Pathologie
Hoofdstuk 1 basisbegrippen binnen de pathologie
1.1 definitie van gezondheid en ziekte
Wat is gezondheid?
- We zijn minder sociaal als men ons ziek voelt
Psychosomatische ziekte: Bv. prikkelbaardarmsyndroom, eetstoornissen of mensen met Parkinson (krijgen
eerst depressie)
Wat is pathologie?
- Pathologie
o = grieks; ‘leer van het lijden’
- Verstoring van de homeostase op celniveau, weefselniveau of hoger (wisselwerking)
- Pathologie= wetenschap betreffende de veranderingen van vormen en functies van het zieke
menselijke lichaam. Fysiologische verstoringen
1.2 belangrijke begrippen binnen de pathologie
Basisbegrippen van de ziekteleer
• Ziekte versus syndroom
- Een ziekte uit zich door bepaalde symptomen
o Bv. virale rhinitus uit zich door lopende neus
- Symptomen:
1
, o Objectief verschijnsel
o OF subjectieve klacht
Bv. darmkanker
➔ Objectief Verschijnsel= bloed in de stoelgang
➔ Subjectieve klacht= minder fitheid
- Een syndroom is een compilatie (samenkomst) van signalen en symptomen die karakteristiek zijn
voor een bepaalde aandoening of toestand. Groep van symptomen, men weet niet waarom & wat
o Bv. chronisch vermoeidheidssyndroom
o Bv. syndroom van down
Fysiopatholgie: Bv. B-cellen in pancreas maken geen insuline aan
Anatomopathologie: bv. scheur in de aorta
Epidemiologie: bv. mensen die kijken hoe de COVID zich ontwikkeld
2
,1.2.1 Epidemiologische factoren
Incidentie: het aantal nieuwe ziektegevallen in een bepaalde populatiegroep per jaar
- Bv. Incidentie op kanker stijgt: men heeft meer kans op kanker dan andere ziektes
Incidentie= Aantal nieuwe gevallen/ totale populatie
Prevalentie: het aantal personen die een bepaalde ziekte hebben in een bepaalde populatiegroep op een
bepaald tijdstip
- Hoeveel mensen hebben NU kankers?
- Hoe zwaar weegt het door op de maatschappij
Prevalentie= aantal gevallen/ totale populatie
1.2.2 Oorzaak van ziekte
Etiologie= oorzaken versus risicofactoren ( waarom krijgt iemand de ziekte)
Oorzaken
= predisponerende factoren (men weet echt wat de oorzaak is)
- Onderverdeling volgens endogene (vanbinnen) & exogene (vanbuiten) oorzaken
- Onderverdeling is enkel theoretisch, in praktijk is een ziekte meestal een combinatie van factoren
= multifactorieel
- Oorzaak van brandwonden is hand verbranden
3
, Iatrogene ziekten
= ziekte veroorzaakt door medisch onderzoek of behandeling (veroorzaakt door arts)
- Bv. arts die zenuw raakt tijdens operatie
- Bv. Softenon drama jaren ’60: vertraagde groei vd pijpbeenderen
Idiopathische ziekten
- Men kent de oorzaak niet
- Onwetendheid
Risicofactor of precipiterende factor
= uitlokkende factor (vergroot kans op krijgen van ziekte)
- Factor die het risico op het krijgen van een aandoening bij een bepaald individu vergroot
- Wijst een ‘hoog risico’ aan voor het ontwikkelen van een ziekte
- Mogelijkse voorbeelden: roken, hoge leeftijd, UV-blootstelling, geslacht, erfelijke factoren,
voedingstekorten
1.2.3 Mortaliteit en morbiditeit
Morbiditeit
= impact op het leven vd patient
- Het aantal personen in bepaalde populatiegroep per jaar die lijden aan de gevolgen van een
bepaalde ziekte
4
Hoofdstuk 1 basisbegrippen binnen de pathologie
1.1 definitie van gezondheid en ziekte
Wat is gezondheid?
- We zijn minder sociaal als men ons ziek voelt
Psychosomatische ziekte: Bv. prikkelbaardarmsyndroom, eetstoornissen of mensen met Parkinson (krijgen
eerst depressie)
Wat is pathologie?
- Pathologie
o = grieks; ‘leer van het lijden’
- Verstoring van de homeostase op celniveau, weefselniveau of hoger (wisselwerking)
- Pathologie= wetenschap betreffende de veranderingen van vormen en functies van het zieke
menselijke lichaam. Fysiologische verstoringen
1.2 belangrijke begrippen binnen de pathologie
Basisbegrippen van de ziekteleer
• Ziekte versus syndroom
- Een ziekte uit zich door bepaalde symptomen
o Bv. virale rhinitus uit zich door lopende neus
- Symptomen:
1
, o Objectief verschijnsel
o OF subjectieve klacht
Bv. darmkanker
➔ Objectief Verschijnsel= bloed in de stoelgang
➔ Subjectieve klacht= minder fitheid
- Een syndroom is een compilatie (samenkomst) van signalen en symptomen die karakteristiek zijn
voor een bepaalde aandoening of toestand. Groep van symptomen, men weet niet waarom & wat
o Bv. chronisch vermoeidheidssyndroom
o Bv. syndroom van down
Fysiopatholgie: Bv. B-cellen in pancreas maken geen insuline aan
Anatomopathologie: bv. scheur in de aorta
Epidemiologie: bv. mensen die kijken hoe de COVID zich ontwikkeld
2
,1.2.1 Epidemiologische factoren
Incidentie: het aantal nieuwe ziektegevallen in een bepaalde populatiegroep per jaar
- Bv. Incidentie op kanker stijgt: men heeft meer kans op kanker dan andere ziektes
Incidentie= Aantal nieuwe gevallen/ totale populatie
Prevalentie: het aantal personen die een bepaalde ziekte hebben in een bepaalde populatiegroep op een
bepaald tijdstip
- Hoeveel mensen hebben NU kankers?
- Hoe zwaar weegt het door op de maatschappij
Prevalentie= aantal gevallen/ totale populatie
1.2.2 Oorzaak van ziekte
Etiologie= oorzaken versus risicofactoren ( waarom krijgt iemand de ziekte)
Oorzaken
= predisponerende factoren (men weet echt wat de oorzaak is)
- Onderverdeling volgens endogene (vanbinnen) & exogene (vanbuiten) oorzaken
- Onderverdeling is enkel theoretisch, in praktijk is een ziekte meestal een combinatie van factoren
= multifactorieel
- Oorzaak van brandwonden is hand verbranden
3
, Iatrogene ziekten
= ziekte veroorzaakt door medisch onderzoek of behandeling (veroorzaakt door arts)
- Bv. arts die zenuw raakt tijdens operatie
- Bv. Softenon drama jaren ’60: vertraagde groei vd pijpbeenderen
Idiopathische ziekten
- Men kent de oorzaak niet
- Onwetendheid
Risicofactor of precipiterende factor
= uitlokkende factor (vergroot kans op krijgen van ziekte)
- Factor die het risico op het krijgen van een aandoening bij een bepaald individu vergroot
- Wijst een ‘hoog risico’ aan voor het ontwikkelen van een ziekte
- Mogelijkse voorbeelden: roken, hoge leeftijd, UV-blootstelling, geslacht, erfelijke factoren,
voedingstekorten
1.2.3 Mortaliteit en morbiditeit
Morbiditeit
= impact op het leven vd patient
- Het aantal personen in bepaalde populatiegroep per jaar die lijden aan de gevolgen van een
bepaalde ziekte
4