ENDOGENE EN EXOGENE PROCESSEN
2.1: DE OPBOUW VAN DE AARDE
Twee soorten aardkorst:
Oceanisch en continentaal
- basalt - graniet
- zwaar - licht
- jong - oud
- dun - dik
2.2: PLATENEKTONIEK
De aardkorst is verdeeld in platen die bewegen door de convectiestromen (bron 8). Dit kan
op drie manieren:
Convergentie:
========================
Platen bewegen naar elkaar toe. Als hier een oceanische korst bij betrokken is duikt de
oceanisch korst onder de continentale korst of de jongste (en zwaarste) oceanische korst duikt
onder de andere oceanische korst. Dit heet subductie.
Divergentie:
============ ============
Platen bewegen bij elkaar vandaan. Het ontstane gat tussen de platen wordt snel opgevuld met
magma uit de aardmantel. Zo is ook de midoceanische rug ontstaan.
, Transform:
Platen bewegen lans elkaar. Hierbij wordt hoge druk
opgebouwd die eruit komt bij een aardbeving.
200 miljoen jaar geleden was er één supercontinent: Pangea. Dit werd uit elkaar getrokken
door de convectiestromen. De voorspelling is dat de continenten over 250 miljoen jaar
opnieuw een supercontinent zullen vormen.
2.3: VULKANISME
Bij divergentie:
Er ontstaat steeds een langgerekte scheur in de aardkorst die wordt opgevuld met magma uit
de mantel. Het magma uit deze effusieve erupties stolt snel door het oceaanwater waardoor
basalt ontstaat.
Bij subductie:
Er komen juist explosieve erupties. Dat komt doordat het magma bestaat uit omgesmolten
aardkorsten en sediment, vermengd met zeewater. Dit magma is licht en wil omhoog maar
omdat het zo stroperig is moet er eerst een hele hoge druk op komen. Uiteindelijk is de druk
zo hoog dat er een explosieve eruptie komt.
Bij subductiezones kunnen er ook intrusies voorkomen. Dit is wanneer magma stolt in de
aardkorst. Dit stollen gebeurt langzaam waardoor er graniet ontstaat.
Het in de lucht geslingerde materiaal wordt pyroclastica genoemd.
Het lava dat zich ophoopt rondom de krater vormt een kegel. Dit heet een stratovulkaan.
Wanneer een eruptie zo heftig is dat de magmakamer instort ontstaat er een caldera.
Bij hotspots:
Dan heb je nog schildvulkanen die ontstaan bij hotspots: een gat in de aardkorst. Hier zitten
mantelpluimen waar continu magma omhoogvloeit.
2.4: AARDBEVINGEN
Aardbevingen zijn gevolg van een ontlading van opgebouwde druk. Deze druk ontstaat bij
transformbreuken.
Door aanhoudende druk zal de aardkorst langzaam vervormen of verbuigen. Wanneer de druk
te hoog is breekt het gesteente plotklaps en de aardkorst schiet terug in de oude vorm.
Schaal van Richter: geeft magnitude (vrijgekomen energie) bij een aardbeving weer op
logaritmische schaal.
Schaal van Mercalli: geeft schade van een aardbeving weer.
Hypocentrum: plek waar het gesteente vastzat.
Epicentrum: plek aan het aardoppervlak boven het hypocentrum.
Hoe dieper het hypocentrum hoe minder het effect van de aardbeving.
2.1: DE OPBOUW VAN DE AARDE
Twee soorten aardkorst:
Oceanisch en continentaal
- basalt - graniet
- zwaar - licht
- jong - oud
- dun - dik
2.2: PLATENEKTONIEK
De aardkorst is verdeeld in platen die bewegen door de convectiestromen (bron 8). Dit kan
op drie manieren:
Convergentie:
========================
Platen bewegen naar elkaar toe. Als hier een oceanische korst bij betrokken is duikt de
oceanisch korst onder de continentale korst of de jongste (en zwaarste) oceanische korst duikt
onder de andere oceanische korst. Dit heet subductie.
Divergentie:
============ ============
Platen bewegen bij elkaar vandaan. Het ontstane gat tussen de platen wordt snel opgevuld met
magma uit de aardmantel. Zo is ook de midoceanische rug ontstaan.
, Transform:
Platen bewegen lans elkaar. Hierbij wordt hoge druk
opgebouwd die eruit komt bij een aardbeving.
200 miljoen jaar geleden was er één supercontinent: Pangea. Dit werd uit elkaar getrokken
door de convectiestromen. De voorspelling is dat de continenten over 250 miljoen jaar
opnieuw een supercontinent zullen vormen.
2.3: VULKANISME
Bij divergentie:
Er ontstaat steeds een langgerekte scheur in de aardkorst die wordt opgevuld met magma uit
de mantel. Het magma uit deze effusieve erupties stolt snel door het oceaanwater waardoor
basalt ontstaat.
Bij subductie:
Er komen juist explosieve erupties. Dat komt doordat het magma bestaat uit omgesmolten
aardkorsten en sediment, vermengd met zeewater. Dit magma is licht en wil omhoog maar
omdat het zo stroperig is moet er eerst een hele hoge druk op komen. Uiteindelijk is de druk
zo hoog dat er een explosieve eruptie komt.
Bij subductiezones kunnen er ook intrusies voorkomen. Dit is wanneer magma stolt in de
aardkorst. Dit stollen gebeurt langzaam waardoor er graniet ontstaat.
Het in de lucht geslingerde materiaal wordt pyroclastica genoemd.
Het lava dat zich ophoopt rondom de krater vormt een kegel. Dit heet een stratovulkaan.
Wanneer een eruptie zo heftig is dat de magmakamer instort ontstaat er een caldera.
Bij hotspots:
Dan heb je nog schildvulkanen die ontstaan bij hotspots: een gat in de aardkorst. Hier zitten
mantelpluimen waar continu magma omhoogvloeit.
2.4: AARDBEVINGEN
Aardbevingen zijn gevolg van een ontlading van opgebouwde druk. Deze druk ontstaat bij
transformbreuken.
Door aanhoudende druk zal de aardkorst langzaam vervormen of verbuigen. Wanneer de druk
te hoog is breekt het gesteente plotklaps en de aardkorst schiet terug in de oude vorm.
Schaal van Richter: geeft magnitude (vrijgekomen energie) bij een aardbeving weer op
logaritmische schaal.
Schaal van Mercalli: geeft schade van een aardbeving weer.
Hypocentrum: plek waar het gesteente vastzat.
Epicentrum: plek aan het aardoppervlak boven het hypocentrum.
Hoe dieper het hypocentrum hoe minder het effect van de aardbeving.