Toxicologie 2.2.3
De student kan:
- De voor- en nadelen benoemen van het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen en toegevoegde steroïde hormonen in vlees.
- Beschrijven hoe MRL-waarden vastgesteld en gecontroleerd worden
- De relatie tussen MRL-waarden en gewasbeschermingsmiddelen en veilige
grenswaarden bij de mens beschrijven.
Pesticiden (bestrijdingsmiddelen) beschermen gewassen tegen plagen tijdens de
teelt, de verwerking, de opslag en het transport. Ze worden bijvoorbeeld gebruikt om
de groei van schimmels tegen te gaan of vraat van insecten te voorkomen. Er zijn
verschillende soorten gewasbeschermingsmiddelen:
- Herbiciden worden gebruikt ter bestrijding van onkruid.
- Fungiciden worden gebruikt ter bestrijding van schimmels. Sommige
fungiciden kunnen erg lang in het lichaam opgeslagen blijven en hebben
mogelijk schadelijke gevolgen voor de lever.
- Insecticiden worden gebruikt ter bestrijding van insecten. Deze stoffen
kunnen via inademing de huid of het zenuwstelsel beschadigen.
- Rodenticiden worden gebruikt ter bestrijding van knaagdieren.
- Nematociden worden gebruikt ter bestrijding van bodem-aaltjes.
Pesticiden zijn uitgebreid getest op mogelijke risico’s voor mens en milieu. Als een
middel is toegelaten, is ook bepaald hoe het moet worden gebruikt, waardoor er
weinig of niets in een levensmiddel achterblijft. Voor elk middel zijn grenzen gesteld
aan de hoeveelheid die mensen dagelijks binnen mogen krijgen (ADI) en de
hoeveelheid die achter mag blijven in een product (MRL). Voor de toelating van
gewasbeschermingsmiddel wordt er op verschillende dingen gelet. Er wordt gelet op
de werkzaamheid, effecten op het milieu, effecten op de mens en de fysisch
chemische eigenschappen.
Gewasbeschermingsmiddelen zijn bestrijdingsmiddelen die in de landbouw worden
gebruikt. Bijvoorbeeld bij het bestrijden van schimmels, insecten en onkruiden.
Gewasbeschermingsmiddelen bevatten werkzame stoffen tegen schadelijke
organismen. Daarom brengt het gebruik naast voordelen ook risico’s met zich mee
voor de volksgezondheid en het milieu. Gewasbeschermingsmiddelen kunnen
bijvoorbeeld in de sloot waaien tijdens het spuiten. Ook kunnen planten en dieren
waartegen het middel niet bedoeld is, schadelijke effecten ondervinden. De risico’s
voor mensen worden beoordeeld voor de gebruiker, en voor anderen die daarna met
het gewasbeschermingsmiddel in aanraking.
De student kan:
- De voor- en nadelen benoemen van het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen en toegevoegde steroïde hormonen in vlees.
- Beschrijven hoe MRL-waarden vastgesteld en gecontroleerd worden
- De relatie tussen MRL-waarden en gewasbeschermingsmiddelen en veilige
grenswaarden bij de mens beschrijven.
Pesticiden (bestrijdingsmiddelen) beschermen gewassen tegen plagen tijdens de
teelt, de verwerking, de opslag en het transport. Ze worden bijvoorbeeld gebruikt om
de groei van schimmels tegen te gaan of vraat van insecten te voorkomen. Er zijn
verschillende soorten gewasbeschermingsmiddelen:
- Herbiciden worden gebruikt ter bestrijding van onkruid.
- Fungiciden worden gebruikt ter bestrijding van schimmels. Sommige
fungiciden kunnen erg lang in het lichaam opgeslagen blijven en hebben
mogelijk schadelijke gevolgen voor de lever.
- Insecticiden worden gebruikt ter bestrijding van insecten. Deze stoffen
kunnen via inademing de huid of het zenuwstelsel beschadigen.
- Rodenticiden worden gebruikt ter bestrijding van knaagdieren.
- Nematociden worden gebruikt ter bestrijding van bodem-aaltjes.
Pesticiden zijn uitgebreid getest op mogelijke risico’s voor mens en milieu. Als een
middel is toegelaten, is ook bepaald hoe het moet worden gebruikt, waardoor er
weinig of niets in een levensmiddel achterblijft. Voor elk middel zijn grenzen gesteld
aan de hoeveelheid die mensen dagelijks binnen mogen krijgen (ADI) en de
hoeveelheid die achter mag blijven in een product (MRL). Voor de toelating van
gewasbeschermingsmiddel wordt er op verschillende dingen gelet. Er wordt gelet op
de werkzaamheid, effecten op het milieu, effecten op de mens en de fysisch
chemische eigenschappen.
Gewasbeschermingsmiddelen zijn bestrijdingsmiddelen die in de landbouw worden
gebruikt. Bijvoorbeeld bij het bestrijden van schimmels, insecten en onkruiden.
Gewasbeschermingsmiddelen bevatten werkzame stoffen tegen schadelijke
organismen. Daarom brengt het gebruik naast voordelen ook risico’s met zich mee
voor de volksgezondheid en het milieu. Gewasbeschermingsmiddelen kunnen
bijvoorbeeld in de sloot waaien tijdens het spuiten. Ook kunnen planten en dieren
waartegen het middel niet bedoeld is, schadelijke effecten ondervinden. De risico’s
voor mensen worden beoordeeld voor de gebruiker, en voor anderen die daarna met
het gewasbeschermingsmiddel in aanraking.