Exercise is medicine
Hoofdstuk 1
Zie cursus (+ ppt)
Hoofdstuk 2
Zie cursus (+ppt)
Hoofdstuk 3: meten van FA en SG DEEL 1 (Marieke de creamer)
Voor selectie meetinstrument :
• Doel van de meting
o Altijd je eerste stap
o Resultaten wetenschappelijke studies correct interpreteren
o Zicht krijgen op mogelijke uitkomstmaten
o Zicht krijgen op meetinstrumenten te gebruiken in praktijk
o Bv. epidemiologisch onderzoek => verband tussen FA en SG en uitkomsten
o Bv. begrijpen van determinanten van FA/SG
o Bv. Meten van de impact/effect van een interventie
• Doelgroep
o Kleuters, volwassenen, kinderen en jongeren, patiënten met chronische
aandoeningen,...
• Welke componenten van gedrag (FA/SG) meten
o Frequentie
o Intensiteit
o Hoeveelheid/duur
o Type
o Domein
• Betrouwbaarheid en validiteit meetinstrument
o Betrouwbaarheid = stabiliteit van het toestel over de tijd -> hetzelfde concept
overheen tijd meten
▪ <0.50 : zwakke betrouwbaarheid
▪ 0.50 – 0.75 : matige betrouwbaarheid
▪ > 0.75 : goede betrouwbaarheid
o Validiteit = meet het toestel wat het moet meten
▪ Vanaf 0.4 goed
▪ Vanaf 0.3 redelijk/matig
• Praktische bruikbaarheid meetinstrument
o Gerelateerd aan ontwikkeling, scoren,
administratie,…
o Denk aan kosten, expertise nodig, tijd, …
o Observaties < logboeken < objectieve metingen
< zelfrapportering
• Gebruiksgemak
1
, o Bv aantal vragen, moeilijkheid ervan, proxy (ouders van jonge kinderen, want
kinderen jonger dan 10 j kunnen eig nog niet reflecteren over eigen
bewegingsgedrag...
Kwantificeren is moeilijk
- Frequentie
- Duur
- Intensiteit
- Context
Extra zaken om rekening mee te houden
• Hoelang meten (gemakkelijk in gebruik)
• Gedrag van de proefpersonen niet beïnvloeden
• Bruikbaarheid bij groter groepen
• => Eigenschappen van de meettoestellen aftoetsen aan nodige criteria
• => Voor en nadelen van de meetmethodes
Meetmethoden
1. Criteriummethoden
• Gouden standaard
• Vb: Directe observatie / dubbel gelabeld water (inname isotopen)/ (In)directe calorimetrie
Directe observatie
• Op moment zelf of ahv filmopnames
• Meestal wordt seconde per seconde bekeken om het gedrag in kaart te brengen
• Nadelen van live observeren
o Aanwezigheid van observator kan er voor zorgen dat mensen hun gedrag gaan
aanpassen
o Niet evident om correct te interpreteren
• Voorkeur naar filmopnames
Directe calorimetrie
• Op basis van energieverbruik een uitspraak doen over FA en SG
• Uitvoering
o P neemt plaats in caloriekamer omgeven door water en
isolatie
o O2 en CO2 kunnen naar buiten
o Temp van het water gaat stijgen als p meer energie verbruikt
2
, • Eerste wet van de thermodynamica = wanneer een bepaalde hoeveelheid energie wordt
gebruikt, zal er eenzelfde hoeveelheid warmte worden geproduceerd
• 1 calorie = hoeveelheid warmte die nodig is om de temp met 1° te doen stijgen
• Relatie tussen verschillende eenheden voor energie:
kcal kJ
1 kilocalorie (kcal) 1.0 4.1868
1 kiloJoule (kJ) 0.23885 1.0
Indirecte calorimetrie
• Hoeveelheid zuurstofverbruik en CO2 productie meten
• Energieproductie van het lichaam = aeroob => voor verbranding van KH en vetten
• Voorbeeld = CPET
• Vetverbranding:
C16H32O2 + 23O2 à 16CO2 + 16H2O + 129ATP (palmitinezuur)
• Koolhydraten:
C6H12O6 + 6O2 à 6CO2 + 6H2O + 38ATP (Glucose)
• Respiratory exchange ratio (RER) = gasuitwisselingsverhouding
o VCO2/VO2 => informatie over substraatverbranding
o RER = 1 => 100% KH verbranding
o RER = 0.7 => 100% vetverbranding
Dubbel gelabeld water
• Inname van isotopendrank => op bepaalde tijdstippen bloed- en urinestalen afnemen =>
kijken hoeveel isotopen er in bloed en urine zitten
• Snelheid waarmee isotopen in bloed en urine komen zegt iets over het energieverbruik
2. Objectieve methoden
= Bewegingsmeters
Pedometer
• = klein apparaatje die elke stap telt die gezet wordt
• Voordelen
o Makkelijk af te lezen, makkelijk bruikbaar
o Goedkoop
• Nadelen
o Totaal aantal stappen per dag te noteren
3
, o Geen info over intensiteit en context
o Niet waterdicht
o SG wordt niet gemeten
o Standaard niet geblindeerd => reactiviteit = proefpersonen gaan in functie van
meettoestel meer gaan bewegen dan normaal
• Nieuwe modellen
o Voordelen
▪ Stappen/dag en stappen/uur
▪ Stappenpatronen
o Nadelen
▪ Geen info over de intensiteit
▪ Niet waterdicht
▪ SG wordt niet gemeten
Accelerometer
• = kleine, lichte bewegingsmeters die meestal onopvallend zijn tijdens het dragen
• Informatie over volume, patroon, intensiteit en duur van FA en SG
• Meten de versnellingen die persoon maakt ahv een piëzoelektrische sensor in 1,2 of 3
dimensies gedurende een bepaalde periode
• Ahv gemeten versnellingen en cut-points worden ze omgezet in intensiteiten van beweging
• ActiGraph
o Voordelen
▪ Valide
▪ Info over intensiteit en stappen/dag+uur
o Nadelen
▪ Geen info over context
▪ Geen verschil tussen zitten en staan
▪ Niet waterdicht
o Dragen aan rechterheup of boven de rechterknie tijdens wakkere uren
o Dragen aan niet-dominante pols tijdens slaap om 24-uursgedrag in kaart te brengen
o Verschillende versies: GT1M , GT3X, GT3X+, Wgt3x=bt
▪ GT1M = eerste versie en meet versnellingen in 1 as => geen onderscheid
tussen zitten en staan
▪ Andere versies = meten volgens 3 assen
o Calibratiestudies om voor verschillende leeftijdsgroepen de perfecte cut-points te
bepalen
▪ Wel andere conclusies adhv verschillende gekozen cut-points
• ActivPal
o = kleine lichte uniaxiale accelerometer
o Voordelen
▪ Valide
▪ Info over intensiteit
▪ Inclinometer => verschil tussen zitten staan
▪ Waterdicht
4
Hoofdstuk 1
Zie cursus (+ ppt)
Hoofdstuk 2
Zie cursus (+ppt)
Hoofdstuk 3: meten van FA en SG DEEL 1 (Marieke de creamer)
Voor selectie meetinstrument :
• Doel van de meting
o Altijd je eerste stap
o Resultaten wetenschappelijke studies correct interpreteren
o Zicht krijgen op mogelijke uitkomstmaten
o Zicht krijgen op meetinstrumenten te gebruiken in praktijk
o Bv. epidemiologisch onderzoek => verband tussen FA en SG en uitkomsten
o Bv. begrijpen van determinanten van FA/SG
o Bv. Meten van de impact/effect van een interventie
• Doelgroep
o Kleuters, volwassenen, kinderen en jongeren, patiënten met chronische
aandoeningen,...
• Welke componenten van gedrag (FA/SG) meten
o Frequentie
o Intensiteit
o Hoeveelheid/duur
o Type
o Domein
• Betrouwbaarheid en validiteit meetinstrument
o Betrouwbaarheid = stabiliteit van het toestel over de tijd -> hetzelfde concept
overheen tijd meten
▪ <0.50 : zwakke betrouwbaarheid
▪ 0.50 – 0.75 : matige betrouwbaarheid
▪ > 0.75 : goede betrouwbaarheid
o Validiteit = meet het toestel wat het moet meten
▪ Vanaf 0.4 goed
▪ Vanaf 0.3 redelijk/matig
• Praktische bruikbaarheid meetinstrument
o Gerelateerd aan ontwikkeling, scoren,
administratie,…
o Denk aan kosten, expertise nodig, tijd, …
o Observaties < logboeken < objectieve metingen
< zelfrapportering
• Gebruiksgemak
1
, o Bv aantal vragen, moeilijkheid ervan, proxy (ouders van jonge kinderen, want
kinderen jonger dan 10 j kunnen eig nog niet reflecteren over eigen
bewegingsgedrag...
Kwantificeren is moeilijk
- Frequentie
- Duur
- Intensiteit
- Context
Extra zaken om rekening mee te houden
• Hoelang meten (gemakkelijk in gebruik)
• Gedrag van de proefpersonen niet beïnvloeden
• Bruikbaarheid bij groter groepen
• => Eigenschappen van de meettoestellen aftoetsen aan nodige criteria
• => Voor en nadelen van de meetmethodes
Meetmethoden
1. Criteriummethoden
• Gouden standaard
• Vb: Directe observatie / dubbel gelabeld water (inname isotopen)/ (In)directe calorimetrie
Directe observatie
• Op moment zelf of ahv filmopnames
• Meestal wordt seconde per seconde bekeken om het gedrag in kaart te brengen
• Nadelen van live observeren
o Aanwezigheid van observator kan er voor zorgen dat mensen hun gedrag gaan
aanpassen
o Niet evident om correct te interpreteren
• Voorkeur naar filmopnames
Directe calorimetrie
• Op basis van energieverbruik een uitspraak doen over FA en SG
• Uitvoering
o P neemt plaats in caloriekamer omgeven door water en
isolatie
o O2 en CO2 kunnen naar buiten
o Temp van het water gaat stijgen als p meer energie verbruikt
2
, • Eerste wet van de thermodynamica = wanneer een bepaalde hoeveelheid energie wordt
gebruikt, zal er eenzelfde hoeveelheid warmte worden geproduceerd
• 1 calorie = hoeveelheid warmte die nodig is om de temp met 1° te doen stijgen
• Relatie tussen verschillende eenheden voor energie:
kcal kJ
1 kilocalorie (kcal) 1.0 4.1868
1 kiloJoule (kJ) 0.23885 1.0
Indirecte calorimetrie
• Hoeveelheid zuurstofverbruik en CO2 productie meten
• Energieproductie van het lichaam = aeroob => voor verbranding van KH en vetten
• Voorbeeld = CPET
• Vetverbranding:
C16H32O2 + 23O2 à 16CO2 + 16H2O + 129ATP (palmitinezuur)
• Koolhydraten:
C6H12O6 + 6O2 à 6CO2 + 6H2O + 38ATP (Glucose)
• Respiratory exchange ratio (RER) = gasuitwisselingsverhouding
o VCO2/VO2 => informatie over substraatverbranding
o RER = 1 => 100% KH verbranding
o RER = 0.7 => 100% vetverbranding
Dubbel gelabeld water
• Inname van isotopendrank => op bepaalde tijdstippen bloed- en urinestalen afnemen =>
kijken hoeveel isotopen er in bloed en urine zitten
• Snelheid waarmee isotopen in bloed en urine komen zegt iets over het energieverbruik
2. Objectieve methoden
= Bewegingsmeters
Pedometer
• = klein apparaatje die elke stap telt die gezet wordt
• Voordelen
o Makkelijk af te lezen, makkelijk bruikbaar
o Goedkoop
• Nadelen
o Totaal aantal stappen per dag te noteren
3
, o Geen info over intensiteit en context
o Niet waterdicht
o SG wordt niet gemeten
o Standaard niet geblindeerd => reactiviteit = proefpersonen gaan in functie van
meettoestel meer gaan bewegen dan normaal
• Nieuwe modellen
o Voordelen
▪ Stappen/dag en stappen/uur
▪ Stappenpatronen
o Nadelen
▪ Geen info over de intensiteit
▪ Niet waterdicht
▪ SG wordt niet gemeten
Accelerometer
• = kleine, lichte bewegingsmeters die meestal onopvallend zijn tijdens het dragen
• Informatie over volume, patroon, intensiteit en duur van FA en SG
• Meten de versnellingen die persoon maakt ahv een piëzoelektrische sensor in 1,2 of 3
dimensies gedurende een bepaalde periode
• Ahv gemeten versnellingen en cut-points worden ze omgezet in intensiteiten van beweging
• ActiGraph
o Voordelen
▪ Valide
▪ Info over intensiteit en stappen/dag+uur
o Nadelen
▪ Geen info over context
▪ Geen verschil tussen zitten en staan
▪ Niet waterdicht
o Dragen aan rechterheup of boven de rechterknie tijdens wakkere uren
o Dragen aan niet-dominante pols tijdens slaap om 24-uursgedrag in kaart te brengen
o Verschillende versies: GT1M , GT3X, GT3X+, Wgt3x=bt
▪ GT1M = eerste versie en meet versnellingen in 1 as => geen onderscheid
tussen zitten en staan
▪ Andere versies = meten volgens 3 assen
o Calibratiestudies om voor verschillende leeftijdsgroepen de perfecte cut-points te
bepalen
▪ Wel andere conclusies adhv verschillende gekozen cut-points
• ActivPal
o = kleine lichte uniaxiale accelerometer
o Voordelen
▪ Valide
▪ Info over intensiteit
▪ Inclinometer => verschil tussen zitten staan
▪ Waterdicht
4