LEVENSBESCHOUWING: RELIGIE, ATHEÏSME EN ZINGEVING
Contents
Hoofdstuk 1: Westerse tradities ............................................................................................................. 3
1. Jodendom.................................................................................................................................... 3
1.1 Verspreiding en aantallen ................................................................................................... 3
1.2 Oorsprong en strekkingen................................................................................................... 3
1.3 Godsbeeld ........................................................................................................................... 4
1.4 Teksten ................................................................................................................................ 5
1.5 Religieuze praktijk ............................................................................................................... 5
1.6 Beladen verleden en gecontesteerd heden ........................................................................ 6
2. Christendom................................................................................................................................ 7
2.1 Verspreiding en aantallen ................................................................................................... 7
2.2 Jezus: ‘marginale jood’ en Messias ..................................................................................... 7
2.3 Nieuwe testament............................................................................................................... 8
2.4 Geloofsleer .......................................................................................................................... 9
2.5 Religieuze praktijk ............................................................................................................. 10
2.6 Oosters-orthodoxe kerk .................................................................................................... 11
2.7 De reformatie (16de eeuw) ................................................................................................ 12
3. Islam .......................................................................................................................................... 14
3.1 Verspreiding en aantallen ................................................................................................. 14
3.2 De Koran............................................................................................................................ 14
3.3 Openbaringstheologie, traditie en interpretatie .............................................................. 15
3.4 Leer en praktijk ................................................................................................................. 15
3.5 Sjiieten, soennieten en soefisme ...................................................................................... 17
3.6 Wahabisme en salafisme .................................................................................................. 18
Hoofdstuk 2: Oosterse tradities en atheïsme ....................................................................................... 20
5. Atheïsme ................................................................................................................................... 20
5.1 Niet-geaffilieerden ............................................................................................................ 20
5.2 Terminologische verheldering .......................................................................................... 20
5.3 Historiek ............................................................................................................................ 21
5.4 Hedendaags atheïsme....................................................................................................... 22
5.5 Is atheïsme een levensbeschouwing? ............................................................................... 23
5.6 Friedrich Nietzsche, De vrolijke wetenschap (slide 9 – 11; 230315) ................................. 23
Hoofdstuk 7: Homo sapiens, homo faber, homo religiosus ................................................................. 24
1
, 1. De cognitieve manipulatieve interesse van de mens ............................................................... 24
5.7 Praktisch belang van kennis .............................................................................................. 24
5.8 De morele waarde van kennis........................................................................................... 25
5.9 Kennis om de kennis ......................................................................................................... 26
5.10 De mythe als verklaring..................................................................................................... 26
5.11 De wetenschap.................................................................................................................. 27
5.12 De manipulatieve interesse .............................................................................................. 28
6. De zingevende interesse van mens........................................................................................... 28
6.1 Wetenschap en leefwereld ............................................................................................... 28
6.2 Erklären – Verstehen......................................................................................................... 29
6.3 Zinvragen........................................................................................................................... 29
6.4 Zin ervaren, niet creëren................................................................................................... 30
7. Religie, zingeving en wetenschap ............................................................................................. 31
7.1 Wittgensteins religieopvatting .......................................................................................... 31
7.2 NOMA................................................................................................................................ 32
7.3 Kritieken op NOMA ........................................................................................................... 33
7.4 Het (on)gelijk van Wittgenstein – afsluitende bemerkingen ............................................ 33
Credo van Nicea .................................................................................................................................... 34
2
,Hoofdstuk 1: Westerse tradities
1. Jodendom
Het jodendom is de oudste Europese traditie.
1.1Verspreiding en aantallen
Het jodendom is wereldwijd een van de kleinste tradities.
Joden zijn er niet op uit om anderen te bekeren en hun boodschap naar anderen over te
brengen => niet op zoek naar uitbreiding.
Godsdienst van mensen die makkelijk en veel emigreren (begint al bij Abraham en zijn
zoektocht naar het beloofde land).
1.2Oorsprong en strekkingen
Stamvaders: Abraham en Isaak
Abraham wordt uitgestuurd op zoek naar het beloofde land.
Abraham x Sarah = Isaak
Abraham keert niet meer terug naar de plaats waarvan hij vertrokken is.
Abraham krijgt de opdracht Isaak te offeren voor God (Jahweh), maar doet dit niet. Hij is
bereid om zich volledig aan de wil van God te onderwerpen.
Mozes en de uittocht uit Egypte
Mozes splijt de Rode Zee om aan de Egyptische slavendrijvers te ontsnappen.
Het volk trekt 40 jaar door de woestijn.
God schenkt, via Mozes, de 10 Geboden en de Ark van het Verbond (= kist waar de 10
Geboden in worden meegedragen).
De 10 Geboden (de eerste 10 van in totaal 613 geboden)
1. Ik ben de eeuwige, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heeft.
2. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.
3. Gij zult de naam van de Eeuwige, uw God, niet ijdel gebruiken.
4. Gedenk de Sabbat, dat gij die heiligt.
5. Eert uw vader en uw moeder.
6. Gij zult niet moorden.
7. Gij zult niet echtbreken.
8. Gij zult niet stelen.
9. Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.
10. Gij zult niets begeren dat van uw naaste is.
Monotheïsme => er is maar 1 God.
Naam van God wordt niet uitgesproken, ze zeggen ‘de heer’.
Negatieve formuleringen er wordt gezegd wat je niet mag doen; Christenen spreken
positiever.
Ontstaan joodse monotheïsme en messianisme
722 BCE: Noord-Kanaän (Israël) werd ingenomen door de Assyriërs => bewoners vluchtten
naar Zuid-Kanaän (Juda). Godsdienst als middel om te verenigen: eenheid rond één God.
Hoofdstad: Jeruzalem
Verhalen over een eengemaakt rijk in de tiende eeuw BCE, geregeerd door koningen Saul,
David en Salomo. Dit rijk heeft echter waarschijnlijk nooit bestaan.
Het oude, eengemaakte rijk was een constructie om noord en zuid te verenigen.
Nog wat geschiedenis
587 BCE: Juda wordt ingenomen door Babyloniërs => ballingschap.
586 BCE: eerste tempel, met daarin de Ark van het Verbond, wordt vernietigd
3
, Vernietiging van de eerste tempel leidt tot het ontstaan van synagogen waar joden kunnen
samenkomen om hun feesten en riten uit te voeren en als gebedsplaats. (In de synagogen
worden geen offers gebracht, dit werd wel in de tempel gedaan)
De joden genieten nog betrekkelijke vrijheid tijdens het ballingschap. Hun culturele en
religieuze identiteit werd herbevestigd en verder uitgewerkt (monotheïsme, messianisme,
idee van goddelijke schepping). Ontstaan Hebreeuws alfabet, mondelinge tradities worden
uitgeschreven.
Perzen komen in de zesde eeuw voor christus aan de macht en beëindigen het ballingschap.
515 BCE: tempel wordt heropgebouwd => tweede tempel.
70 CE: Romeinen zijn aan de macht en verwoesten de tweede tempel. De tempel wordt
nooit nog heropgebouwd, enkel de westmuur staat nog nu Klaagmuur.
135 CE: Opstand van Simon Bar Kochba neergeslagen door de Romeinen
Diaspora joden verspreiden zich rond de Middellandse zee en later ook in Oost- en West-
Europa. Hierdoor ontstonden er verschillende groepen die andere etnische en culturele
invloeden ondervonden.
o Sefardische joden (Portugal, Spanje en Noord-Afrika)
o Jemenitische joden (Jemen)
o Asjkenazische joden (Midden- en Oost-Europa en Rusland)
o Oriëntaalse joden (Oezbekistan, Azerbeidzjan, Dagestan en Georgië)
de
18 eeuw: de Chassidisme
Ontstaan onder de impuls van Oost-Europees rabbijn Ben Eliëzer (Baal Shem Tov = Meester
van de goede naam).
Zwarte kledij, hoed of Keppel en pijpenkrullen.
Volgen religieuze regels strikt na.
Uitbundige feesten
Belang van de rebbe: de rebbe is een rabbijn met een charismatische persoonlijkheid die
mensen rondom zich raad geeft en lessen leert.
Chassidische joden zijn opgesplitst in nog tientallen groepen
o Vb. Satmar: antizionistische groep => tegen Israël en het terugkeren ernaar.
Een Messias is iemand die de Joden bevrijdt van ballingschap
Origineel was er monolatrie => ze vereren 1 God, maar ontkennen niet dat er geen andere goden
zijn (wordt op geduid in het begin van de Bijbel). Wordt later monotheïsme => er is maar 1 God.
Zionisme = beweging die ijvert voor een eigen, Joodse staat. Deze beweging wordt niet enkel door
joden gesteund.
1.3Godsbeeld
Origineel een monolatrie, geëvolueerd naar monotheïsme => geen natuurgoden, God is de
schepper van hemel en aarde en heerst over alle natuurwetten.
God als transcendent => verheven boven de natuur en de wereld; kan door mensen niet
gevat of beschreven worden; is onzichtbaar en kan en mag niet worden afgebeeld; naam is
onuitspreekbaar; slechts in metaforen te karakteriseren.
Transcendentie vs. immanentie
o Transcendentie: god staat ver boven het aardse leven
o Immanentie: god is deel van het dagelijkse leven en stijgt hier niet boven uit
o Religies moeten een afweging maken tussen de twee, een god die volledig
transcendent is, is waardeloos omdat hij te ver van ons verwijderd is => immanentie
nodig in teksten, natuur … opdat we hem zouden kunnen aanbidden; te immanent is
4
Contents
Hoofdstuk 1: Westerse tradities ............................................................................................................. 3
1. Jodendom.................................................................................................................................... 3
1.1 Verspreiding en aantallen ................................................................................................... 3
1.2 Oorsprong en strekkingen................................................................................................... 3
1.3 Godsbeeld ........................................................................................................................... 4
1.4 Teksten ................................................................................................................................ 5
1.5 Religieuze praktijk ............................................................................................................... 5
1.6 Beladen verleden en gecontesteerd heden ........................................................................ 6
2. Christendom................................................................................................................................ 7
2.1 Verspreiding en aantallen ................................................................................................... 7
2.2 Jezus: ‘marginale jood’ en Messias ..................................................................................... 7
2.3 Nieuwe testament............................................................................................................... 8
2.4 Geloofsleer .......................................................................................................................... 9
2.5 Religieuze praktijk ............................................................................................................. 10
2.6 Oosters-orthodoxe kerk .................................................................................................... 11
2.7 De reformatie (16de eeuw) ................................................................................................ 12
3. Islam .......................................................................................................................................... 14
3.1 Verspreiding en aantallen ................................................................................................. 14
3.2 De Koran............................................................................................................................ 14
3.3 Openbaringstheologie, traditie en interpretatie .............................................................. 15
3.4 Leer en praktijk ................................................................................................................. 15
3.5 Sjiieten, soennieten en soefisme ...................................................................................... 17
3.6 Wahabisme en salafisme .................................................................................................. 18
Hoofdstuk 2: Oosterse tradities en atheïsme ....................................................................................... 20
5. Atheïsme ................................................................................................................................... 20
5.1 Niet-geaffilieerden ............................................................................................................ 20
5.2 Terminologische verheldering .......................................................................................... 20
5.3 Historiek ............................................................................................................................ 21
5.4 Hedendaags atheïsme....................................................................................................... 22
5.5 Is atheïsme een levensbeschouwing? ............................................................................... 23
5.6 Friedrich Nietzsche, De vrolijke wetenschap (slide 9 – 11; 230315) ................................. 23
Hoofdstuk 7: Homo sapiens, homo faber, homo religiosus ................................................................. 24
1
, 1. De cognitieve manipulatieve interesse van de mens ............................................................... 24
5.7 Praktisch belang van kennis .............................................................................................. 24
5.8 De morele waarde van kennis........................................................................................... 25
5.9 Kennis om de kennis ......................................................................................................... 26
5.10 De mythe als verklaring..................................................................................................... 26
5.11 De wetenschap.................................................................................................................. 27
5.12 De manipulatieve interesse .............................................................................................. 28
6. De zingevende interesse van mens........................................................................................... 28
6.1 Wetenschap en leefwereld ............................................................................................... 28
6.2 Erklären – Verstehen......................................................................................................... 29
6.3 Zinvragen........................................................................................................................... 29
6.4 Zin ervaren, niet creëren................................................................................................... 30
7. Religie, zingeving en wetenschap ............................................................................................. 31
7.1 Wittgensteins religieopvatting .......................................................................................... 31
7.2 NOMA................................................................................................................................ 32
7.3 Kritieken op NOMA ........................................................................................................... 33
7.4 Het (on)gelijk van Wittgenstein – afsluitende bemerkingen ............................................ 33
Credo van Nicea .................................................................................................................................... 34
2
,Hoofdstuk 1: Westerse tradities
1. Jodendom
Het jodendom is de oudste Europese traditie.
1.1Verspreiding en aantallen
Het jodendom is wereldwijd een van de kleinste tradities.
Joden zijn er niet op uit om anderen te bekeren en hun boodschap naar anderen over te
brengen => niet op zoek naar uitbreiding.
Godsdienst van mensen die makkelijk en veel emigreren (begint al bij Abraham en zijn
zoektocht naar het beloofde land).
1.2Oorsprong en strekkingen
Stamvaders: Abraham en Isaak
Abraham wordt uitgestuurd op zoek naar het beloofde land.
Abraham x Sarah = Isaak
Abraham keert niet meer terug naar de plaats waarvan hij vertrokken is.
Abraham krijgt de opdracht Isaak te offeren voor God (Jahweh), maar doet dit niet. Hij is
bereid om zich volledig aan de wil van God te onderwerpen.
Mozes en de uittocht uit Egypte
Mozes splijt de Rode Zee om aan de Egyptische slavendrijvers te ontsnappen.
Het volk trekt 40 jaar door de woestijn.
God schenkt, via Mozes, de 10 Geboden en de Ark van het Verbond (= kist waar de 10
Geboden in worden meegedragen).
De 10 Geboden (de eerste 10 van in totaal 613 geboden)
1. Ik ben de eeuwige, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heeft.
2. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.
3. Gij zult de naam van de Eeuwige, uw God, niet ijdel gebruiken.
4. Gedenk de Sabbat, dat gij die heiligt.
5. Eert uw vader en uw moeder.
6. Gij zult niet moorden.
7. Gij zult niet echtbreken.
8. Gij zult niet stelen.
9. Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.
10. Gij zult niets begeren dat van uw naaste is.
Monotheïsme => er is maar 1 God.
Naam van God wordt niet uitgesproken, ze zeggen ‘de heer’.
Negatieve formuleringen er wordt gezegd wat je niet mag doen; Christenen spreken
positiever.
Ontstaan joodse monotheïsme en messianisme
722 BCE: Noord-Kanaän (Israël) werd ingenomen door de Assyriërs => bewoners vluchtten
naar Zuid-Kanaän (Juda). Godsdienst als middel om te verenigen: eenheid rond één God.
Hoofdstad: Jeruzalem
Verhalen over een eengemaakt rijk in de tiende eeuw BCE, geregeerd door koningen Saul,
David en Salomo. Dit rijk heeft echter waarschijnlijk nooit bestaan.
Het oude, eengemaakte rijk was een constructie om noord en zuid te verenigen.
Nog wat geschiedenis
587 BCE: Juda wordt ingenomen door Babyloniërs => ballingschap.
586 BCE: eerste tempel, met daarin de Ark van het Verbond, wordt vernietigd
3
, Vernietiging van de eerste tempel leidt tot het ontstaan van synagogen waar joden kunnen
samenkomen om hun feesten en riten uit te voeren en als gebedsplaats. (In de synagogen
worden geen offers gebracht, dit werd wel in de tempel gedaan)
De joden genieten nog betrekkelijke vrijheid tijdens het ballingschap. Hun culturele en
religieuze identiteit werd herbevestigd en verder uitgewerkt (monotheïsme, messianisme,
idee van goddelijke schepping). Ontstaan Hebreeuws alfabet, mondelinge tradities worden
uitgeschreven.
Perzen komen in de zesde eeuw voor christus aan de macht en beëindigen het ballingschap.
515 BCE: tempel wordt heropgebouwd => tweede tempel.
70 CE: Romeinen zijn aan de macht en verwoesten de tweede tempel. De tempel wordt
nooit nog heropgebouwd, enkel de westmuur staat nog nu Klaagmuur.
135 CE: Opstand van Simon Bar Kochba neergeslagen door de Romeinen
Diaspora joden verspreiden zich rond de Middellandse zee en later ook in Oost- en West-
Europa. Hierdoor ontstonden er verschillende groepen die andere etnische en culturele
invloeden ondervonden.
o Sefardische joden (Portugal, Spanje en Noord-Afrika)
o Jemenitische joden (Jemen)
o Asjkenazische joden (Midden- en Oost-Europa en Rusland)
o Oriëntaalse joden (Oezbekistan, Azerbeidzjan, Dagestan en Georgië)
de
18 eeuw: de Chassidisme
Ontstaan onder de impuls van Oost-Europees rabbijn Ben Eliëzer (Baal Shem Tov = Meester
van de goede naam).
Zwarte kledij, hoed of Keppel en pijpenkrullen.
Volgen religieuze regels strikt na.
Uitbundige feesten
Belang van de rebbe: de rebbe is een rabbijn met een charismatische persoonlijkheid die
mensen rondom zich raad geeft en lessen leert.
Chassidische joden zijn opgesplitst in nog tientallen groepen
o Vb. Satmar: antizionistische groep => tegen Israël en het terugkeren ernaar.
Een Messias is iemand die de Joden bevrijdt van ballingschap
Origineel was er monolatrie => ze vereren 1 God, maar ontkennen niet dat er geen andere goden
zijn (wordt op geduid in het begin van de Bijbel). Wordt later monotheïsme => er is maar 1 God.
Zionisme = beweging die ijvert voor een eigen, Joodse staat. Deze beweging wordt niet enkel door
joden gesteund.
1.3Godsbeeld
Origineel een monolatrie, geëvolueerd naar monotheïsme => geen natuurgoden, God is de
schepper van hemel en aarde en heerst over alle natuurwetten.
God als transcendent => verheven boven de natuur en de wereld; kan door mensen niet
gevat of beschreven worden; is onzichtbaar en kan en mag niet worden afgebeeld; naam is
onuitspreekbaar; slechts in metaforen te karakteriseren.
Transcendentie vs. immanentie
o Transcendentie: god staat ver boven het aardse leven
o Immanentie: god is deel van het dagelijkse leven en stijgt hier niet boven uit
o Religies moeten een afweging maken tussen de twee, een god die volledig
transcendent is, is waardeloos omdat hij te ver van ons verwijderd is => immanentie
nodig in teksten, natuur … opdat we hem zouden kunnen aanbidden; te immanent is
4