niet automatisch de eigenaar van de nieuwe zaak. De eigenaar van de
oorspronkelijke zaken blijft de eigenaar van de nieuw gevormde zaak. Als de oorspronkelijke
zaken meerdere eigenaren hebben ontstaat er gezamenlijk eigendom van de nieuwe zaak.
, - Art. 5:16 lid 2: er ontstaat een nieuwe zaak. Als iemand een nieuwe zaak voor zichzelf maakt,
dan is de nieuwe zaak eigendom van degene die de zaak maakt. Zelfs als de grondstoffen
bijvoorbeeld eigenlijk van iemand anders zijn. Het is een strak criterium, want het gevolg is
ingrijpend, want iemand verliest eigendom en iemand anders wordt eigenaar.
-HR Kuikenbroederij 1995
Arresten week 1
Blaauwboer/Berlips
Casus: blaauboer koopt bij een publieke veilig dertig percelen grond van Berlips. Berlips heeft
afgesproken met Blaauboer bij de verkoop om de weg tussen de percelen, waarvan de broers eigenaar
waren, als openbare weg te bestraten ten behoeve van de verkochte percelen. Berlips verkoopt de
tussenliggende strook grond later aan Maks. De bestrating van de tussenliggende grond blijft uit en
Blaauboer stelt een schadevergoedingsvordering in tegen Berlips. Berlips verweert zich tegen
aansprakelijkheid omdat het desbetreffende grond verkocht en overgedragen is aan Maks. Berlips
vindt dus dat Blaauboer Maks aansprakelijk moet stellen.
Hoge raad: oordeelt van niet, het schuldeigenaarschap gaat niet over bij overdracht. De verbintenis
heeft niets te maken met de eigendom van de grond. Berlips is door de verkoop en overdracht van de
strook weg niet bevrijd van zijn verbintenis. Een opvolger onder bijzondere titel is niet gebonden aan
persoonlijke afspraken die zijn voorganger heeft gemaakt. De voorganger blijft na overgang dus
gebonden. Berlips is dus nog steeds gebonden aan de afspraak met Blaauboer om de strook grond te
bestraten.
Standaardarrest derdenbedingen: bij verbintenissen die betrekking hebben op een goed gaat wel de
actieve zijde (het vorderingsrecht), maar niet de passieve zijde (de schuld) over op degene die dat goed
onder bijzondere titel verkrijgt. Persoonlijke verbintenissen kunnen het eigendomsrecht niet beperken,
zodat zij evenmin bij overgang van dat eigendomsrecht op de nieuwe eigenaar rechtswege overgaan
(de afspraak volgt de zaak niet). Dit is de hoofdregel, er zijn tegenwoordig veel uitzonderingen.
HR Teixeira de Mattos
Casus: deze zaak gaat over bewaarneming van waardepapieren. De bank Teixeira heeft verschillende
toonderaandelen in open bewaring genomen, de aandelen aan toonder die de klanten in bewaring
hebben gegeven worden in een kluis gedaan zonder dat elke klant een eigen, afgesloten kluisje krijgt.
Dit zorgt voor het risico dat de eigenaar zijn eigendomsrecht van zijn toonderstuk niet kan aantonen,
als ze bijvoorbeeld een identiek uiterlijk hebben en niet gescheiden van elkaar worden opgeborgen.
Daarom hebben de aandelen in regel een uniek volgnummer op de voorzijde, de bewaarnemer hoort
hier aantekening van te maken, zodat de klant aan de hand van het volgnummer zijn eigendomsrecht
kan uitoefenen. Teixeira gaat failliet. In de kluis werden toen verschillende toonderaandelen van
NILLMIJ gevonden. De bewaargevers van de NILLMIJ gaan naar de bank toe om deze
toonderaandelen te revindiceren. De bank heeft de volgnummers echter niet genoteerd en er valt niet te
achterhalen van wie welk aandeel is. Curatoren stellen dat niet kan worden vastgesteld dat deze
toonderaandelen aan de NILLMIJ toebehoren en dus ook niet kan worden gezegd dat de bank houder
is voor deze rechthebbenden.
Rechtsvraag: wat als de zaak het volgnummer niet noteert en de klant niet kan bewijzen welk aandeel
in de kluis van hem is?
Hoge raad: voor alle roerende zaken van belang. Wanneer iemand een roerende zaak van een ander
onder zich neemt en deze zaak niet geïndividualiseerd kan worden door unieke kenmerken
(soortzaken), kan vermenging optreden met andere zaken van identieke kenmerken (niet hetzelfde als
vermenging art. 5:15 BW). Dit gaat om oneigenlijke vermenging. Hiervoor zijn geen bijzondere
regels, dus algemene regels over verkrijging, bezit, houderschap en bewijslastverdeling worden
toegepast. Degene die een zaak onder zich heeft geniet bewijsrechtelijke voordelen (processuele
functie van bezit). Wie in een procedure eigendom opeist van een ander (revindicatie) moet de feiten
zien te bewijzen die de revindicatie kan ondersteunen. De persoon die de zaak onder zich heeft, heeft
hier bewijsvoordeel, hij wordt vermoed het voorzichzelf te houden (art. 3:109) en dus vermoed
bezitter te zijn (art. 3:107, dan vermoed bezitter te goeder trouw te zijn (art. 3:118 lid 3 BW), terwijl
hij als bezitter ook nog eens vermoed eigenaar te zijn (art. 3:119 lid 1 BW), alles behouden
Week 1 – Algemene goederenrechtelijke leerstukken - Bezit en eigendom
Vermogensrecht
Verbintenissenrecht: verbintenissen uit de wet & uit een rechtshandeling
- Verhouding van persoon tot persoon: relaties tussen partijen
- Semi-open systeem in beginsel regelend recht: partij autonomie staat centraal. Rechten en
plichten in grote mate zelf organiseren.
- Bestaan en inhoud schulden & vorderingsrechten
Goederenrecht: regels over eigendom en vermogen
- Verhouding van persoon tot goed: relatie tussen persoon en een goed.
- Gesloten systeem in beginsel dwingend recht: rechten die personen kunnen hebben in relatie
tot goederen worden primair door de wet bepaald.
- Wie is op welk moment in tijd, eigenaar, bezitter, houder, beperkt gerechtigde.
Verbintenissenrecht v. goederenrecht: stel er is een koopovereenkomst tussen twee partijen, de koper
en de verkoper. Dit leidt tot twee verbintenissen:
- De betaling van de koopprijs (betaling). In deze verbintenis is de koper debiteur (schuldenaar)
en de verkoper crediteur (schuldeiser).
- De overdracht van de zaak (levering). In deze verbintenis is de koper crediteur (schuldeiser)
en de verkoper debiteur (schuldenaar).
8 beginselen van goederenrecht
1. Droit de suite/zaaksgevolg (HR Blaauwboer/Berlips): als een beperkt recht is gevestigd op een
goed, blijft het beperkt recht op het goed rusten, ook als het moederrecht wordt overgedragen.
2. Numerus clausus (HR Blaauwboer/Berlips): partijen kunnen slechts goederenrechtelijke
rechten creëren die expliciet in de wet zijn vastgelegd. Het aantal genoemde rechten in de wet
zijn beperkt (typenzwang). Typenfixierung houdt in dat een door partijen creëert recht alleen
als goederenrechtelijk kan worden aangemerkt wanneer het voldoet aan de wettelijke
definities van dergelijke rechten.
3. Eenheid van goed (art. 3:3, 3:4, 5:3, 5:20 BW): een goed/object wordt altijd als eenheid
beschouwt. Er kan onder andere gekeken worden naar de verkeersopvattingen.
4. Dispositievrijheid (eigendom, beschikkingsbevoegdheid): de rechthebbende heeft de vrijheid
om zelf te bepalen op welke manier hij over zijn goederen beschikt. Beschikkingsbevoegdheid
betekent dat iemand bevoegd is om het goed te vervreemden (het veranderen van de eigenaar
van het goed) en te bezwaren (een beperkt recht vestigen op een zaak).
5. Publiciteitsbeginsel: goederrechtelijke rechten moeten voldoende kenbaar zijn voor derden.
6. Nemo plus beginsel: niemand kan meer overdragen aan een ander dan hij zelf heeft. Je kunt
niet meer krijgen dan je rechtsvoorganger had. Uitzonderingen zijn art. 3:86 BW
(overeenkomst anders dan om niet waarbij verkrijger te goeder trouw is) en art. 3:88 (een
gestolen goed dat verkregen is in een winkel).
7. Prior tempore, potior iure (prioriteitsbeginsel): de verkrijger van het oudere recht kan aan de
verkrijger van het jongere tegenwerpen dat de vervreemder ten aanzien van de tweede
overdracht of vestiging (gedeeltelijk) beschikkingsonbevoegd was. Het oudere
goederenrechtelijke recht gaat voor de jongere.
8. Materiele verhaalsbevoegdheid (art. 3:276 BW) het ten uitvoer leggen van bepaalde rechten of
claims wordt geregeld in het goederenrecht.
Goederen (art. 3:1 BW):
Zaken (art. 3:2 BW): voor menselijke beheersing vatbaar (niet de zee en de lucht) en stoffelijk (niet
ideeën, elektriciteit en Netflix-abonnement)
- Onroerende zaken, registergoed (art. 3:3 lid 1 BW):
, - Roerende zaken, niet-registergoed (art. 3:3 lid 2 BW): alle zaken die niet onroerend zijn. Deze
kunnen meestal in eigendom worden overgedragen door bezitsverschaffing.
- Roerende zaken, registergoed: goederen voor welke overdracht of vestiging inschrijving in
daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is (art. 3:10 BW), vliegtuigen, grote
schepen.
Moederrecht: eigendom (eigenaar). Meest omvattende recht ten aanzien van zaken.
Vermogensrechten (art. 3:6 BW): goederen dat niet zaken zijn. Ofwel overdraagbaar of in geld
waardeerbaar. Veel ruimer.
- Vorderingsrechten: vordering op een ander tot betaling tot een geldsom
- Andere vermogensrechten (IE-rechten): auteursrecht
Rechthebbendheid (rechthebbende zijn op het vorderingsrecht). Heeft meest omvattende recht ten
aanzien van vermogensrecht.
Verkrijging: gesloten systeem
Derivatief: de verkrijger verkrijgt een recht dat is afgeleid van een vorige eigenaar.
Onderscheid opvolging onder algemene en bijzondere titel (art. 3:80 BW)
- Algemene titel: sprake van opvolging in een geheel of evenredig deel van vermogen. Alle
rechten en verplichten verkrijgen en dit gaat van rechtswege over. Opvolger ontvangt de voor
overgang vatbare rechten (ook de schulden).
Limitatief in de wet (art. 3:80 lid 2 BW): erfopvolging (vermogen van erflater gaat over op
erfgenaam), boedelmening fusie (rechtspersonen die samengaan en vermogen gaat samen),
splitsing, afwikkeling.
- Bijzondere titel: gaat vaak om een specifiek goed. Opvolger ontvangt enkel de actieve zijde
(de rechten) en niet de plichten (HR Blaauwboer/Berlips-arrest).
Art. 3:80 lid 3, art. 3:99 en 3:105 jo 3:306 BW
Bijvoorbeeld: overdracht (van een bijzonder goed) en verjaring.
Bezit (art. 3:107 lid 1jo. 3:108 BW)
Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. Voor een ander houden dan ben je houder. Afleiden uit
verkeersopvattingen (op grond van uiterlijke feiten) en rechtsverhouding. Het bezitsvermoeden (art.
3:109 BW) betekent dat wie een goed houdt wordt vermoed het voor zichzelf te houden.
Functies:
- Politionele functie: als bezitter kan je je bezit ook terughalen en zorgen dat anderen niet aan
jou bezit komen (art. 3:125 BW)
- Processuele functie: bezitter van een goed wordt vermoed de rechthebbende te zijn (art. 3:119
BW). Degene die de zaak onder zich heeft geniet bewijsrechtelijke voordelen.
- Leveringsvorm: bezitsverschaffing is nodig om goederen te kunnen leveren (art. 3:90 BW)
- Verkrijging door verjaring: door bezit zaken of goederen verkrijgen, eigenaar of
rechthebbende worden (art. 3:99 BW)
- Vergoedingsrechten (recht op vergoedingen als eigenaar), aansprakelijkheid (als bezitter ben je
ook aansprakelijk wegens derden)
Bezit te goeder trouw: art. 3:118 lid 3 (subjectief + objectief ex art. 3:11 BW): een bezitter is te goeder
trouw wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijze als zodanig mocht
beschouwen. Eenmaal te goeder trouw dan wordt de bezitter geacht dit te blijven. Goede trouw wordt
vermoed aanwezig te zijn; het ontbreken moet bewezen worden (de ander heeft de stelplicht en
bewijslast).
Verkrijging van bezit (art. 3:112 BW)
1. Inbezitneming/occupatie: art. 3:113 BW: in bezit nemen door feitelijke macht te verschaffen. Enkele
machtsuitoefening is niet voldoende. Jegens een ander, ondubbelzinnig laten zien dat jij het goed voor
jezelf houdt (HR-landjepik).
2. Overdracht (leveringshandeling ex art. 3:90 lid 1 BW):
3. Algemene titel
Verkrijging door verjaring: tijdsverloop waarin iemand eigenaar is geworden
,1. verkrijgende (acquisitieve) verjaring:
- Art. 3:99 lid 1 BW: bezitter te goeder trouw (art. 3:11 BW) verkrijgt goed na bepaalde
tijdsperiode bij onafgebroken bezit:
-voor roerende zaken, niet registergoederen: 3 jaar
-voor andere goederen: 10 jaar
2. bevrijdende (extinctieve) verjaring
- Art. 3:105 lid 1 BW: bezitter verkrijgt goed door verjaring van de rechtsvordering tot
beëindiging van het bezit, ook bij bezit niet te goeder trouw: geen onafgebroken bezit vereist.
- Art. 3:306 BW: verjaringstermijn van 20 jaar
Art. 3:314 lid 2 BW: aanvang verjaringstermijn
-HR Landjepik I (2017)
Eigendom (art. 5:1 lid 1 BW)
Eigendom is het meest omvattende recht op een zaak. Eigenaar van zaak wordt eigenaar van
(natuurlijke) vruchten (art. 5:1 lid 3 jo art. 3:9 lid 1 BW). Eigenaar van zaak is bevoegd tot
opeising/revindicatie (art. 5:2 BW)
Eigenaar is ook eigenaar van bestanddelen (art. 5:3 BW) natrekking:
- Roerend (art. 5:14 BW) bij aanmerkelijk waardeverschil, verkeersopvatting:
bestanddeelvorming (lid 3), gemeenschap (lid 2).
- Onroerend (art. 5:20 BW) verticale natrekking: de eigenaar van de grond is ook eigenaar
van alle gebouwen en werken die duurzaam met de grond verenigd zijn.
-Natrekking bij gebouwen en werken duurzaam met de grond verenigd (art. 3:3 lid 1)
kenbare bedoeling (HR Portacabin 1997)
Maar: opstalrecht (iemand is eigenaar van grond en iemand anders eigenaar van huis erop, art.
5:101 BW), mijnbouwwet, horizontale natrekking (art. 5:20 lid 1 onder e laatste zin BW),
aanlegger netwerk (art. 5:20 lid 2 BW)
Bestanddeel (art. 3:4 BW):
- Ideëele bestanddeelvorming: of een zaak bestanddeel is van een andere zaak wordt beoordeeld
aan de hand van verkeersopvattingen (art. 3:4 lid 1) afstemmingscriterium (de zaak en het
bestanddeel zijn in constructief opzicht op elkaar afgestemd) en
voltooiingscriterium/compleetheidscriterium (bij het ontbreken van het bestanddeel wordt de
zaak als incompleet beschouwd) (HR Depex/curatoren Bergel 1991)
- Fysieke bestanddeelvorming: het is niet mogelijk om het bestanddeel van de hoofdzaak los te
maken zonder dat er beschadiging van betekenis is (art. 3:4 lid 2) fysiek criterium (HR
Glencore II 2020). Of onevenredige inspanning en kosten.
Glencore II: lid 1 en 2 uit art. 3:4 BW zijn alternatieve criteria. Als er aan het fysieke criterium
voldaan is hoeft niet gekeken te worden naar ideële bestanddeelvorming.
Originaire verkrijging: het recht ontstaat nieuw bij de verkrijger.
1. Occupatie:
- Inbezitneming en eigenaar worden van een zaak die van niemand is. Bijvoorbeeld zaken die
bij het vuilnis worden gezet, er wordt door iemand afstand gedaan en dan is het van niemand.
Dit kan alleen bij roerende zaken, onroerende zaken zijn altijd van iemand.
2. Natrekking: art. 5:3, 3:4 en 5:14 lid 3 BW + HR Depex/curatoren en HR Glencore II.
3. Vermenging: art. 5:15 BW vgl. natrekking of art. 3:109 jo 3:119 BW.
- Oneigenlijke vermenging: wanneer iemand een roerende zaak van een ander onder zich neemt
en deze zaak niet geïndividualiseerd kan worden door unieke kenmerken, kan er sprake zijn
van oneigenlijke vermenging met andere zaken van hetzelfde type. De zaken kan je wel, maar
je kan niet meer zeggen wat van wie is (briefjes van 10 euro). Het rechtsgevolg is hetzelfde,
maar de route is anders. HR teixeira de Mattos 1968
4. Zaaksvorming: Art. 5:16 BW:
- Art. 5:16 lid 1: wanneer iemand van meerdere roerende zaken een nieuwe zaak maakt, wordt
die persoon niet automatisch de eigenaar van de nieuwe zaak. De eigenaar van de
oorspronkelijke zaken blijft de eigenaar van de nieuw gevormde zaak. Als de oorspronkelijke
zaken meerdere eigenaren hebben ontstaat er gezamenlijk eigendom van de nieuwe zaak.
, - Art. 5:16 lid 2: er ontstaat een nieuwe zaak. Als iemand een nieuwe zaak voor zichzelf maakt,
dan is de nieuwe zaak eigendom van degene die de zaak maakt. Zelfs als de grondstoffen
bijvoorbeeld eigenlijk van iemand anders zijn. Het is een strak criterium, want het gevolg is
ingrijpend, want iemand verliest eigendom en iemand anders wordt eigenaar.
-HR Kuikenbroederij 1995
Arresten week 1
Blaauwboer/Berlips
Casus: blaauboer koopt bij een publieke veilig dertig percelen grond van Berlips. Berlips heeft
afgesproken met Blaauboer bij de verkoop om de weg tussen de percelen, waarvan de broers eigenaar
waren, als openbare weg te bestraten ten behoeve van de verkochte percelen. Berlips verkoopt de
tussenliggende strook grond later aan Maks. De bestrating van de tussenliggende grond blijft uit en
Blaauboer stelt een schadevergoedingsvordering in tegen Berlips. Berlips verweert zich tegen
aansprakelijkheid omdat het desbetreffende grond verkocht en overgedragen is aan Maks. Berlips
vindt dus dat Blaauboer Maks aansprakelijk moet stellen.
Hoge raad: oordeelt van niet, het schuldeigenaarschap gaat niet over bij overdracht. De verbintenis
heeft niets te maken met de eigendom van de grond. Berlips is door de verkoop en overdracht van de
strook weg niet bevrijd van zijn verbintenis. Een opvolger onder bijzondere titel is niet gebonden aan
persoonlijke afspraken die zijn voorganger heeft gemaakt. De voorganger blijft na overgang dus
gebonden. Berlips is dus nog steeds gebonden aan de afspraak met Blaauboer om de strook grond te
bestraten.
Standaardarrest derdenbedingen: bij verbintenissen die betrekking hebben op een goed gaat wel de
actieve zijde (het vorderingsrecht), maar niet de passieve zijde (de schuld) over op degene die dat goed
onder bijzondere titel verkrijgt. Persoonlijke verbintenissen kunnen het eigendomsrecht niet beperken,
zodat zij evenmin bij overgang van dat eigendomsrecht op de nieuwe eigenaar rechtswege overgaan
(de afspraak volgt de zaak niet). Dit is de hoofdregel, er zijn tegenwoordig veel uitzonderingen.
HR Teixeira de Mattos
Casus: deze zaak gaat over bewaarneming van waardepapieren. De bank Teixeira heeft verschillende
toonderaandelen in open bewaring genomen, de aandelen aan toonder die de klanten in bewaring
hebben gegeven worden in een kluis gedaan zonder dat elke klant een eigen, afgesloten kluisje krijgt.
Dit zorgt voor het risico dat de eigenaar zijn eigendomsrecht van zijn toonderstuk niet kan aantonen,
als ze bijvoorbeeld een identiek uiterlijk hebben en niet gescheiden van elkaar worden opgeborgen.
Daarom hebben de aandelen in regel een uniek volgnummer op de voorzijde, de bewaarnemer hoort
hier aantekening van te maken, zodat de klant aan de hand van het volgnummer zijn eigendomsrecht
kan uitoefenen. Teixeira gaat failliet. In de kluis werden toen verschillende toonderaandelen van
NILLMIJ gevonden. De bewaargevers van de NILLMIJ gaan naar de bank toe om deze
toonderaandelen te revindiceren. De bank heeft de volgnummers echter niet genoteerd en er valt niet te
achterhalen van wie welk aandeel is. Curatoren stellen dat niet kan worden vastgesteld dat deze
toonderaandelen aan de NILLMIJ toebehoren en dus ook niet kan worden gezegd dat de bank houder
is voor deze rechthebbenden.
Rechtsvraag: wat als de zaak het volgnummer niet noteert en de klant niet kan bewijzen welk aandeel
in de kluis van hem is?
Hoge raad: voor alle roerende zaken van belang. Wanneer iemand een roerende zaak van een ander
onder zich neemt en deze zaak niet geïndividualiseerd kan worden door unieke kenmerken
(soortzaken), kan vermenging optreden met andere zaken van identieke kenmerken (niet hetzelfde als
vermenging art. 5:15 BW). Dit gaat om oneigenlijke vermenging. Hiervoor zijn geen bijzondere
regels, dus algemene regels over verkrijging, bezit, houderschap en bewijslastverdeling worden
toegepast. Degene die een zaak onder zich heeft geniet bewijsrechtelijke voordelen (processuele
functie van bezit). Wie in een procedure eigendom opeist van een ander (revindicatie) moet de feiten
zien te bewijzen die de revindicatie kan ondersteunen. De persoon die de zaak onder zich heeft, heeft
hier bewijsvoordeel, hij wordt vermoed het voorzichzelf te houden (art. 3:109) en dus vermoed
bezitter te zijn (art. 3:107, dan vermoed bezitter te goeder trouw te zijn (art. 3:118 lid 3 BW), terwijl
hij als bezitter ook nog eens vermoed eigenaar te zijn (art. 3:119 lid 1 BW), alles behouden