11.1 Je voeding
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft per voedingsstof advies over de
dagelijkse consumptie. Dat is de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH). De
adviezen zijn gemiddeld en het kan dus zijn dat je meer of minder nodig hebt.
Volwassen mensen hebben ongeveer 10000 kJ per dag nodig. Of je meer of minder
dan het gemiddelde nodig hebt hangt af van je geslacht, je lengte en leeftijd. Bij
ziektes als obesitas is je BMI (Body Mass Index) te hoog. Een te hoog BMI kan je
krijgen door regelmatig meer te eten dan de richtlijnen van de WHO.
Gezondheidsproblemen kunnen ontstaan door overmatig gebruik van zout wat leidt
tot een hoge bloeddruk → hart- en vaatziekten. Ook een tekort aan vitaminen of
mineralen kan een probleem zijn. Door te weinig ijzerzouten te eten, maakt je
lichaam te weinig hemoglobine aan, waardoor je bloed te weinig O2 vervoert. Met
behulp van de Schijf van Vijf krijg je door gevarieerd te eten alle voedingsstoffen
binnen. Voedingsstoffen:
1. Koolhydraten → worden gebruikt als bouwstof en als brandstof. Maar
bijvoorbeeld glycogeen wordt ook gebruikt als reservestof. (pasta’s, koek en
sauzen)
2. Vetten → bouwstof voor membranen en hormonen. Zorgt voor
warmte-isolatie doordat het lichaam de vetten opslaat in de huid als een
reservestof. Vetten zijn ook brandstof. (olijfolie, slaolie, boter, melk, noten en
pinda’s)
3. Eiwitten → bouwstoffen voor bijvoorbeeld: spiereiwitten, Hb en antistoffen.
Eiwitten worden ook gebruikt als brandstof, maar je kunt ze niet opslaan.
(vlees, vis, zuivelproducten, eieren en zaden)
4. Water → bouwstof voor je cellen. Water is ook een oplosmiddel,
transportmiddel en warmtebuffer. (1,5-2 L water per dag nodig, 0,5 L krijg je
via vast voedsel binnen en de rest door te drinken)
5. Mineralen hebben een functie als bouwstof en spelen een rol bij processen
in je lichaam. (melkproducten bevatten Ca2+, tarweproducten veel Na+ en
K+)
6. Vitaminen zijn essentiële voedingsstoffen die het lichaam in kleine
hoeveelheden gebruikt. Ze dragen bij om het lichaam optimaal te laten
functioneren en helpen ziekten te voorkomen. (plantaardige en dierlijke
voedingsmiddelen)
Voedingsvezels zijn onverteerbare plantaardige koolhydraatmoleculen. De functie is
vooral het stimuleren van darmperistaltiek, de samentrekking van de spieren van
het darmkanaal. Additieven: stoffen die zijn toegevoegd om het voedingsmiddel
aantrekkelijker of langer houdbaar te maken. De ADI (aanvaardbare dagelijkse
inname) zorgt ervoor dat je niet te veel inneemt. Voedselallergie: een heftige reactie
op een normale voedingsstof. Eten zij de voedingsstoffen wel komt er histamine vrij
wat ervoor zorgt dat slijmvliezen opzetten en bloedvaten verdwijnen.
, 11.2 Verteringsstelsel
Als je iets eet, malen je kiezen het voedsel in kleine stukjes. Deze mechanische
verkleining maakt de vertering makkelijker. Enzymen in verteringssappen breken
de voedingsstoffen, die te groot zijn om op te nemen, af tot opneembare moleculen.
Dit heet chemische vertering. Spieren in je maag-darmkanaal duwen
voedselbrokken naar beneden en ‘kneden’ het. Lengtespieren trekken voor de
voedselbrok samen zodat er ruimte ontstaat. Daarna trekken de kringspieren achter
het voedsel samen, waardoor de voedselbrok een stukje opschuift. Dit proces
herhaalt zich.
Door te kauwen kunnen enzymen uit het speeksel de voedingsstoffen in je voedsel
beter bereiken. Er zijn zes grote speekselklieren. Daarnaast zijn er nog heel veel
kleine speekselkliertjes die in de wangen en in het slijmvlies onder de tong liggen.
Speeksel bevat onder andere:
● het enzym amylase dat zetmeelmoleculen in voedsel afbreekt.
● slijm waardoor je voedselbrokken makkelijker kunt doorslikken.
● eiwitten met een mondbacterie- en schimmeldodende werking. Niet alle
bacteriën gaan dood. In tandplak blijven er heel veel leven.
Tijdens de slikreflex duwt je tong het voedsel naar achteren de slokdarm in. Daarbij
sluit het strotklepje de luchtpijp en sluit de huig de neusholte af. De voedselbrok blijft
maar kort in de slokdarm. De reis door de rest van het maag-darmkanaal duurt
ongeveer een dag. Na de slokdarm komt het voedsel in de maag. De maag kneedt
de voedselbrokken en vermengt ze met maagsap, dat bestaat uit drie klierproducten:
1. Zoutzuur afgescheiden uit diepgelegen cellen van de maagsapklieren. Het
zoutzuur zorgt voor het opzwellen van eiwitten, waardoor enzymen er beter
mee in contact komen. Activeert ook eiwitsplitsende enzymen en doodt
bacteriën.
2. Pepsinogeen, een inactief pro-enzym gemaakt door nog dieper gelegen
cellen van de maagsapklieren. Onder invloed van zoutzuur ontstaat hieruit het
actieve peptase, dat eiwitten afbreekt tot polypeptiden.
3. Maagslijm bedekt de binnenkant van de maag en beschermt de cellen van de
maagwand tegen het zoutzuur en de eiwitsplitsende peptase.
Aan de onder- en bovenkant wordt de maag afgesloten door een kringspier en
maagportier, zodat de zure voedselbrij niet naar de slokdarm gaat of door de
twaalfvingerige darm. Soms ontspant de maagportier en stroomt er een beetje van
de zure maaginhoud in het lumen van de twaalfvingerige darm. Hierin mondt de
gezamenlijke afvoerbuis van lever / galblaas en alvleesklier uit. Alvleessap bevat
onder andere HCO3- , waardoor de pH in de twaalfvingerige darm stijgt tot ongeveer
pH 8. Het alvleesap bevat ook: amylase, tryptase, lipase en nucleasen. Deze
enzymen breken grote koolhydraten, eiwitten, vetten of nucleïnezuren af. Ook is gal
bij de vertering belangrijk.
Je voltooit de vertering in de rest van de dunne darm. Hier geven darmsapklieren
veel enzymtypen af aan de darminhoud. Die verteren koolhydraten, polypeptiden of
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft per voedingsstof advies over de
dagelijkse consumptie. Dat is de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH). De
adviezen zijn gemiddeld en het kan dus zijn dat je meer of minder nodig hebt.
Volwassen mensen hebben ongeveer 10000 kJ per dag nodig. Of je meer of minder
dan het gemiddelde nodig hebt hangt af van je geslacht, je lengte en leeftijd. Bij
ziektes als obesitas is je BMI (Body Mass Index) te hoog. Een te hoog BMI kan je
krijgen door regelmatig meer te eten dan de richtlijnen van de WHO.
Gezondheidsproblemen kunnen ontstaan door overmatig gebruik van zout wat leidt
tot een hoge bloeddruk → hart- en vaatziekten. Ook een tekort aan vitaminen of
mineralen kan een probleem zijn. Door te weinig ijzerzouten te eten, maakt je
lichaam te weinig hemoglobine aan, waardoor je bloed te weinig O2 vervoert. Met
behulp van de Schijf van Vijf krijg je door gevarieerd te eten alle voedingsstoffen
binnen. Voedingsstoffen:
1. Koolhydraten → worden gebruikt als bouwstof en als brandstof. Maar
bijvoorbeeld glycogeen wordt ook gebruikt als reservestof. (pasta’s, koek en
sauzen)
2. Vetten → bouwstof voor membranen en hormonen. Zorgt voor
warmte-isolatie doordat het lichaam de vetten opslaat in de huid als een
reservestof. Vetten zijn ook brandstof. (olijfolie, slaolie, boter, melk, noten en
pinda’s)
3. Eiwitten → bouwstoffen voor bijvoorbeeld: spiereiwitten, Hb en antistoffen.
Eiwitten worden ook gebruikt als brandstof, maar je kunt ze niet opslaan.
(vlees, vis, zuivelproducten, eieren en zaden)
4. Water → bouwstof voor je cellen. Water is ook een oplosmiddel,
transportmiddel en warmtebuffer. (1,5-2 L water per dag nodig, 0,5 L krijg je
via vast voedsel binnen en de rest door te drinken)
5. Mineralen hebben een functie als bouwstof en spelen een rol bij processen
in je lichaam. (melkproducten bevatten Ca2+, tarweproducten veel Na+ en
K+)
6. Vitaminen zijn essentiële voedingsstoffen die het lichaam in kleine
hoeveelheden gebruikt. Ze dragen bij om het lichaam optimaal te laten
functioneren en helpen ziekten te voorkomen. (plantaardige en dierlijke
voedingsmiddelen)
Voedingsvezels zijn onverteerbare plantaardige koolhydraatmoleculen. De functie is
vooral het stimuleren van darmperistaltiek, de samentrekking van de spieren van
het darmkanaal. Additieven: stoffen die zijn toegevoegd om het voedingsmiddel
aantrekkelijker of langer houdbaar te maken. De ADI (aanvaardbare dagelijkse
inname) zorgt ervoor dat je niet te veel inneemt. Voedselallergie: een heftige reactie
op een normale voedingsstof. Eten zij de voedingsstoffen wel komt er histamine vrij
wat ervoor zorgt dat slijmvliezen opzetten en bloedvaten verdwijnen.
, 11.2 Verteringsstelsel
Als je iets eet, malen je kiezen het voedsel in kleine stukjes. Deze mechanische
verkleining maakt de vertering makkelijker. Enzymen in verteringssappen breken
de voedingsstoffen, die te groot zijn om op te nemen, af tot opneembare moleculen.
Dit heet chemische vertering. Spieren in je maag-darmkanaal duwen
voedselbrokken naar beneden en ‘kneden’ het. Lengtespieren trekken voor de
voedselbrok samen zodat er ruimte ontstaat. Daarna trekken de kringspieren achter
het voedsel samen, waardoor de voedselbrok een stukje opschuift. Dit proces
herhaalt zich.
Door te kauwen kunnen enzymen uit het speeksel de voedingsstoffen in je voedsel
beter bereiken. Er zijn zes grote speekselklieren. Daarnaast zijn er nog heel veel
kleine speekselkliertjes die in de wangen en in het slijmvlies onder de tong liggen.
Speeksel bevat onder andere:
● het enzym amylase dat zetmeelmoleculen in voedsel afbreekt.
● slijm waardoor je voedselbrokken makkelijker kunt doorslikken.
● eiwitten met een mondbacterie- en schimmeldodende werking. Niet alle
bacteriën gaan dood. In tandplak blijven er heel veel leven.
Tijdens de slikreflex duwt je tong het voedsel naar achteren de slokdarm in. Daarbij
sluit het strotklepje de luchtpijp en sluit de huig de neusholte af. De voedselbrok blijft
maar kort in de slokdarm. De reis door de rest van het maag-darmkanaal duurt
ongeveer een dag. Na de slokdarm komt het voedsel in de maag. De maag kneedt
de voedselbrokken en vermengt ze met maagsap, dat bestaat uit drie klierproducten:
1. Zoutzuur afgescheiden uit diepgelegen cellen van de maagsapklieren. Het
zoutzuur zorgt voor het opzwellen van eiwitten, waardoor enzymen er beter
mee in contact komen. Activeert ook eiwitsplitsende enzymen en doodt
bacteriën.
2. Pepsinogeen, een inactief pro-enzym gemaakt door nog dieper gelegen
cellen van de maagsapklieren. Onder invloed van zoutzuur ontstaat hieruit het
actieve peptase, dat eiwitten afbreekt tot polypeptiden.
3. Maagslijm bedekt de binnenkant van de maag en beschermt de cellen van de
maagwand tegen het zoutzuur en de eiwitsplitsende peptase.
Aan de onder- en bovenkant wordt de maag afgesloten door een kringspier en
maagportier, zodat de zure voedselbrij niet naar de slokdarm gaat of door de
twaalfvingerige darm. Soms ontspant de maagportier en stroomt er een beetje van
de zure maaginhoud in het lumen van de twaalfvingerige darm. Hierin mondt de
gezamenlijke afvoerbuis van lever / galblaas en alvleesklier uit. Alvleessap bevat
onder andere HCO3- , waardoor de pH in de twaalfvingerige darm stijgt tot ongeveer
pH 8. Het alvleesap bevat ook: amylase, tryptase, lipase en nucleasen. Deze
enzymen breken grote koolhydraten, eiwitten, vetten of nucleïnezuren af. Ook is gal
bij de vertering belangrijk.
Je voltooit de vertering in de rest van de dunne darm. Hier geven darmsapklieren
veel enzymtypen af aan de darminhoud. Die verteren koolhydraten, polypeptiden of