Stofwisseling
Stofwisseling ( metabolisme )
Systemen ( stelsel ) die de stofwisseling mogelijk maken:
- De spijsvertering, verteert de voedingsstoffen
- De ademhaling, neemt zuurstof op die nodig is voor de verbranding
- De bloedsomloop, bloed vervoert de voedingsstoffen die nodig zijn voor de
verbinding naar de cellen en voert de afvalstoffen die bij de verbranding vrijkomen
af
- De uitscheiding, afvalstoffen gaan naar de uitscheidingsorganen, de longen, de
nieren en de zweetklieren, zij scheiden de afvalstoffen uit
In volkomen rust: minimum stofwisseling nodig ( hartslag, ademhaling, spiertonus ):
grondstofwisseling of basaalmetabolisme
Stofwisseling:
- Je lichaam zorgt ervoor dat voedingsstoffen die je binnen krijgt gebruikt worden
- Assimilatie ( anabolisme ) en dissimilatie ( katabolisme )
Assimilatie:
- Anabolisme
- Gelijkmaking
- Omzetting van lichaamsvreemde voedingsstoffen tot lichaamseigen stoffen
- Zo kunnen ze dienen als opbouwmateriaal voor de cellen
- Gebeurt in de darmwand en in de lever
Dissimilatie:
- Katabolisme
- Ontleding
- Verbranden van stoffen
- Hierdoor ontstaat warmte en energie
- Gebeurt in de cellen
- Assimilatie groter dan dissimilatie: het lichaamsgewicht neemt toe
De energie die bij verbranding vrijkomt drukken we uit in kilocalorieën ( kcal )
De verbranding van voedingsstoffen levert warmte op, deze warmte gebruikt je
lichaam o.a. om de lichaamstemperatuur constant te houden ( 36,5 en 37,5 )
Eind- en afvalproducten van de stofwisseling:
- Koolhydraten
- Eiwitten
- Vetten
Koolhydraten:
- In het spijsverteringskanaal breken koolhydraten af tot glucose
, - Glucose kan in de cel functioneren als brandstof om energie vrij te maken ( zuurstof
nodig )
- Tekort aan zuurstof -> onvolledige verbranding verbranding -> melkzuur
- Verbranding van glucose komen kooldioxide en water als afvalstoffen vrij
Eiwitten:
- Breken in het spijsverteringskanaal af tot aminozuren
- Meeste eiwitten dienen voor de opbouw van het lichaam
- Eiwitten die het lichaam nodig heeft kunnen als brandstof functioneren
- Daarbij ontstaan kooldioxide en water als afvalstoffen
Vetten:
- Breken in het spijsverteringskanaal af tot vetzuren en glycerol
- Gebruik je lichaam vooral als brandstof
- Daarbij ontstaan kooldioxide en water als afvalstoffen
Anatomie
Voedingsstoffen
Voedingsstoffen:
- Nodig voor groei, energie en instandhouding
- Brandstoffen: koolydraten en vetten, leveren energie aan het lichaam
- Bouwstoffen: water en eiwitten, helpen het lichaam bij groei en
instandhouding
- Hulpstoffen: vitaminen en mineralen, spelen een rol bij een aantal
specifieke processen in het lichaam
Koolhydraten:
- Fungeren als brandstoffen voor het lichaam
- Vooral in plantaardig voedsel, aardappelen, groente, fruit,
graanproducten en peulvruchten
- Bestaan uit koolstof ( C ), waterstof ( H ) en zuurstof ( O )
- Ontstaan door fotosynthese ( plant neem water op, zonnestralen erop,
plant vormt glucose en zuurstof, plant zet glucose om in zetmeel, plant
slaat zetmeel op in bollen en knollen, zoals de aardappel
- Lichaam heeft ze nodig als energiebron
- 1 gram koolhydraten levert 4 kcal
- Houden het bloedsuikergehalte op peil
- Positieve invloed op de werking van de darmen
- In celwanden van een plantencel zit cellulose ( onverteerbare
koolhydraat ), hierin zitten vezels die zorgen voor de darmperistaltiek
- Obstipatie: verstopping van de darmen
- Lichaam breekt koolhydraten af tot glucose