Fonetiek Overzicht Deeltentamen 1
Week 1: Hoofdstuk 1 & 2
Taal-spraak relatie = primair
Fonetiek = “specialisatie binnen taalwetenschap die zich bezighoudt met de uiterlijk
waarneembare kant van taaltekens”
Referent = object in buitentalige werkelijkheid waarnaar wordt verwezen; kan met een of
meer betekenisdragende woorddelen
● e.g. de man verft de stoel → 2 referenten: man (mens) en stoel (object); relatie
tussen referenten door verft
Lexicale betekenis = verzameling eigenschappen van een woord; moeilijk precies onder
woorden te brengen
Morfeem = kleinste onderdeel van een woord wat betekenis heeft; e.g. boompje → boom +
-pje zijn twee aparte morfemen
→ verschillen van elkaar dmv structuurschema; niet willekeurig
Taken fonetiek:
1) aangeven verzameling van mogelijke vormen van taaltekens (primair);
Menselijke taalbouwsels altijd hiërarchisch gestructureerd.
Klankvormen = woorden/morfemen in de taal; opgebouwd uit kleinere eenheden
Klankvormen > lettergrepen (syllaben) > (mede)klinkers
Klinker altijd als kern van syllabe → meest sonoor
2) verklaringen geven voor bouwprincipes van de taaltekens
3) bestudering functionele eigenschappen van klankvorm van taal
→ taak fonetiek om duidelijk te maken wat de relatie is tussen abstracte structuur van taal
en uiting van de structuren in fysiek waarneembare vormen
● wat zijn de mogelijke spraakgeluiden en opeenvolgingen daarvan?
● waarom hebben de taalkundige eenheden de structurele eigenschappen die ze
hebben?
● hoe wordt van taal(structuur) gebruik gemaakt in de spraakcommunicatie?
,Spraakcommunicatieproces spreker-hoorder: 1 - bedoeling van de spreker, 2 - onder
woorden brengen van bedoeling dmv concepten in de lexicon, 3 - naar buiten brengen van
nog abstracte & mentale taalbouwsel, 4 - spraak reist door de lucht, 5 - hoorder vangt het
spraakgeluid op en herkent woorden, 6 - de hoorder is in staat om woorden te herkennen in
een specifieke volgorde, en 7- horder herkent de bedoeling van de spreker uit de
opgevangen woorden. = spraakketen
● centrale processen = in het lichaam/hersenen, e.g. bedoelen en begrijpen
● perifere processen = buitenkant van het lichaam, e.g. spreken en horen
Om dit te laten lukken moeten 1) de spreker en hoorder toegang hebben tot hetzelfde
transmissiekanaal en 2) toegang hebben tot dezelfde taalcode
Spraakgeluid is de essentiële verbindingsschakel spreker-hoorder + geschikt om vast te
leggen (e.g. schrijven, opname).
● taalstructuur op mentaal niveau - (abstracte) beschrijving van een mentaal bouwsel,
selectie eenheden geordend op een hiërarchische manier
● taalstructuur op abstract-taalkundig niveau - algemene bouwprincipes van menselijke
taal
, Mentaal → fysisch = hoe beïnvloedt het mentale taalbouwsel het spraakgeluid?
Fysisch → mentaal = hoe reconstrueert de hoorder op basis van het spraakgeluid het
taalbouwsel van de spreker?
Spreker laat bedoelingen doorklinken in spraakgeluid, dmv prosodie.
“spraakgeluid is lineair geordend”
Segmentele (klinkers/medeklinkers) en prosodische (melodie) verschijnselen.
Morfosyntactische hiërarchie:
morfeem < woord < woordgroep < zin < alinea
Klankvormelijke hiërarchie:
foneem < syllabe < voet < prosodisch woord < fonologische frases < intonationele frases
● Foneem = alle manieren om een bepaalde klank in een taal uit te spreken, e.g. /a/
● Allofoon = concrete realisatie van een foneem
Minimal pairs test om te zien of iets allofonen of aparte fonemen zijn.
Het aantal spraakklanken is even groot als het aantal keren dat de taalkundige eenheid is
uitgesproken en zal worden.
Klanken zitten als dakpannen over elkaar heen → klanken lopen in elkaar over
Verspreking = ontsporingen van het normale spraakproductieprocess
Plan → van de spreker aan het begin van de zin wat hij/zij wil gaan zeggen; bevat de
belangrijkste betekenisaspecten van de cruciale concepten; volgorde ligt vast, keuzeruimte
voor specifieke woorden; niet gespecificeerd op klank
vs.
Week 1: Hoofdstuk 1 & 2
Taal-spraak relatie = primair
Fonetiek = “specialisatie binnen taalwetenschap die zich bezighoudt met de uiterlijk
waarneembare kant van taaltekens”
Referent = object in buitentalige werkelijkheid waarnaar wordt verwezen; kan met een of
meer betekenisdragende woorddelen
● e.g. de man verft de stoel → 2 referenten: man (mens) en stoel (object); relatie
tussen referenten door verft
Lexicale betekenis = verzameling eigenschappen van een woord; moeilijk precies onder
woorden te brengen
Morfeem = kleinste onderdeel van een woord wat betekenis heeft; e.g. boompje → boom +
-pje zijn twee aparte morfemen
→ verschillen van elkaar dmv structuurschema; niet willekeurig
Taken fonetiek:
1) aangeven verzameling van mogelijke vormen van taaltekens (primair);
Menselijke taalbouwsels altijd hiërarchisch gestructureerd.
Klankvormen = woorden/morfemen in de taal; opgebouwd uit kleinere eenheden
Klankvormen > lettergrepen (syllaben) > (mede)klinkers
Klinker altijd als kern van syllabe → meest sonoor
2) verklaringen geven voor bouwprincipes van de taaltekens
3) bestudering functionele eigenschappen van klankvorm van taal
→ taak fonetiek om duidelijk te maken wat de relatie is tussen abstracte structuur van taal
en uiting van de structuren in fysiek waarneembare vormen
● wat zijn de mogelijke spraakgeluiden en opeenvolgingen daarvan?
● waarom hebben de taalkundige eenheden de structurele eigenschappen die ze
hebben?
● hoe wordt van taal(structuur) gebruik gemaakt in de spraakcommunicatie?
,Spraakcommunicatieproces spreker-hoorder: 1 - bedoeling van de spreker, 2 - onder
woorden brengen van bedoeling dmv concepten in de lexicon, 3 - naar buiten brengen van
nog abstracte & mentale taalbouwsel, 4 - spraak reist door de lucht, 5 - hoorder vangt het
spraakgeluid op en herkent woorden, 6 - de hoorder is in staat om woorden te herkennen in
een specifieke volgorde, en 7- horder herkent de bedoeling van de spreker uit de
opgevangen woorden. = spraakketen
● centrale processen = in het lichaam/hersenen, e.g. bedoelen en begrijpen
● perifere processen = buitenkant van het lichaam, e.g. spreken en horen
Om dit te laten lukken moeten 1) de spreker en hoorder toegang hebben tot hetzelfde
transmissiekanaal en 2) toegang hebben tot dezelfde taalcode
Spraakgeluid is de essentiële verbindingsschakel spreker-hoorder + geschikt om vast te
leggen (e.g. schrijven, opname).
● taalstructuur op mentaal niveau - (abstracte) beschrijving van een mentaal bouwsel,
selectie eenheden geordend op een hiërarchische manier
● taalstructuur op abstract-taalkundig niveau - algemene bouwprincipes van menselijke
taal
, Mentaal → fysisch = hoe beïnvloedt het mentale taalbouwsel het spraakgeluid?
Fysisch → mentaal = hoe reconstrueert de hoorder op basis van het spraakgeluid het
taalbouwsel van de spreker?
Spreker laat bedoelingen doorklinken in spraakgeluid, dmv prosodie.
“spraakgeluid is lineair geordend”
Segmentele (klinkers/medeklinkers) en prosodische (melodie) verschijnselen.
Morfosyntactische hiërarchie:
morfeem < woord < woordgroep < zin < alinea
Klankvormelijke hiërarchie:
foneem < syllabe < voet < prosodisch woord < fonologische frases < intonationele frases
● Foneem = alle manieren om een bepaalde klank in een taal uit te spreken, e.g. /a/
● Allofoon = concrete realisatie van een foneem
Minimal pairs test om te zien of iets allofonen of aparte fonemen zijn.
Het aantal spraakklanken is even groot als het aantal keren dat de taalkundige eenheid is
uitgesproken en zal worden.
Klanken zitten als dakpannen over elkaar heen → klanken lopen in elkaar over
Verspreking = ontsporingen van het normale spraakproductieprocess
Plan → van de spreker aan het begin van de zin wat hij/zij wil gaan zeggen; bevat de
belangrijkste betekenisaspecten van de cruciale concepten; volgorde ligt vast, keuzeruimte
voor specifieke woorden; niet gespecificeerd op klank
vs.