Oefenvragen
Task 1
a) anterior DLPFC
b) right posterior cortical visual area
c) posterior VLPFC
Task 3
a) een snelle verhoging in calciumion-concentratie in het postsynaptische cel (dendriet)
zorgt voor LTP; versterking van synaptische verbinden tussen twee neuronen
a. rol baseline = een zwakke presynaptische axon stimulus zorgt voor een kleine
postsynaptische depolarisatie, deze basislijn is 100% gemarkeerd
b. rode pijl = toepassen van tetanus stimulus, zorgt voor depolarisatie en een
influx van calcium
c. in drie punten:
i. voor een zwakke input, krijg je een sterkere output
ii. helling van de EPSP verhoogt na tetanus stimulus
iii. activiteit keert weer langzaam terug naar de baseline
b) de EPSP helling geeft een indicatie van de sterkte van de reactie van de neuron op
de tetanus prikkel, des de steiler de helling, des de sterker de reactie van de neuron,
de EPSP wordt groter bij LTP
a. de mate van verandering in de tijd van het stijgende deel van de EPSP curve
b. sterkere depolarisatie = grotere EPSP amplitude = steilere EPSP helling
c) Je kan zien dat het vroege LTP is, aangezien de activiteit weer terugkeert naar de
baseline en niet voort blijft zetten, zoals dit bij late LTP is. Het LTP paradigma moet
herhaaldelijke co-activatie, dus meerdere tetanus prikkels toepassen, om late LTP te
krijgen.
Task 3
- Late
- Do
- Early
- Transcription
- RNA
- Translation
- RNA
- Proteins
- Proteins
- Transcription
- Late
- Permanent
- Late
Task 4
Error reduction gaat nu langzamer, aangezien het gewicht van de cue’s nu wordt verdeeld en
Task 1
a) anterior DLPFC
b) right posterior cortical visual area
c) posterior VLPFC
Task 3
a) een snelle verhoging in calciumion-concentratie in het postsynaptische cel (dendriet)
zorgt voor LTP; versterking van synaptische verbinden tussen twee neuronen
a. rol baseline = een zwakke presynaptische axon stimulus zorgt voor een kleine
postsynaptische depolarisatie, deze basislijn is 100% gemarkeerd
b. rode pijl = toepassen van tetanus stimulus, zorgt voor depolarisatie en een
influx van calcium
c. in drie punten:
i. voor een zwakke input, krijg je een sterkere output
ii. helling van de EPSP verhoogt na tetanus stimulus
iii. activiteit keert weer langzaam terug naar de baseline
b) de EPSP helling geeft een indicatie van de sterkte van de reactie van de neuron op
de tetanus prikkel, des de steiler de helling, des de sterker de reactie van de neuron,
de EPSP wordt groter bij LTP
a. de mate van verandering in de tijd van het stijgende deel van de EPSP curve
b. sterkere depolarisatie = grotere EPSP amplitude = steilere EPSP helling
c) Je kan zien dat het vroege LTP is, aangezien de activiteit weer terugkeert naar de
baseline en niet voort blijft zetten, zoals dit bij late LTP is. Het LTP paradigma moet
herhaaldelijke co-activatie, dus meerdere tetanus prikkels toepassen, om late LTP te
krijgen.
Task 3
- Late
- Do
- Early
- Transcription
- RNA
- Translation
- RNA
- Proteins
- Proteins
- Transcription
- Late
- Permanent
- Late
Task 4
Error reduction gaat nu langzamer, aangezien het gewicht van de cue’s nu wordt verdeeld en