H1 – ONDERWERP, HOOFDGEDACHTE, TEKSTDOEL EN TITEL
ONDERWERP EN HOOFDGEDACHTE
Onderwerp geeft aan in woord/woordgroep waar tekst over gaat (zonder werkwoord)
Hoofdgedachte = meedelende zin die het belangrijkste weergeeft wat er in een tekst over het
onderwerp gezegd wordt
TEKSTDOEL
Tekstdoel = wat wil een schrijver bereiken bij zijn publiek
Amuseren: Publiek vermaken
Informeren: Publiek uitleggen hoe iets in elkaar zit
Opiniëren: Publiek zelf een mening laten vormen
Overtuigen: Publiek mening laten overnemen
Activeren: Publiek aanzetten om iets (niet) te gaan doen
Hoofdgedachte constatering > informeren/opiniëren
Hoofdgedachte mening > overtuigen/activeren
TITEL
Informerende titel: geeft aan waarover tekst gaat
Motiverende titel: maakt lezer nieuwsgierig naar tekst
H2 INLEIDING EN SLOT
INLEIDING: DE AANDACHT TREKKEN
Naar actuele gebeurtenis te verwijzen, Kort voorgeschiedenis beschrijven, Aantrekkelijk voorbeeld
geven (anekdote) of belang publiek aangeven
Aantrekkelijk ook door eerste zin:
Intrigerende vraag, schokkende/opvallende cijfers, paradox (schijnbare tegenstelling), prikkelend
citaat of suggestieve/raadselachtige opsomming
INLEIDING: ONDERWERP INTRODUCEREN
Vraag gesteld, mening geformuleerd of probleem geschetst
SLOT
Bevat (vaak): hoofdgedachte, samenvatting, afweging, aansporing, aanbeveling of
toekomstverwachting
Aantrekkelijk eindigen: Terugkomen op aandachttrekker inleiding of uitsmijter (pakkende slotzin:
retorische vraag of citaat) NIET MET CLICHÉ EINDIGEN