1. Kan het biologisch risicogedrag bij borderline verklaren
Borderline persoonlijkheidsstoornis en biologisch risicogedrag
De borderline persoonlijkheidsstoornis is een van de type persoonlijkheidsstoornis die
in de DSM is beschreven. In de DSM 5 is de volledige diagnose beschreven. De
borderline persoonlijkheidsstoornis is bij uitstek kenmerkbaar binnen het sociaal
functioneren, mensen met deze stoornis hebben meestal instabiele relaties met
andere mensen. Het ene moment kunnen ze zich helemaal overgeven aan een ander,
dat kan ook omslaan in afkeer en boosheid. Het basale vertrouwen wat ieder mens
nodig heeft om met een ander mens om te gaan is vaak bij deze mensen niet goed
ontwikkeld, vaak heeft dat een oorzaak ergens in de vroege jeugd waar zich mogelijk
onveilige situaties hebben voorgedaan. Veel psychologen hebben onderzoek gedaan
naar verklaringen. Een van de uitgangspunten is dat iemand bij het basale vertrouwen
niet goed is ontwikkeld, zich snel tot een ander aangetrokken voelt, maar zodra er
sprake is van nabijheid ontstaat de angst dat de ander hen pijn zal doen en om dit te
voorkomen stoten ze snel weer mensen af. Maar daarna treden er gevoelens op van
eenzaamheid, somberheid en afwijzing. Mensen met een borderline
persoonlijkheidsstoornis kunnen impulsief gedrag vertonen, ze hebben een wisselend
en wankelend zelfbeeld. Verder kan er sprake zijn van plotselinge en extreme
stemmingswisselingen en terugkerend suïcidaal gedrag. Mensen uiten zich vaak dat ze
een groot gevoel van leegte ervaren.
Door deze verschijnselen zoeken de mensen vaak hulp binnen de GGZ, de meest
bekende behandelvormen zijn cognitieve gedragstherapie als basis maar ook
vaardigheden oefenen, emotie regulatietherapie, schematherapie en dialectische
gedragstherapie. Het uitgangspunt is het gedrag, de gedachten, het gevoel in juiste
banen te lijden zodat de ernstige gedragsuitingen zich minder heftig voordoen.
De borderline persoonlijkheidsstoornis kent ook bijkomende ziektebeelden. Zoals een
post traumatische stres stoornis, depressie, eetstoornis, aandacht deficiëntie en/of
hyperactiviteitstoornissen. En ook middel gerelateerde verslavingsstoornissen veel van
deze bijkomende stoornissen hebben een biologische en lichamelijke oorzaak, hierbij
speelt het functioneren van de hersenen en het centraal zenuwstelsel een grote rol.
Denk eens aan het functioneren van de neurotransmitters zoals serotonine bij
depressies. Ook bij verslaving spelen de zenuwcellen een grote rol, de zenuwcellen in
de hersenen veranderen bijvoorbeeld door het gebruik van drugs, de hersenen worden
minder gevoelig voor de lichaamseigen neurotransmitters, niet alleen dopamine maar
ook andere neurotransmitters zoals endorfine. Deze bijkomende stoornissen geven
veel complicaties wanneer er bijv. sprake is van impulsief gedrag, ook treden er
biologisch mogelijk verschijnselen op, de borderline persoonlijkheidsstoornis is
merkbaar binnen het sociaal functioneren, dit kan zich uiten in familieproblemen, de
,opvoeding van kinderen, burenruzies, extreem gedrag. Veel mensen in de omgeving
ervaren sociale last en grensoverschrijdend gedrag wat kan lijden tot sociale onrust.
Tot slot hebben ook hulpverleners hiermee te maken. Mensen met impulsief gedrag en
sterk wisselende stemmingen zijn vaak niet stabiel in de omgang wat veel vraagt van de
hulpverleners, wanneer de hulpverlener bijv. grenzen stelt kan de woede enorm zijn.
soms gericht op het eigen lichaam, maar soms ook gericht naar de persoon of de
omgeving waarin iemand is. de hulpverlener dient te zorgen voor een gezonde eigen
sociale hygiëne, veel afstemmen en praten met collega's is een belangrijke
aanbeveling. Probeer de relatie met de patiënt zo gezond mogelijk te houden, wees zo
duidelijk als mogelijk maar wijs deze mensen niet af.
2. Kan van verschillende psychofarmaca de (contra)indicaties, werking en bijwerking,
bijzonderheden en interacties benoemen
Psychofarmaca:
- Antidepressiva
- Angst remmende middelen
- Anipsychotia
Antidepressiva
Bij stemmingsstoornissen
- Klassieke antidepressiva: TCA (tricyclische antidepressiva)
- Moderne antidepressiva: SSRI (remmen de heropname van serotonine)
Antidepressiva werken op:
- Noradrenaline dat is antidepressief en activerend
- Serotonine werkt antidepressief en angstremmend
De werking is pas na 2-4 weken zichtbaar / merkbaar, het moet na verbetering van de
symptomen minstens 6 maanden gebruikt worden. de nierfunctie moet goed zijn,
bloedspiegels moeten regelmatig worden gecontroleerd.
Mogelijke bijwerking van de klassieke TCA
- Droge mond
- Droge ogen en wazig zien
- Moeilijk plassen
- Verstopping van de darmen
- Seksuele stoornissen
- Duizeligheid
- Versnelde hartslag door tijdelijk verlaagde bloeddruk
- Sufheid
, - Verwardheid
- Gewichtstoename (door meer eetlust)
- Verminderde hartwerking
Mogelijke bijwerking van moderne SSRI's:
- Maag- en darmklachten (misselijkheid, braken, diarree)
- Nervositeit
- Hoofdpijn
- Toegenomen prikkelbaarheid of agressie
- Gewichtsafname of toename
- Slapeloosheid
- Seksuele stoornissen of het verlies van seksuele gevoelens
- Bloedstollingsstoornissen (sneller blauwe plekken)
Angst remmende middelen (anxiolytica)
Bij angst, opwinding woede, razernij
- Minor tranquillizers, sederende middelen, slaapmiddelen en anti-epileptica
o Anxiolytica
o Benzodiazepinen (angstremmend/slaapverwekkend)
- Werking: dempen werking centraal zenuwstelsel
Benzodiazepinen
Veel voorkomende: oxazepam, diazepam en temazepam (middelen die eindigen op -
am)
- Anxiolytische werking
- Sederende en hypnotische werking
- Anticonvulsieve werking
- Spierrelaxerende werking
- Anxiolytica: langwerkend
- Hypnotica: korwerkend
- Profylaxe: bijv. alcohol onthoudingsverschijnselen
- Anti-epileptica
- Koortsconvulsies: bij kinderen <3 jaar
Bijwerkingen:
- Afvlakking psychisch functioneren, dufheid
- Concentratie stoornis, afname alertheid en motorische vaardigheid
- Paradoxale reactie: rusteloosheid, agitatie, hallucinaties, wanen, agressief
gedrag, vooral bij ouderen, jongeren en drugsverslaafden
- Afhankelijkheid: abstinentieverschijnselen
, - Rebound gedrag: meer angst/slaapeloosheid (bij zeer kortwerkende middelen)
- Amnesie: vergeetachtigheid
- Cave interacties met alcohol en andere psychotrope stoffen (toe e nafname
hoeveelheid geneesmiddel bij receptor)
Antipsychotica
Bij psychotische ontwikkeling, medicatie werkt o.a. op de neurotransmitter dopamine.
- Onderdrukken de dopamine activiteit
- Is in feite symptoombestrijding en preventie
- Vermindering psychotische symptomen
o Onderdrukken kalmerende werking
o Soms treed juist activering op en wordt bewegingloosheid doorbroken
Soorten:
- Klassieke of typische antipsychotica: butyrofenonen (bv. Haloperidol (Haldol)),
een aantal van deze verbindingen heeft een uitgesproken anti dopamnierge (D2-)
werking.
- Atypische antipsychotica: aripiprazol, clozapine, risperidon, olanzapine,
paliperidon en quetiapine.
Belangrijke bijwerkingen psychofarmaca:
- Extrapiramidale verschijnselen (voornamelijk bij klassieke)
- Metabool syndroom (voornamelijk bij moderne)
Medicatie bij persoonlijkheidsstoornissen
Er is en bestaat geen medicatie voor mensen met een persoonlijkheidsstoornis. Een
persoonlijkheid bouwt zich op van de vroege jeugd tot het heden en medicijnen hebben
hier in principe geen directe invloed op. Mensen met een persoonlijkheidsstoornis
hebben vaak veel bijkomende problematiek. Denk aan stemmingsstoornissen, zoals
een depressie, vormen van angststoornissen, aandachts- of hyperactiviteitstoornissen,
middelengebruik en ook verslavingsstoornissen en soms ook psychotische
stoornissen. Voor veel bijkomende stoornissen zijn er wel medicijnen beschikbaar.
Hoewel men bij bepaalde type persoonlijkheidsstoornis behoudend zijn met bepaalde
medicijnen kunnen deze toch worden ingezet in de therapie.
De medicijnen die specifiek in de GGZ worden ingezet voor psychiatrische stoornissen
noemen we psychofarmaca. Heel globaal zijn er 3 belangrijke groepen medicijnen
binnen de GGZ welke worden ingezet bij primaire stoornissen maar dus ook bij
bijkomende stoornissen bij mensen met een persoonlijkheidsstoornis.
Borderline persoonlijkheidsstoornis en biologisch risicogedrag
De borderline persoonlijkheidsstoornis is een van de type persoonlijkheidsstoornis die
in de DSM is beschreven. In de DSM 5 is de volledige diagnose beschreven. De
borderline persoonlijkheidsstoornis is bij uitstek kenmerkbaar binnen het sociaal
functioneren, mensen met deze stoornis hebben meestal instabiele relaties met
andere mensen. Het ene moment kunnen ze zich helemaal overgeven aan een ander,
dat kan ook omslaan in afkeer en boosheid. Het basale vertrouwen wat ieder mens
nodig heeft om met een ander mens om te gaan is vaak bij deze mensen niet goed
ontwikkeld, vaak heeft dat een oorzaak ergens in de vroege jeugd waar zich mogelijk
onveilige situaties hebben voorgedaan. Veel psychologen hebben onderzoek gedaan
naar verklaringen. Een van de uitgangspunten is dat iemand bij het basale vertrouwen
niet goed is ontwikkeld, zich snel tot een ander aangetrokken voelt, maar zodra er
sprake is van nabijheid ontstaat de angst dat de ander hen pijn zal doen en om dit te
voorkomen stoten ze snel weer mensen af. Maar daarna treden er gevoelens op van
eenzaamheid, somberheid en afwijzing. Mensen met een borderline
persoonlijkheidsstoornis kunnen impulsief gedrag vertonen, ze hebben een wisselend
en wankelend zelfbeeld. Verder kan er sprake zijn van plotselinge en extreme
stemmingswisselingen en terugkerend suïcidaal gedrag. Mensen uiten zich vaak dat ze
een groot gevoel van leegte ervaren.
Door deze verschijnselen zoeken de mensen vaak hulp binnen de GGZ, de meest
bekende behandelvormen zijn cognitieve gedragstherapie als basis maar ook
vaardigheden oefenen, emotie regulatietherapie, schematherapie en dialectische
gedragstherapie. Het uitgangspunt is het gedrag, de gedachten, het gevoel in juiste
banen te lijden zodat de ernstige gedragsuitingen zich minder heftig voordoen.
De borderline persoonlijkheidsstoornis kent ook bijkomende ziektebeelden. Zoals een
post traumatische stres stoornis, depressie, eetstoornis, aandacht deficiëntie en/of
hyperactiviteitstoornissen. En ook middel gerelateerde verslavingsstoornissen veel van
deze bijkomende stoornissen hebben een biologische en lichamelijke oorzaak, hierbij
speelt het functioneren van de hersenen en het centraal zenuwstelsel een grote rol.
Denk eens aan het functioneren van de neurotransmitters zoals serotonine bij
depressies. Ook bij verslaving spelen de zenuwcellen een grote rol, de zenuwcellen in
de hersenen veranderen bijvoorbeeld door het gebruik van drugs, de hersenen worden
minder gevoelig voor de lichaamseigen neurotransmitters, niet alleen dopamine maar
ook andere neurotransmitters zoals endorfine. Deze bijkomende stoornissen geven
veel complicaties wanneer er bijv. sprake is van impulsief gedrag, ook treden er
biologisch mogelijk verschijnselen op, de borderline persoonlijkheidsstoornis is
merkbaar binnen het sociaal functioneren, dit kan zich uiten in familieproblemen, de
,opvoeding van kinderen, burenruzies, extreem gedrag. Veel mensen in de omgeving
ervaren sociale last en grensoverschrijdend gedrag wat kan lijden tot sociale onrust.
Tot slot hebben ook hulpverleners hiermee te maken. Mensen met impulsief gedrag en
sterk wisselende stemmingen zijn vaak niet stabiel in de omgang wat veel vraagt van de
hulpverleners, wanneer de hulpverlener bijv. grenzen stelt kan de woede enorm zijn.
soms gericht op het eigen lichaam, maar soms ook gericht naar de persoon of de
omgeving waarin iemand is. de hulpverlener dient te zorgen voor een gezonde eigen
sociale hygiëne, veel afstemmen en praten met collega's is een belangrijke
aanbeveling. Probeer de relatie met de patiënt zo gezond mogelijk te houden, wees zo
duidelijk als mogelijk maar wijs deze mensen niet af.
2. Kan van verschillende psychofarmaca de (contra)indicaties, werking en bijwerking,
bijzonderheden en interacties benoemen
Psychofarmaca:
- Antidepressiva
- Angst remmende middelen
- Anipsychotia
Antidepressiva
Bij stemmingsstoornissen
- Klassieke antidepressiva: TCA (tricyclische antidepressiva)
- Moderne antidepressiva: SSRI (remmen de heropname van serotonine)
Antidepressiva werken op:
- Noradrenaline dat is antidepressief en activerend
- Serotonine werkt antidepressief en angstremmend
De werking is pas na 2-4 weken zichtbaar / merkbaar, het moet na verbetering van de
symptomen minstens 6 maanden gebruikt worden. de nierfunctie moet goed zijn,
bloedspiegels moeten regelmatig worden gecontroleerd.
Mogelijke bijwerking van de klassieke TCA
- Droge mond
- Droge ogen en wazig zien
- Moeilijk plassen
- Verstopping van de darmen
- Seksuele stoornissen
- Duizeligheid
- Versnelde hartslag door tijdelijk verlaagde bloeddruk
- Sufheid
, - Verwardheid
- Gewichtstoename (door meer eetlust)
- Verminderde hartwerking
Mogelijke bijwerking van moderne SSRI's:
- Maag- en darmklachten (misselijkheid, braken, diarree)
- Nervositeit
- Hoofdpijn
- Toegenomen prikkelbaarheid of agressie
- Gewichtsafname of toename
- Slapeloosheid
- Seksuele stoornissen of het verlies van seksuele gevoelens
- Bloedstollingsstoornissen (sneller blauwe plekken)
Angst remmende middelen (anxiolytica)
Bij angst, opwinding woede, razernij
- Minor tranquillizers, sederende middelen, slaapmiddelen en anti-epileptica
o Anxiolytica
o Benzodiazepinen (angstremmend/slaapverwekkend)
- Werking: dempen werking centraal zenuwstelsel
Benzodiazepinen
Veel voorkomende: oxazepam, diazepam en temazepam (middelen die eindigen op -
am)
- Anxiolytische werking
- Sederende en hypnotische werking
- Anticonvulsieve werking
- Spierrelaxerende werking
- Anxiolytica: langwerkend
- Hypnotica: korwerkend
- Profylaxe: bijv. alcohol onthoudingsverschijnselen
- Anti-epileptica
- Koortsconvulsies: bij kinderen <3 jaar
Bijwerkingen:
- Afvlakking psychisch functioneren, dufheid
- Concentratie stoornis, afname alertheid en motorische vaardigheid
- Paradoxale reactie: rusteloosheid, agitatie, hallucinaties, wanen, agressief
gedrag, vooral bij ouderen, jongeren en drugsverslaafden
- Afhankelijkheid: abstinentieverschijnselen
, - Rebound gedrag: meer angst/slaapeloosheid (bij zeer kortwerkende middelen)
- Amnesie: vergeetachtigheid
- Cave interacties met alcohol en andere psychotrope stoffen (toe e nafname
hoeveelheid geneesmiddel bij receptor)
Antipsychotica
Bij psychotische ontwikkeling, medicatie werkt o.a. op de neurotransmitter dopamine.
- Onderdrukken de dopamine activiteit
- Is in feite symptoombestrijding en preventie
- Vermindering psychotische symptomen
o Onderdrukken kalmerende werking
o Soms treed juist activering op en wordt bewegingloosheid doorbroken
Soorten:
- Klassieke of typische antipsychotica: butyrofenonen (bv. Haloperidol (Haldol)),
een aantal van deze verbindingen heeft een uitgesproken anti dopamnierge (D2-)
werking.
- Atypische antipsychotica: aripiprazol, clozapine, risperidon, olanzapine,
paliperidon en quetiapine.
Belangrijke bijwerkingen psychofarmaca:
- Extrapiramidale verschijnselen (voornamelijk bij klassieke)
- Metabool syndroom (voornamelijk bij moderne)
Medicatie bij persoonlijkheidsstoornissen
Er is en bestaat geen medicatie voor mensen met een persoonlijkheidsstoornis. Een
persoonlijkheid bouwt zich op van de vroege jeugd tot het heden en medicijnen hebben
hier in principe geen directe invloed op. Mensen met een persoonlijkheidsstoornis
hebben vaak veel bijkomende problematiek. Denk aan stemmingsstoornissen, zoals
een depressie, vormen van angststoornissen, aandachts- of hyperactiviteitstoornissen,
middelengebruik en ook verslavingsstoornissen en soms ook psychotische
stoornissen. Voor veel bijkomende stoornissen zijn er wel medicijnen beschikbaar.
Hoewel men bij bepaalde type persoonlijkheidsstoornis behoudend zijn met bepaalde
medicijnen kunnen deze toch worden ingezet in de therapie.
De medicijnen die specifiek in de GGZ worden ingezet voor psychiatrische stoornissen
noemen we psychofarmaca. Heel globaal zijn er 3 belangrijke groepen medicijnen
binnen de GGZ welke worden ingezet bij primaire stoornissen maar dus ook bij
bijkomende stoornissen bij mensen met een persoonlijkheidsstoornis.