DEEL 2: Ondernemingsrecht
HOOFDSTUK 1: Vrijheid van ondernemen en algemene
verplichtingen van de onderneming
1 De onderneming
Art I.1 1° WER: definieert wie wel en wie geen onderneming is.
Een onderneming is elk van volgende organisaties:
Iedere natuurlijke persoon die zelfstandig en beroepsactiviteit
uitvoert
Iedere rechtspersoon
Iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid
Geen onderneming:
Iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen
winstuitkering als doel heeft en die ook in feite geen
uitkeringen verricht aan haar leden of aan personen die en
beslissende invloed uitoefenen op het beleid van de
organisatie
Iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die gaan goederen of
diensten aanbiedt op een markt
De Federale Staat, de Gewesten, De gemeenschappen, …
Het formele criterium “het uitoefenen van een economische activiteit”,
in het begrip onderneming, is doorslaggevend.
Onderneming zijn heeft gevolgen:
Bv. ruimer bewijsrecht, kans op faillissement, insolventierecht, …
+ De onderneming is beschermd tegen oneerlijke praktijken van
derden.
Bewijsmiddelen tegen ondernemingen zijn ook ruimer.
De geschillen worden behaneld in de ondernemingsrechtbank.
,2 De vije en intellectuele beroepen
Art. I.1.14° WER: definieert een vrij beroep.
= natuurlijke personen die op zelfstandige basis een economische
activiteit uitoefenen, ook ondernemers.
Er bestaat geen officiële opsomming van alle vrije beroepen.
Men gaat uit van een aantal gezamenlijke kenmerken:
Deontologische code
Wettelijke regeling voor toegang tot het beroep:
Diplomavereisten
Het volgen van een verplichte vorming
3 Statuut van de ondernemer
3.1 De toegang tot ondernemingsactiviteiten
3.1.1 De vrijheid van ondernemen
Art. II.3 WER: elke burger is vrij om enige economische activiteit naar
keuze uit te oefenen.
3.1.2 De juridische bevoegdheid
Handelingsbekwaamheid
= Het bekwaam zijn om zijn rechten en plichten zelf en zelfstandig uit te
oefenen.
Om ondernemingsactiviteiten te kunnen doen en dus om
commerciële verbintenissen te kunnen aangaan, moet men juridisch
bekwaam zijn.
Juridisch bekwaam = rechtsbekwaam + handelingsbekwaam
Elke meerderjarige burger is in principe volledig handelingsbekwaam.
Op deze regel bestaan er wel enkele uitzondering: Bv. voor
personen met en geestesstoornis.
Het huwelijk wijzigt de handelingsbekwaamheid van de echtgenoten niet.
Iedere echtgenoot heeft in principe het recht een beroep uit te
oefenen zonder de instemming van d andere echtgenoot.
,Onverenigbaarheden
= Bepaalde personen mogen geen ondernemingsactiviteiten doen.
Het betreft personen die in de samenleving bepaalde ambten
bekleden, functies of beroepen uitoefenen in het algemeen belang.
Het goed vervullen van die functie is nu eenmaal onverenigbaar
(tegenstrijdig) met activiteiten met een economisch doel.
Er kan sprake zijn van belangenvermenging.
Verbodsbepalingen
= Een rechter kan bij wijze van een sanctie bepaalde personen het verbod
opleggen om ondernemingsactiviteiten of bestuursfuncties uit te oefenen
in sommige vennootschappen.
3.2 De formele verplichtingen
Inschrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO)
Art. III.15 WER. – Art. III.18 WER.
Openen van een zakelijke betaalrekening
Bekendmaken van de huwelijksovereenkomst
Een boekhouding voeren
Art. III.82, §1 WER. – Art. III.95 WER.
Voldoen aan de vestigingswet (vestigingsgetuigschrift)
Vergunningen en toelatingen aanvragen
Een BTW-nummer aanvragen
Aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds (sociaal statuut)
Registreren in het UBO-register
Afsluiten van verzekeringen
,3.3 Enkele algemene verplichtingen van ondernemingen
Algemene verplichting van informatie, transparantie en niet-
discriminatie.
(Art. III.74 WER.)
Onderneming moet info over zichzelf verstrekken aan klanten en die
info op eenvoudige wijze ter beschikking stellen.
Afnemers mogen niet onderworpen worden aan discriminerende
vereisten op grond van nationaliteit of woonplaats.
(Art. III.81 WER.)
,HOOFDSTUK 3: De handelszaak
1 Het begrip
Handelszaak = een geheel van roerende en onroerende goederen, die
samengebracht worden met als doel een onderneming uit te baten.
Geheel van middelen die worden gebruikt om een bedrijf te
voeren en cliënteel aan te trekken en te behouden.
= onlichamelijk roerend goed dat onroerende goederen kan
bevatten.
2 Het huurcontract
2.2 Het huurcontract op basis van de handelshuurwet van 30 april 1951
2.2.1 Toepassingsgebied (Art. 1 en 2)
Handelshuurwet: de huur van onroerende goederen of gedeelten ervan
die gebruikt worden voor het drijven van een kleinhandel of voor het
bedrijf van een ambachtsman die rechtstreeks in contact staan met het
publiek.
Dit hetzij uitdrukkelijk of stilzwijgend van de ingebruikneming door
de huurder, hetzij krachtens een uitdrukkelijke overeenkomst tussen
partijen in de loop van de huurperiode door de huurder of door een
onderhuurder.
Kenmerkend: er is een rechtstreeks contact met het publiek in het
gehuurde goed.
2.2.2 Duurtijd en opzegging (Art. 3-5)
De handelshuurovereenkomst wordt in beginsel aangegaan voor een
periode van negen jaar.
Deze regel is van dwingend recht.
Wel kunnen partijen overeenkomen dat e huur langer (! Niet
korter) zal zijn dan 9 jaar.
Beëindigen:
Onderling akkoord => er kan ten alle tijd een einde gemaakt worden
een de overeenkomst.
, Dit akkoord moet wel vastgelegd worden in een authentieke
akte (bij de notaris) of bij een verklaring voor de rechter.
HOOFDSTUK 1: Vrijheid van ondernemen en algemene
verplichtingen van de onderneming
1 De onderneming
Art I.1 1° WER: definieert wie wel en wie geen onderneming is.
Een onderneming is elk van volgende organisaties:
Iedere natuurlijke persoon die zelfstandig en beroepsactiviteit
uitvoert
Iedere rechtspersoon
Iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid
Geen onderneming:
Iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen
winstuitkering als doel heeft en die ook in feite geen
uitkeringen verricht aan haar leden of aan personen die en
beslissende invloed uitoefenen op het beleid van de
organisatie
Iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die gaan goederen of
diensten aanbiedt op een markt
De Federale Staat, de Gewesten, De gemeenschappen, …
Het formele criterium “het uitoefenen van een economische activiteit”,
in het begrip onderneming, is doorslaggevend.
Onderneming zijn heeft gevolgen:
Bv. ruimer bewijsrecht, kans op faillissement, insolventierecht, …
+ De onderneming is beschermd tegen oneerlijke praktijken van
derden.
Bewijsmiddelen tegen ondernemingen zijn ook ruimer.
De geschillen worden behaneld in de ondernemingsrechtbank.
,2 De vije en intellectuele beroepen
Art. I.1.14° WER: definieert een vrij beroep.
= natuurlijke personen die op zelfstandige basis een economische
activiteit uitoefenen, ook ondernemers.
Er bestaat geen officiële opsomming van alle vrije beroepen.
Men gaat uit van een aantal gezamenlijke kenmerken:
Deontologische code
Wettelijke regeling voor toegang tot het beroep:
Diplomavereisten
Het volgen van een verplichte vorming
3 Statuut van de ondernemer
3.1 De toegang tot ondernemingsactiviteiten
3.1.1 De vrijheid van ondernemen
Art. II.3 WER: elke burger is vrij om enige economische activiteit naar
keuze uit te oefenen.
3.1.2 De juridische bevoegdheid
Handelingsbekwaamheid
= Het bekwaam zijn om zijn rechten en plichten zelf en zelfstandig uit te
oefenen.
Om ondernemingsactiviteiten te kunnen doen en dus om
commerciële verbintenissen te kunnen aangaan, moet men juridisch
bekwaam zijn.
Juridisch bekwaam = rechtsbekwaam + handelingsbekwaam
Elke meerderjarige burger is in principe volledig handelingsbekwaam.
Op deze regel bestaan er wel enkele uitzondering: Bv. voor
personen met en geestesstoornis.
Het huwelijk wijzigt de handelingsbekwaamheid van de echtgenoten niet.
Iedere echtgenoot heeft in principe het recht een beroep uit te
oefenen zonder de instemming van d andere echtgenoot.
,Onverenigbaarheden
= Bepaalde personen mogen geen ondernemingsactiviteiten doen.
Het betreft personen die in de samenleving bepaalde ambten
bekleden, functies of beroepen uitoefenen in het algemeen belang.
Het goed vervullen van die functie is nu eenmaal onverenigbaar
(tegenstrijdig) met activiteiten met een economisch doel.
Er kan sprake zijn van belangenvermenging.
Verbodsbepalingen
= Een rechter kan bij wijze van een sanctie bepaalde personen het verbod
opleggen om ondernemingsactiviteiten of bestuursfuncties uit te oefenen
in sommige vennootschappen.
3.2 De formele verplichtingen
Inschrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO)
Art. III.15 WER. – Art. III.18 WER.
Openen van een zakelijke betaalrekening
Bekendmaken van de huwelijksovereenkomst
Een boekhouding voeren
Art. III.82, §1 WER. – Art. III.95 WER.
Voldoen aan de vestigingswet (vestigingsgetuigschrift)
Vergunningen en toelatingen aanvragen
Een BTW-nummer aanvragen
Aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds (sociaal statuut)
Registreren in het UBO-register
Afsluiten van verzekeringen
,3.3 Enkele algemene verplichtingen van ondernemingen
Algemene verplichting van informatie, transparantie en niet-
discriminatie.
(Art. III.74 WER.)
Onderneming moet info over zichzelf verstrekken aan klanten en die
info op eenvoudige wijze ter beschikking stellen.
Afnemers mogen niet onderworpen worden aan discriminerende
vereisten op grond van nationaliteit of woonplaats.
(Art. III.81 WER.)
,HOOFDSTUK 3: De handelszaak
1 Het begrip
Handelszaak = een geheel van roerende en onroerende goederen, die
samengebracht worden met als doel een onderneming uit te baten.
Geheel van middelen die worden gebruikt om een bedrijf te
voeren en cliënteel aan te trekken en te behouden.
= onlichamelijk roerend goed dat onroerende goederen kan
bevatten.
2 Het huurcontract
2.2 Het huurcontract op basis van de handelshuurwet van 30 april 1951
2.2.1 Toepassingsgebied (Art. 1 en 2)
Handelshuurwet: de huur van onroerende goederen of gedeelten ervan
die gebruikt worden voor het drijven van een kleinhandel of voor het
bedrijf van een ambachtsman die rechtstreeks in contact staan met het
publiek.
Dit hetzij uitdrukkelijk of stilzwijgend van de ingebruikneming door
de huurder, hetzij krachtens een uitdrukkelijke overeenkomst tussen
partijen in de loop van de huurperiode door de huurder of door een
onderhuurder.
Kenmerkend: er is een rechtstreeks contact met het publiek in het
gehuurde goed.
2.2.2 Duurtijd en opzegging (Art. 3-5)
De handelshuurovereenkomst wordt in beginsel aangegaan voor een
periode van negen jaar.
Deze regel is van dwingend recht.
Wel kunnen partijen overeenkomen dat e huur langer (! Niet
korter) zal zijn dan 9 jaar.
Beëindigen:
Onderling akkoord => er kan ten alle tijd een einde gemaakt worden
een de overeenkomst.
, Dit akkoord moet wel vastgelegd worden in een authentieke
akte (bij de notaris) of bij een verklaring voor de rechter.