11.2 Verteringsstelsel
Als je iets eet, malen je kiezen het voedsel in kleine stukjes. Deze mechanische
verkleining maakt de vertering makkelijker. Enzymen in verteringssappen breken
de voedingsstoffen, die te groot zijn om op te nemen, af tot opneembare moleculen.
Dit heet chemische vertering. Spieren in je maag-darmkanaal duwen
voedselbrokken naar beneden en ‘kneden’ het. Lengtespieren trekken voor de
voedselbrok samen zodat er ruimte ontstaat. Daarna trekken de kringspieren achter
het voedsel samen, waardoor de voedselbrok een stukje opschuift. Dit proces
herhaalt zich.
Door te kauwen kunnen enzymen uit het speeksel de voedingsstoffen in je voedsel
beter bereiken. Er zijn zes grote speekselklieren. Daarnaast zijn er nog heel veel
kleine speekselkliertjes die in de wangen en in het slijmvlies onder de tong liggen.
Speeksel bevat onder andere:
● het enzym amylase dat zetmeelmoleculen in voedsel afbreekt.
● slijm waardoor je voedselbrokken makkelijker kunt doorslikken.
● eiwitten met een mondbacterie- en schimmeldodende werking. Niet alle
bacteriën gaan dood. In tandplak blijven er heel veel leven.
Tijdens de slikreflex duwt je tong het voedsel naar achteren de slokdarm in. Daarbij
sluit het strotklepje de luchtpijp en sluit de huig de neusholte af. De voedselbrok blijft
maar kort in de slokdarm. De reis door de rest van het maag-darmkanaal duurt
ongeveer een dag. Na de slokdarm komt het voedsel in de maag. De maag kneedt
de voedselbrokken en vermengt ze met maagsap, dat bestaat uit drie klierproducten:
1. Zoutzuur afgescheiden uit diepgelegen cellen van de maagsapklieren. Het
zoutzuur zorgt voor het opzwellen van eiwitten, waardoor enzymen er beter
mee in contact komen. Activeert ook eiwitsplitsende enzymen en doodt
bacteriën.
2. Pepsinogeen, een inactief pro-enzym gemaakt door nog dieper gelegen
cellen van de maagsapklieren. Onder invloed van zoutzuur ontstaat hieruit het
actieve peptase, dat eiwitten afbreekt tot polypeptiden.
3. Maagslijm bedekt de binnenkant van de maag en beschermt de cellen van de
maagwand tegen het zoutzuur en de eiwitsplitsende peptase.
Aan de onder- en bovenkant wordt de maag afgesloten door een kringspier en
maagportier, zodat de zure voedselbrij niet naar de slokdarm gaat of door de
twaalfvingerige darm. Soms ontspant de maagportier en stroomt er een beetje van
de zure maaginhoud in het lumen van de twaalfvingerige darm. Hierin mondt de
gezamenlijke afvoerbuis van lever / galblaas en alvleesklier uit. Alvleessap bevat
onder andere HCO3- , waardoor de pH in de twaalfvingerige darm stijgt tot ongeveer
pH 8. Het alvleesap bevat ook: amylase, tryptase, lipase en nucleasen. Deze
enzymen breken grote koolhydraten, eiwitten, vetten of nucleïnezuren af. Ook is gal
bij de vertering belangrijk.
Je voltooit de vertering in de rest van de dunne darm. Hier geven darmsapklieren
veel enzymtypen af aan de darminhoud. Die verteren koolhydraten, polypeptiden of
Als je iets eet, malen je kiezen het voedsel in kleine stukjes. Deze mechanische
verkleining maakt de vertering makkelijker. Enzymen in verteringssappen breken
de voedingsstoffen, die te groot zijn om op te nemen, af tot opneembare moleculen.
Dit heet chemische vertering. Spieren in je maag-darmkanaal duwen
voedselbrokken naar beneden en ‘kneden’ het. Lengtespieren trekken voor de
voedselbrok samen zodat er ruimte ontstaat. Daarna trekken de kringspieren achter
het voedsel samen, waardoor de voedselbrok een stukje opschuift. Dit proces
herhaalt zich.
Door te kauwen kunnen enzymen uit het speeksel de voedingsstoffen in je voedsel
beter bereiken. Er zijn zes grote speekselklieren. Daarnaast zijn er nog heel veel
kleine speekselkliertjes die in de wangen en in het slijmvlies onder de tong liggen.
Speeksel bevat onder andere:
● het enzym amylase dat zetmeelmoleculen in voedsel afbreekt.
● slijm waardoor je voedselbrokken makkelijker kunt doorslikken.
● eiwitten met een mondbacterie- en schimmeldodende werking. Niet alle
bacteriën gaan dood. In tandplak blijven er heel veel leven.
Tijdens de slikreflex duwt je tong het voedsel naar achteren de slokdarm in. Daarbij
sluit het strotklepje de luchtpijp en sluit de huig de neusholte af. De voedselbrok blijft
maar kort in de slokdarm. De reis door de rest van het maag-darmkanaal duurt
ongeveer een dag. Na de slokdarm komt het voedsel in de maag. De maag kneedt
de voedselbrokken en vermengt ze met maagsap, dat bestaat uit drie klierproducten:
1. Zoutzuur afgescheiden uit diepgelegen cellen van de maagsapklieren. Het
zoutzuur zorgt voor het opzwellen van eiwitten, waardoor enzymen er beter
mee in contact komen. Activeert ook eiwitsplitsende enzymen en doodt
bacteriën.
2. Pepsinogeen, een inactief pro-enzym gemaakt door nog dieper gelegen
cellen van de maagsapklieren. Onder invloed van zoutzuur ontstaat hieruit het
actieve peptase, dat eiwitten afbreekt tot polypeptiden.
3. Maagslijm bedekt de binnenkant van de maag en beschermt de cellen van de
maagwand tegen het zoutzuur en de eiwitsplitsende peptase.
Aan de onder- en bovenkant wordt de maag afgesloten door een kringspier en
maagportier, zodat de zure voedselbrij niet naar de slokdarm gaat of door de
twaalfvingerige darm. Soms ontspant de maagportier en stroomt er een beetje van
de zure maaginhoud in het lumen van de twaalfvingerige darm. Hierin mondt de
gezamenlijke afvoerbuis van lever / galblaas en alvleesklier uit. Alvleessap bevat
onder andere HCO3- , waardoor de pH in de twaalfvingerige darm stijgt tot ongeveer
pH 8. Het alvleesap bevat ook: amylase, tryptase, lipase en nucleasen. Deze
enzymen breken grote koolhydraten, eiwitten, vetten of nucleïnezuren af. Ook is gal
bij de vertering belangrijk.
Je voltooit de vertering in de rest van de dunne darm. Hier geven darmsapklieren
veel enzymtypen af aan de darminhoud. Die verteren koolhydraten, polypeptiden of