Week 1 blok 1
Moeilijke woorden:
• Podzolgrond: grond met specifieke mineralen, met allerlei horizonten.
• Leemgrond: grond uit klei, slip en zand
• Vaaggrond: bodem zonder duidelijke bodemontwikkeling
• Eerdgrond: bodem met een humusrijke bovengrond.
• Trofische niveaus: positie van organismen in een voedsel web.
• Veen: grondstof opgebouwd uit gemummificeerd plantaardig materiaal
• Humus: traag afbreekbaar deel van de organische stof in de bodem.
Ecosysteem: groep organismen die samenleven met biotische en abiotische factoren.
PP HC: Gebied met een bepaald milieu (abiotische factoren) met alle daarin levende
organismen (de levensgemeenschap).
Voorbeelden van ecosystemen: duinen, heide, loofbos, naaldbos, toendra, tropisch
regenwoud, woestijn, sloot, waddengebied
maar ook een omgevallen boom, een beekdal: het gaat om een functionele eenheid.
• Grenzen van levensgemeenschappen zijn vaak niet geheel vast te leggen; de omvang van een
levensgemeenschap kan sterk variëren.
• Terrestrisch ecosysteem: ecosysteem met aarde.
• Aquatisch ecosysteem: ecosysteem met water.
• Horizont: verschillende bodemlagen.
• Ecologie: wetenschap die onderzoekt hoe planten en dieren in verhouding staan tot elkaar
en hun omgeving.
• Habitat: een fysieke plek waar een beest plant wil voorkomen
• Niche: de plek die ene ecosysteem ineeemt (zie boek biology voor deze begrippen!!)
• Detritus: (dood organisch materiaal)
• De wortelzone is 15-25 cm onder het maaiveld
• Kleideeltjes (lutum) zijn de allerkleinste deeltjes.
,Probleemstelling: wat is de rol van bodem in een ecosysteem?
,Deelvragen:
1. Bodemtypen:
a. Podzolgrond
i. Hoe ze zijn Ontstaan
Podzolgronden zijn ontstaan op de dekzanden na de ijstijd.
ontstaan in Nederland op de zandgronden: ze hebben duidelijk
onderscheiden lagen door de eeuwenlange ongestoorde ontwikkeling van de
bodem. Er treedt nauwelijks menging op van de lagen door bodemleven.
ii. Hoe ze worden Gebruikt
Omdat de grond snel uitgeput is wordt het niet voor akkerbouw gebruikt
maar voor bosaanplant, heidevelden en natuurgebieden
iii. Wat de Eigenschappen zijn
De mogelijkheden voor akkerbouw zijn niet groot. De voedzame bovenlaag is
erg dun en de harde uitspoelings- en inspoelingslaag maken het voor planten
moeilijk om te wortelen. Podzolbodems zijn een van onze armste bodems.
iv. Wat is de samenstelling
A: dunne toplaag → de enige vruchtbaarheid van de bodem zit hier
E: mineraalarme uitspoelingslaag → deze laag is onvruchtbaar omdat
regenwater mineralen en organische stof wegspoelt. Deze laag laat water
goed door, door de ruimte tussen de zandkorrels.
B: Mineraalrijke inspoelingslaag → mineralen en organische stof die met het
grondwater weg werder gespoeld uit horizond E hopen zich hier op.
C: Zand → dekzand met grote korrelgrootte, deze laag is in de ijstijd
aangevoerd (vanuit de noordzee)
, b. Vaaggrond
i. Hoe ze zijn Ontstaan
vaaggronden zijn vaak jong en nog niet ontwikkelde bodems. Door tijd en
begroeiing kan de bodem zich ontwikkelen tot Podzolgrond.
ii. Hoe ze worden Gebruikt:
voor het kweken van bloembollen. Dit omdat de grond goed water afvoert
waardoor de bollen niet gaan rotten.
iii. Wat de Eigenschappen zijn
goed water doorlatend en onvruchtbaar.
iv. Wat is de samenstelling
geen of soms een dunne laag met verrijkingsmateriaal maar je komt snel bij
de zand laag. De grond heeft geen aparte bodemlagen.
c. Eerdgrond
i. Hoe ze zijn Ontstaan
Bij het omploegen en door mest ontstaat een Eerdgrond
ii. Hoe ze worden Gebruikt
Bij de akkerbouw
iii. Wat de Eigenschappen zijn
zeer vruchtbare grond
iv. Wat is de samenstelling
een dikke laag hummus met daaronder het uitgangsmateriaal.
d. Brikgrond
i. Hoe ze zijn Ontstaan