100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

volledige samenvatting evolutie en genetica

Rating
-
Sold
-
Pages
63
Uploaded on
25-11-2024
Written in
2022/2023

volledige samenvatting evolutie en genetica

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
November 25, 2024
Number of pages
63
Written in
2022/2023
Type
Summary

Subjects

Content preview

Alle tutorials evolutie & genetica samen
De lange weg van genen naar gedrag
8-6-2020 werkgroep 1
Leerdoelen
1. Wat is de basisinformatie?
2. Hoe representatief zijn genen voor je gedrag en hoe beïnvloeden genen het gedrag?
3. Hoe werkt het proces van genexpressie, van genotype naar fenotype?
4. Wat is een genotype en een fenotype?
5. Wat is epigenetica en hoe werkt het?
Nabespreking
Wat is de basisinformatie?
DNA → moleculen die verantwoordelijke zijn voor erfelijkheid
 fosfaatgroep, suikergroep (desoxyribose) en base
 bestaat uit twee stroken, die apart gehouden worden door paren
van 4 basen
o dubbele helix (double helix)
o adenine, thymine, guanine en cytosine
o ruggengraat van elke streng bestaat uit suiker- en
fosfaatmoleculen
 celdeling (cell division) → replicatie van DNA vindt plaats
o DNA ritst open en wikkelt af
o elke streng trekt de juiste basen aan om zijn
complement te construeren
o directe synthese van eiwitten
o codeert voor de verschillende sequenties van
de 20 aminozuren
 genetische code bestaat uit verschillende sequenties
van drie basen (codons)
o 64 mogelijke tripletcodons, maar slechts 20
aminozuren
 = redundantie (redundancy)
 meerdere codons kunnen coderen
voor hetzelfde aminozuur
o het genoom bestaat uit drie miljard
basenparen
 ongeveer 1/3e van de proteïne-coderende genen
komt alleen tot expressie in de hersenen, is
waarschijnlijk het belangrijkste voor gedrag
 variaties in het genoom kunnen ziekten en aandoeningen veroorzaken
 alternatieve splicing (alternative splicing) → mRNA wordt gesplitst om verschillende
transcripties en verschillende eiwitten te creëren
o verstoringen kunnen leiden tot een breed scala aan ziekten bij de mens
o mogelijkheid om genoom van pasgeborenen te screenen op genetische
problemen → voorspel genetisch risico
 genen coderen voor eiwitten → eiwitten bouwen het skelet, de spieren, het
endocriene systeem, het immuunsysteem en het zenuwstelsel op

,  genotype (genotype): onderdeel van de
genetische samenstelling van de cel, bepaalt
één specifiek kenmerk
 fenotype (phenotype): waarneembaar
kernmerk dat wordt bepaald door genotype
 diploïde cel (diploid cells): twee sets
chromosomen
 haploïde cel (haploid cells): slechts een set chromosomen, zoals sperma en eieren
 gen (gene): locus of DNA-gebied dat bestaat uit nucleotiden en de moleculaire
eenheid van erfelijkheid is
o 3’ kant – OH-groep suiker
o 5’ kant – fosfaatgroep

Centrale dogma van moleculaire genetica → de
boodschap van het DNA wordt in twee basisstappen
gedecodeerd
1. transcriptie (transcription): van DNA naar
RNA
a. door RNA-polymerase
b. dubbele helix wordt gekopieerd naar
mRNA
i. twee strengen worden
gesplitst door een enzym
ii. vervolgens getranscribeerd in
RNA
iii. splicing → het uitsnijden van
de introns
c. mRNA → enkelstrengs, uracil in
plaats van thymine
d. mRNA verlaat kern en komt het
cellichaam binnen
e. mRNA verbindt met ribosomen die het eiwit bouwen
2. translatie (translation): vertaling van RNA in aminozuren en vervolgens eiwitten
a. transfer-RNA, tRNA, brengt aminozuren over naar de ribosomen
b. koppel met het mRNA in een volgorde die wordt bepaald door de
basensequentie van het mRNA
c. brengt het aangehechte aminozuur over dat vervolgens wordt gebonden aan
de groeiende keten aminozuren
d. eiwitten bestaan uit 100 tot 1000 aminozuren
e. posttranslationele veranderingen (posttranslational changes) → eiwitten
veranderen van vorm
i. niet gecontroleerd door de genetische code
ii. DNA dat wordt vertaald is slechts 2% van het genoom
iii. proces gaat slechts in die ene richting

,Chromosomen (chromosomes): twee genen die dicht op hetzelfde chromosoom zitten,
hebben koppelingen, niet onafhankelijk
 koppelingen tussen DNA-markers zijn geïdentificeerd en gebruikt om een kaart van
het genoom te produceren
 in kaart gebrachte DNA-markers identificeren van koppelingen met aandoeningen en
dimensie
 23 paar chromosomen bij mensen
o varieert sterk van soort tot soort
 geslachtschromosomen X en Y
o vrouwtjes XX
o mannen XY
 alle andere chromosomen zijn autosomen (autosomes)
 banden (bands) → patroon wanneer chromosomen wordt gekleurd met en bepaalde
chemische stof
o gebruikt om chromosoom te identificeren
 centromeer (centromere) → gebied van het chromosoom zonder genen
o waar chromosoom is gehecht aan zijn nieuwe kopie, wanneer cellen
reproduceren
o korte arm boven = p
o lange arm onder = q
 intron → niet-coderende sequenties die in het gen zijn ingevoegd
 extron → stukken codon die worden vertaald in het eiwit
 fouten bij kopiëren van chromosomen tijdens celdeling beïnvloeden het gedrag
 mitose (mitosis) → celdeling die optreedt in somatische cellen, waarbij een cel
zichzelf en zijn DNA dupliceert
o niet betrokken bij de productie van gameten
 meiose (meiosis) → celdeling die optreedt tijdens de vorming van gameten en
resulteert in een halvering van het aantal chromosomen, zodat elke gameet slechts
één lid van elke chromosoompaar bevat
o sperma en eieren

Niet-coderend DNA (non-coding DNA)
 transponeerbare elementen (transposable elements) → meerdere bijna identieke
kopieën van bepaalde basensequenties, kunnen zichzelf naar verschillende delen
van het genoom kopiëren naarmate de evolutie vordert
 herhalingen met eenvoudige sequentie (simple-sequence repeats) → kortere
sequenties die intern repetitief zijn
o korte sequenties worden ook microsatellieten genoemd
 aanwezigheid van repetitief DNA verbetert de evolueerbaarheid van het genoom
Problemen met chromosomen
 ongelijke splitsing tijdens meiose → geen functie (nondisjunction)
o downsyndroom – chromosoom 21
 andere chromosomale problemen
o duplicatie (duplication)
o translocatie (translocation)
 ongeveer 1 op de 250 baby’s heeft een duidelijke chromosomale afwijking

,  alleen degenen met de minst ernstige overleven tot de geboorte
 bijna alle belangrijke chromosomale afwijkingen beïnvloeden cognitieve vaardigheid
→ vaak mentale retardatie
 het missen van een geheel chromosoom is dodelijk
o behalve X en Y
 het hebben van een extra chromosoom is dodelijk
o behalve de kleinste chromosomen en de X
o bij vrouwen is een van de X’s gedeactiveerd
o bij een extra X is deze ook gedeactiveerd




DNA-replicatie in zeven stappen

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
pleunreijnders Universiteit Utrecht
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
48
Member since
1 year
Number of followers
0
Documents
46
Last sold
5 days ago

4.7

3 reviews

5
2
4
1
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions