1.1 Je begrijpt de vertaling van de orthopedagogische grondleggers in
het orthopedagogisch grondplan.
HET MICRONIVEAU
= de kern
= de kernopdracht = begeleiding en ondersteuning van de cliënt (voortdurend wederzijds
proces)
DE ORTHOPEDAGOGISCHE KERN -> JACOBUS KOK
Jacobus Kok: grondlegger orthopedagogische theorievorming
Drie instrumenten voor het begeleiden van een cliënt:
1. De relatie -> Je bent zelf het belangrijkste instrument. Jouw grondhouding heeft
een grote invloed op hoe de relatie begeleider – cliënt eruit zal zien.
2. Het klimaat
3. De situatie
1. DE RELATIE
= orthopedagogische kern
Kok: orthopedagoog presenteert zich op een bewuste manier in de relatie om
ontwikkelingskansen van een cliënt te vergroten.
Rekening houdend met eigen sterktes en zwaktes.
Dilemma: afstand of nabijheid in professionele begeleiding?
- Cachet1: professionele nabijheid
- Nieuwe Autoriteit: opvoedende relatie als stabiele relatie met een veilige
verbinding
De relatie is opgebouwd door:
- Het begeleidingsklimaat dat we scheppen
- Manier waarop concrete begeleidingssituaties worden gehanteerd
Maar omgekeerd ook: het klimaat en de aanpak worden gekleurd door de relatie
Metafoor van het zonnestelsel: de zon = de relatie met de cliënt
1
Organisatie door en voor jongeren met ervaring in jeugdhulpverlening (bv. zelf
opgegroeid in een jeugdgroep)
, 2. HET KLIMAAT
= manier waarop het dagelijkse ritme en de (niet-) materiële omgeving vorm krijgen.
De stijl
Sfeer
Fysieke omgeving
Regels en communicatie over regels zijn belangrijk:
- Regels zijn vaak een bron van conflict
- Voor begeleiders: nodige structuur bieden
- Voor cliënten: inperking/vorming van een straffend klimaat (indien overbodig veel
regels)
Kunnen leren en ontwikkelen verstoren
Goed begeleidingsklimaat: de cliënt voelt zich goed en kan ontwikkelen
Voortdurend creatief proces: klimaat moet aangepast zijn aan de specifieke
vraagstelling van de cliënt.
3. SITUATIE
= manier waarop begeleider situaties met de cliënt aanpakt/vorm geeft.
Ook afgestemd op de vraagstelling/noden van de cliënt.
PEDAGOGISCHE EN ORTHOPEDAGOGISCHE MIDDELEN
= middelen die op intentionele/specifieke manier worden ingezet om vorm te geven aan
het klimaat/de situatie.
(Bv. structureren, stimuleren, motiveren…)
DE PEDAGOGISCHE GRONDVORMEN OP BASIS VAN WIM TER HORST
= Domeinen van interactie en ontwikkeling, ontmoetingen waarin opvoeding bij uitstek
naar voren komt.
= Concrete interactiemomenten om aan relatieopbouw te doen
Door situaties te hanteren en door middelen een klimaat te scheppen
= Kunnen gebruikt worden om ‘kwaliteit van leven’ van de cliënt na te gaan: op welke
manier toegepast in het leven?
= Kunnen gebruikt worden om vaardigheden te ordenen van de cliënt (Bijvoorbeeld: de
kritische vraag van Ter Horst: Kan het kind zich redden met…?)
,Ter Horst:
- We moeten proberen mensen tot ontwikkeling te laten komen door in te grijpen in
het dagelijkse leven. -> De begeleider = ‘de specialist van het gewone leven’
Pas als dit niet volstaat: gespecialiseerde therapieën
Maar: therapieën halen niet uit, als het alledaagse nog niet in orde is.
Recente grondvormen die we hebben toegevoegd aan het grondplan:
‘Slapen, seksualiteit en mediawijsheid’
Totaal: 11 grondvormen
- Verzorgen
- Eropuit trekken
- Eten
- Werken/leren
- Aanraken
- Ontspannen/spelen
- Rituelen
- Spreken/ sociale omgang
- Slapen
- Seksualiteit
- Mediawijsheid
TRANSACTIONEEL PROCES
= transactioneel: complementair en circulair proces
Complementair : vraag en aanbod vult elkaar aan
Circulair: de 2 beïnvloeden elkaar (wederzijdse beïnvloeding)en het proces
gebeurt opnieuw
Het is een navolging van het model van Hellinckx
ORTHOPEDAGOGISCHE VRAAG
= vraag naar specifiek opvoeden/begeleiden
Optimale ontwikkelingskansen bieden (Kok)
Iedereen is in staat om (via gedrag) de juiste vraag tot specifiek of aangepast
begeleiden te stellen (Kok)
Kok ontwikkelde 6 vraagstellingstypes op basis van3 ontwikkelingsaspecten:
1. Cognitief (cognitieve ontwikkeling):
- Structureren: hulp bieden bij vat krijgen op/inzicht krijgen in omgeving
, - Variëren: versoepelen
2. Affectief (emotionele ontwikkeling):
- emotionele ruimte bieden: begeleider intensifieert de nabijheid en relationele
afstand door sensitief-responsief2 te zijn.
- relationele ruimte laten: begeleider doseert
3. Conatief (conatieve ontwikkeling3):
- Profileren: steunen in ontwikkeling van een eigen positie
- Harmoniëren: steunen bij het harmoniëren met anderen
Verschil pedagogische-orthopedagogische vraagstelling:
Orhto: het gaat om een bijzondere situatie/specifiek opvoeden (niet iets in het
gewone dagelijkse leven) -> doelbewuste, specifieke begeleiding
Orthopedagogiek = wetenschap van uitzonderingen
Diverse cliëntenpopulatie: niet enkel minderjarigen (ortho-agogische vraagstelling
bij meerderjarigen)
ORTHOPEDAGOGISCH AANBOD
= concreet voor het klimaat, de situatie en via pedagogische grondvormen
- Circulair, complementair proces: specifiek aanbod is aanleiding tot een
verandering in vraagstelling en omgekeerd
FACTOREN GERELATEERD AAN ORTHOPEDAGOGISCH VRAAG EN AANBOD
Dynamisch: cliënt en begeleider zijn constant in verandering
VOORGESCHIEDENIS
- Biomedische factoren: genetische aanleg, biologische beïnvloeding…
- Psychosociale factoren: psychologische ontwikkeling, sociale invloeden…
De belangstelling voor voorgeschiedenis komt van het visueel model van Hellinckx:
concreet opvoedingsgeschiedenis en genetische factoren vermeld
Ook Belsky: sociaal-contextueel procesmodel van opvoeding + model voor
opvoedingsgedrag van ouders
Opvoeding als tweerichtingsverkeer
Bronfenbrenner: ecologische benadering van ontwikkeling van het kind
IDENTITEITEN
= gebaseerd op intersectioneel denken/kruispuntdenken van Kimberlé Crenshaw en
Gloria Wekker
- Holistische4 en caleidoscopische5 invalshoek => inclusief denken
2
stijl van interactie waarbij iemand gevoelig en attent reageert op de signalen en
behoeften van een ander
3
ontwikkeling van motivatie, wilskracht, doelgericht gedrag en het vermogen om keuzes
te maken en actie te ondernemen om doelen te bereiken
4
mens gezien als een geheel waarin alle aspecten — zoals lichaam, geest, emoties,
relaties en omgeving — onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn