2.1
Het bbp
Het bruto binnenlands product = de totale toegevoegde waarde
van alle in een land geproduceerde goederen en diensten gedurende
een bepaalde periode.
Toegevoegde waarde = omzet – leveringen van derden
Produceren gebeurt met de hulp van productiefactoren:
kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap (kano).
De beloning voor de inzet van de productiefactoren zijn de primaire
inkomens:
loon, rente, huur, pacht en winst
Naast de beloning voor de productiefactoren moet er ook rekening
worden gehouden met de slijtage van de kapitaalgoederen
(machines etc.). Een onderneming houdt hier rekening mee via
afschrijvingen.
Je kan de toegevoegde waarde dus ook berekenen door:
Toegevoegde waarde = Som van de beloning voor de
productiefactoren (primaire inkomens) – afschrijvingen
Bepalen van het bbp
Manier 1: objectieve methode
Optellen van de toegevoegde waarde van de bedrijven en de
overheid (ambtenarensalarissen)
Productie met inzet van productiefactoren (kano)
Manier 2: subjectieve methode
Optellen van de beloning voor de productiefactoren (primaire
inkomens) en afschrijvingen (slijtage van kapitaalgoederen.
, Het bbp is een zeer beperkte maatstaf voor welvaart. Om tot een
betere maatstaf te komen, moet je in ieder geval rekening houden
met:
1.Het onderscheid tussen nominaal en reëel bbp
het nominaal bbp houdt geen rekening met de inflatie en
bevolkingsomvang
inflatie
door inflatie stijgt het nominale bbp terwijl er niet meer wordt
geproduceerd, je kan daarom beter kijken naar het reële bbp
bevolkingsomvang
het nominale bbp van grote landen is al snel groter dan dat van
kleine landen
je kan beter rekening houden met het bbp per hoofd van de
bevolking (2.) die houdt geen rekening met het aantal uren
dat gewerkt moet worden
reële verandering van het bbp = de nominale
verandering van het bbp – de inflatie
Negatieve en positieve externe effecten (3.)
Negatieve externe effecten = negatieve gevolgen van productie
of consumptie voor de welvaart van anderen zonder dat de
producent of consument daarvoor een vergoeding betaalt. (bijv.
vleesindustrie)
- het internaliseren van het negatieve externe effect = de
producent of consument moet betalen voor negatieve gevolgen
(bijv. boetes en belastingen)
Positieve externe effecten = positieve gevolgen van productie of
consumptie voor de welvaart van anderen zonder dat anderen
hiervoor een vergoeding betalen. (bijv. zonnepanelen)
4.Het bestaan van een informele sector (zwart werken)