Les 1: Inleiding
1. Leerproblemen vs leerstoornissen
Omschrijving van een leerprobleem = problemen die personen ondervinden bij het leren
van cognitieve schoolse vaardigheden.
ADHD, dyspraxie, dysfasie, ... = geen leerprobleem/stoornis
Leren = afhankelijk van
- Omgeving (brede leeromgeving en enge leeromgeving)
- Individu (algemene mogelijkheden en beperkingen (invloed op diverse
leerdomeinen) en specifieke mogelijkheden en beperkingen (invloed op klein
aspect))
Secundaire leerproblemen en primaire leerproblemen = leerstoornissen
2. Criteria voor een leerstoornis
Combinatie van drie criteria:
1. Achterstandscriterium
2. Hardndekkigheidscriterium
3. Exclusiviteitscriterium
Achterstandscriterium
Er zijn duidelijke problemen bij het verwerven van een specifieke schoolse of cognitieve
vaardigheid.
- Beschrijvend (de schoolse vaardigheid)
o Ernstige achterstand bij de automatisering van specifieke
basisvaardigheden: lezen, spellen, rekenen
- Verklarend (de cognitieve vaardigheid)
o Er zijn problemen met de specifieke cognitieve vaardigheid die als
oorzaak wordt verondersteld.
▪ Fonologische vaardigheid bij dyslexie
▪ Hoeveelheidsrepresentatie bij dyscalculie
1
,Hardnekkigheidscriterium
Problemen blijven bestaan, ook ondanks adequate remediërende instructie en
oefening.
Response op instructie (RTI) modellen
- Vereist een adequate en systematische aanpak: van basisdidactiek over
differentiatie tot en met individuele leerhulp.
- Vereist meerdere betrouwbare metingen.
Wanneer is een probleem onvoldoende vooruitgegaan?
- Als er geen sprake is van een duidelijke inhaalbeweging
- Momenteel is er nog geen kwantitatief criterium
2
,Exclusiviteitscriterium
Andere oorzaken moeten uitgesloten worden
- Enge interpretatie (voorheen)
Als er andere problemen aanwezig zijn, is er geen sprake van een leerstoornis.
- Ruime interpretatie (voorkeur!)
Andere problemen mogen de vastgestelde hardnekkige achterstand niet volledig
verklaren.
Vaststellen van comorbiditeiten (Comorbiditeit: de aanwezigheid van een
aandoening naast een primaire, centraal staande ziekte of aandoening.)
Welke problemen?
- In de omgeving – in het individu
- Verstandelijke beperking?
Oorspronkelijke benadering: discrepantiecriterium (ev. In combinatie)
Potentieel > actueel succes/ onverwacht onderpresteren
Potentieel schoolsucces? / Onverwacht onderpresteren?
- Intelligentie
We denken dat het kind meer kan dan dat het laat zien
Verschil tussen z-scores van de school-vorderingentoets en de intelligentietest
3
, Regressie: verschil tussen de ‘voorspelde’ score op de schoolvorderingentoets (op
basis van IQ) en de reële score.
Kritiek op discrepantiecriterium
- Lage correlatie tussen SV*IQ (max .50 -> 25 % verklaarde variantie, lager
naarmate ouder)
- Correlatie wisselend of ongekend voor specifieke SV-testen
- IQ = statische maat t.o.v. leren = Dynamisch
- (Kritiek: als enkelvoudig criterium onvoldoende)
-> discrepantiecriterium werd verlaten/ wordt niet meer gebruikt.
4
1. Leerproblemen vs leerstoornissen
Omschrijving van een leerprobleem = problemen die personen ondervinden bij het leren
van cognitieve schoolse vaardigheden.
ADHD, dyspraxie, dysfasie, ... = geen leerprobleem/stoornis
Leren = afhankelijk van
- Omgeving (brede leeromgeving en enge leeromgeving)
- Individu (algemene mogelijkheden en beperkingen (invloed op diverse
leerdomeinen) en specifieke mogelijkheden en beperkingen (invloed op klein
aspect))
Secundaire leerproblemen en primaire leerproblemen = leerstoornissen
2. Criteria voor een leerstoornis
Combinatie van drie criteria:
1. Achterstandscriterium
2. Hardndekkigheidscriterium
3. Exclusiviteitscriterium
Achterstandscriterium
Er zijn duidelijke problemen bij het verwerven van een specifieke schoolse of cognitieve
vaardigheid.
- Beschrijvend (de schoolse vaardigheid)
o Ernstige achterstand bij de automatisering van specifieke
basisvaardigheden: lezen, spellen, rekenen
- Verklarend (de cognitieve vaardigheid)
o Er zijn problemen met de specifieke cognitieve vaardigheid die als
oorzaak wordt verondersteld.
▪ Fonologische vaardigheid bij dyslexie
▪ Hoeveelheidsrepresentatie bij dyscalculie
1
,Hardnekkigheidscriterium
Problemen blijven bestaan, ook ondanks adequate remediërende instructie en
oefening.
Response op instructie (RTI) modellen
- Vereist een adequate en systematische aanpak: van basisdidactiek over
differentiatie tot en met individuele leerhulp.
- Vereist meerdere betrouwbare metingen.
Wanneer is een probleem onvoldoende vooruitgegaan?
- Als er geen sprake is van een duidelijke inhaalbeweging
- Momenteel is er nog geen kwantitatief criterium
2
,Exclusiviteitscriterium
Andere oorzaken moeten uitgesloten worden
- Enge interpretatie (voorheen)
Als er andere problemen aanwezig zijn, is er geen sprake van een leerstoornis.
- Ruime interpretatie (voorkeur!)
Andere problemen mogen de vastgestelde hardnekkige achterstand niet volledig
verklaren.
Vaststellen van comorbiditeiten (Comorbiditeit: de aanwezigheid van een
aandoening naast een primaire, centraal staande ziekte of aandoening.)
Welke problemen?
- In de omgeving – in het individu
- Verstandelijke beperking?
Oorspronkelijke benadering: discrepantiecriterium (ev. In combinatie)
Potentieel > actueel succes/ onverwacht onderpresteren
Potentieel schoolsucces? / Onverwacht onderpresteren?
- Intelligentie
We denken dat het kind meer kan dan dat het laat zien
Verschil tussen z-scores van de school-vorderingentoets en de intelligentietest
3
, Regressie: verschil tussen de ‘voorspelde’ score op de schoolvorderingentoets (op
basis van IQ) en de reële score.
Kritiek op discrepantiecriterium
- Lage correlatie tussen SV*IQ (max .50 -> 25 % verklaarde variantie, lager
naarmate ouder)
- Correlatie wisselend of ongekend voor specifieke SV-testen
- IQ = statische maat t.o.v. leren = Dynamisch
- (Kritiek: als enkelvoudig criterium onvoldoende)
-> discrepantiecriterium werd verlaten/ wordt niet meer gebruikt.
4