SV – Arteriële bloeddruk
Bepalende factoren:
1. Hartdebiet
2. Perifere weerstand
Achtergrond:
Druk dat het bloed uitoefent op de vaatwanden = bloeddruk/tensie =
hydrostatische druk
Bloeddruk = hartdebiet x perifere weerstand
- Te hoog: beschadiging vaten
- Te laag: te weinig voedingsstoffen aan essentiële organen
Arteriële bloeddruk
o Hoge druk
Veneuze bloeddruk
o Lage druk
o Druk in vena cava
inferior/superior is gelijk aan de
druk in rechter atrium
o Grootste aantal bloed
Capillaire bloeddruk (kleine vaten verspreid)
o Overgang
o Grootste oppervlakte
o Lage druk
o Zuurstof wordt uit het bloed getrokken
Drukverloop: hoogste in de bloedvaten die het hart verlaat (aorta), hoe
verder van de bron hoe lager de druk
Hypertensie = langdurige abnormaal verhoogde bloeddruk
Bij gezonde mensen
Systolische druk = bovendruk < 120 mmHg
o Pieken, hart trekt samen
Diastolische druk = onderdruk < 80 mmHg
o Dalen, druk die heerst zonder contractie
Bloeddruk meten: arterie radialus dichtknijpen zacht loslaten
bloedvat open eerste slag = systole laatste slag = diastole
Bloeddruk varieert gedurende de dag: bij inspanning hoger
(25-30l/minuut)
, Instructies:
Hartdebiet/cardiac output/hartminuutvolume = hoeveelheid bloed dat
uitgepompt wordt door LV per tijdseenheid (minuut)
= frequentie (aantal slagen per minuut) x slagvolume (aantal volume dat
doorgepompt wordt per slag)
Bepaald door de
sinusknoop
Gemiddeld is het hartdebiet 6 liter bloed/minuut
Wanneer de factoren (hartfrequentie & slagvolume) veranderen heeft dit
invloed op de bloeddruk!
Hartfrequentie: afhankelijke factoren
Geslacht: vrouwen snellere hartslag
Autonome zenuwactiviteit: sympathische en parasympatische
Leeftijd: jonger snellere hartslag
Hormonen in de circulatie: adrenaline, thyroxine
Activiteit en lichaamsbeweging
Temperatuur: lage bloeddruk bij hoge temperatuur
Baroreceptorreflex: drukreceptor die info geeft aan hersenen als
druk te hoog of laag is
Emotionele toestand
Slagvolume: afhankelijke factoren
Preload = hoeveelheid bloed die in het ventrikel aanwezig is
vooraleer het hart samentrekt = vullingstoestand
= ventriculair eind diastolisch volume
o Afhankelijk van veneus aanbod (vena cava inferior/superior)
Positie lichaam (liggend makkelijkere bloedtoevoer)
Spierpomp: contracties knijpen rond venen
Respiratoire pomp bij inademen
Thorax is wijd open onderdruk, zuigt bloed
Diafragma daalt: duwt abdominaal bloed naar het
hart
o Hoe meer bloed aanwezig in ventrikel, hoe hoger het
slagvolume
Afterload = de druk waartegen het ventrikel moet uitpompen =
nabelasting = druk in de aorta
o Hoe groter de tegendruk, hoe meer moeite om ventrikel te
ledigen kleiner slagvolume
o Linker ventrikel druk uit aorta
Bepalende factoren:
1. Hartdebiet
2. Perifere weerstand
Achtergrond:
Druk dat het bloed uitoefent op de vaatwanden = bloeddruk/tensie =
hydrostatische druk
Bloeddruk = hartdebiet x perifere weerstand
- Te hoog: beschadiging vaten
- Te laag: te weinig voedingsstoffen aan essentiële organen
Arteriële bloeddruk
o Hoge druk
Veneuze bloeddruk
o Lage druk
o Druk in vena cava
inferior/superior is gelijk aan de
druk in rechter atrium
o Grootste aantal bloed
Capillaire bloeddruk (kleine vaten verspreid)
o Overgang
o Grootste oppervlakte
o Lage druk
o Zuurstof wordt uit het bloed getrokken
Drukverloop: hoogste in de bloedvaten die het hart verlaat (aorta), hoe
verder van de bron hoe lager de druk
Hypertensie = langdurige abnormaal verhoogde bloeddruk
Bij gezonde mensen
Systolische druk = bovendruk < 120 mmHg
o Pieken, hart trekt samen
Diastolische druk = onderdruk < 80 mmHg
o Dalen, druk die heerst zonder contractie
Bloeddruk meten: arterie radialus dichtknijpen zacht loslaten
bloedvat open eerste slag = systole laatste slag = diastole
Bloeddruk varieert gedurende de dag: bij inspanning hoger
(25-30l/minuut)
, Instructies:
Hartdebiet/cardiac output/hartminuutvolume = hoeveelheid bloed dat
uitgepompt wordt door LV per tijdseenheid (minuut)
= frequentie (aantal slagen per minuut) x slagvolume (aantal volume dat
doorgepompt wordt per slag)
Bepaald door de
sinusknoop
Gemiddeld is het hartdebiet 6 liter bloed/minuut
Wanneer de factoren (hartfrequentie & slagvolume) veranderen heeft dit
invloed op de bloeddruk!
Hartfrequentie: afhankelijke factoren
Geslacht: vrouwen snellere hartslag
Autonome zenuwactiviteit: sympathische en parasympatische
Leeftijd: jonger snellere hartslag
Hormonen in de circulatie: adrenaline, thyroxine
Activiteit en lichaamsbeweging
Temperatuur: lage bloeddruk bij hoge temperatuur
Baroreceptorreflex: drukreceptor die info geeft aan hersenen als
druk te hoog of laag is
Emotionele toestand
Slagvolume: afhankelijke factoren
Preload = hoeveelheid bloed die in het ventrikel aanwezig is
vooraleer het hart samentrekt = vullingstoestand
= ventriculair eind diastolisch volume
o Afhankelijk van veneus aanbod (vena cava inferior/superior)
Positie lichaam (liggend makkelijkere bloedtoevoer)
Spierpomp: contracties knijpen rond venen
Respiratoire pomp bij inademen
Thorax is wijd open onderdruk, zuigt bloed
Diafragma daalt: duwt abdominaal bloed naar het
hart
o Hoe meer bloed aanwezig in ventrikel, hoe hoger het
slagvolume
Afterload = de druk waartegen het ventrikel moet uitpompen =
nabelasting = druk in de aorta
o Hoe groter de tegendruk, hoe meer moeite om ventrikel te
ledigen kleiner slagvolume
o Linker ventrikel druk uit aorta